ONTWERPRESOLUTIE over het te koop aanbieden van het EU-burgerschap
13.1.2014 - (2013/2995(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement
Manfred Weber, Véronique Mathieu Houillon, Wim van de Camp, Marco Scurria, Salvatore Iacolino namens de PPE-Fractie
Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0015/2014
B7‑0029/2014
Resolutie van het Europees Parlement over het te koop aanbieden van het EU-burgerschap
Het Europees Parlement,
– gezien de artikelen 4, 5, 9 en 10 van het Verdrag betreffende de Europese Unie,
– gezien artikel 20 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat elke lidstaat geacht wordt zich verantwoordelijk te gedragen en de gemeenschappelijke waarden en verworvenheden van de Unie te beschermen, en dat deze waarden en verworvenheden van onschatbare waarde en niet in geld uit te drukken zijn;
B. overwegende dat bepaalde lidstaten regelingen hebben ingevoerd die direct of indirect neerkomen op de verkoop van het EU-burgerschap aan burgers van derde landen;
C. overwegende dat steeds meer lidstaten tijdelijke of permanente verblijfsvergunningen afgeven aan burgers van derde landen die in de betrokken lidstaat investeren;
D. overwegende dat in sommige lidstaten een permanente verblijfsstatus met toegang tot het gehele Schengengebied kan worden verkregen; overwegende dat in bepaalde lidstaten voorbereidingen gaande zijn voor de feitelijke verkoop van het staatsburgerschap;
E. overwegende dat deze investeringsprogramma's in bepaalde gevallen negatieve neveneffecten kunnen hebben, zoals verstoring van de woningmarkt;
F. overwegende dat in het bijzonder de Maltese regering bezig is met een regeling voor rechtstreekse verkoop van het Maltese staatsburgerschap, waarmee ook het EU-burgerschap zonder enige voorwaarde wat betreft verblijfsstatus gewoonweg te koop wordt aangeboden;
G. overwegende dat een dergelijke rechtstreekse verkoop van het EU-burgerschap een ondermijning betekent van het wederzijds vertrouwen waarop de Unie berust;
H. overwegende dat EU-burgers in het bijzonder binnen de EU vrij kunnen reizen en zich vrij kunnen vestigen, met name in het Schengengebied; dat zij actief en passief kiesrecht hebben bij gemeenteraadsverkiezingen en Europese verkiezingen, ongeacht het EU-land waar zij woonachtig zijn, en zulks onder dezelfde voorwaarden als de burgers van dat land; dat zij recht hebben op bijstand van ambassades en consulaten van andere EU-landen als zij zich in een land buiten de EU bevinden waar hun eigen land geen diplomatieke vertegenwoordiging heeft, en zulks onder dezelfde voorwaarden als voor de burgers van het betrokken EU-land gelden;
I. overwegende dat de EU gestoeld is op wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten, dat door de jaren heen stap voor stap is opgebouwd door de inzet en bereidwilligheid van de lidstaten en van de Unie als geheel;
J. overwegende dat er bezorgdheid naar voren is gebracht over misbruik van dit soort investeringsprogramma's door criminelen, bijvoorbeeld voor witwaspraktijken;
K. overwegende dat er voorts vrees bestaat voor mogelijke discriminatie, aangezien alleen de allerrijkste burgers van derde landen de prijs van het Maltese staatsburgerschap kunnen opbrengen;
L. overwegende dat het niet duidelijk is of de Maltezers wel baat bij dit nieuwe beleid zullen hebben, aangezien investeerders uit het buitenland geen belasting hoeven te betalen; wijst erop dat het staatsburgerschap niet alleen rechten maar ook verantwoordelijkheden inhoudt;
M. overwegende dat het EU-burgerschap een van de voornaamste verworvenheden van de EU vormt en dat verblijfsrecht en burgerschap onderwerpen zijn die volgens de EU-verdragen onder de exclusieve bevoegdheid van de lidstaten vallen;
1. vreest dat deze manier om het Maltese staatsburgerschap te verwerven het wezen van het Europese burgerschap ondermijnt;
2. dringt er bij de lidstaten op aan dat ze hun verantwoordelijkheid voor de bescherming van de waarden en doelstellingen van de Unie erkennen en nakomen;
3. verzoekt de Commissie als hoedster van de Verdragen een duidelijke uitspraak te doen over de vraag of deze regelingen verenigbaar zijn met de letter en de geest van de Verdragen en de Schengengrenscode, alsook met de antidiscriminatiewetgeving van de EU;
4. wijst er andermaal op dat in artikel 4, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie het "beginsel van loyale samenwerking" tussen de Unie en de lidstaten verankerd is, op grond waarvan ze elkaar respecteren en elkaar steunen bij de vervulling van de taken die uit de Verdragen voortvloeien;
5. geeft uiting aan zijn bezorgdheid over de gevolgen van sommige regelingen inzake investeerders en burgerschap die onlangs door een aantal lidstaten van de EU zijn ingevoerd;
6. erkent dat verblijfsrecht en burgerschap onderwerpen zijn die onder de bevoegdheid van de lidstaten vallen; verzoekt de lidstaten niettemin voorzichtigheid te betrachten bij de uitoefening van hun bevoegdheden op dit vlak en rekening te houden met mogelijke neveneffecten;
7. wijst erop dat EU-burgers een belang in de Unie horen te hebben en dat het EU-burgerschap afhankelijk is van banden met Europa en de EU-lidstaten of van persoonlijke banden met EU-burgers; stelt dat het EU-burgerschap nooit handelswaar mag worden;
8. onderstreept dat de aan het EU-burgerschap verbonden rechten gebaseerd zijn op de menselijke waardigheid en tegen geen enkele prijs mogen worden gekocht of verkocht;
9. benadrukt dat de beschikbaarheid van fondsen niet het hoofdcriterium mag zijn voor verlening van het EU-burgerschap aan burgers van derde landen; verzoekt de lidstaten rekening te houden met de vrees voor fraudegerelateerde criminaliteit zoals witwaspraktijken;
10. merkt op dat aanhoudende concurrentie om aantrekkelijker investeringsvoorwaarden of financiële middelen kan leiden tot een verlaging van de normen en vereisten voor het verkrijgen van een verblijfsvergunning in het Schengengebied en het EU-burgerschap;
11. verzoekt de Commissie de diverse regelingen voor het staatsburgerschap te beoordelen in het licht van de Europese waarden en te toetsen aan de letter en de geest van de wetgeving en de praktijk van de EU, en aanbevelingen te doen om te voorkomen dat dergelijke regelingen het vertrouwen ondergraven waarop de EU berust;
12. verzoekt Malta zijn huidige regeling voor het staatsburgerschap in overeenstemming te brengen met de strekking van de waarden van de EU;
13. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en parlementen van de lidstaten.