Ontwerpresolutie - B7-0148/2014Ontwerpresolutie
B7-0148/2014

ONTWERPRESOLUTIE over de situatie in Egypte

4.2.2014 - (2014/2532(RSP))

naar aanleiding van een verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement

Fiorello Provera, Lorenzo Fontana, Mara Bizzotto, Rolandas Paksas, Juozas Imbrasas, Jaroslav Paška, Nikolaos Salavrakos, Jacek Włosowicz, Tadeusz Cymański namens de EFD-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0145/2014

Procedure : 2014/2532(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B7-0148/2014
Ingediende teksten :
B7-0148/2014
Debatten :
Aangenomen teksten :

B7‑0148/2014

Resolutie van het Europees Parlement over de situatie in Egypte

(2014/2532(RSP))

Het Europees Parlement,

–       gezien zijn eerdere resoluties over Egypte,

–       gezien de Universele Verklaring van de rechten van de mens van 1948,

–       gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 1966, waarbij Egypte partij is,

–       gezien de grondwettelijke verklaring van Egypte van 8 juli 2013, waarin een stappenplan voor een grondwetsherziening en nieuwe verkiezingen worden voorgesteld,

–       gezien de verklaringen over Egypte van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van 11, 19 en 24 januari 2014,

–       gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

A.     overwegende dat een Egyptische rechtbank de Moslimbroederschap in september 2013 heeft verboden, terwijl de door het leger gesteunde interim-regering de beweging tot terroristische groepering heeft bestempeld na de bomaanslag in Mansoura in december 2013;

B.     overwegende dat op 24 januari 2014 bij vier bomontploffingen ten minste zes mensen in en nabij Caïro om het leven zijn gekomen en overwegende dat de terroristische groepering Ansar Bayt al-Maqdis de verantwoordelijkheid voor deze aanslag heeft opgeëist; overwegende dat dezelfde terroristische groepering de verantwoordelijkheid heeft opgeëist voor het uit de lucht schieten van een militaire helikopter op het schiereiland van de Sinaï op 25 januari 2014, waarbij vijf personen om het leven kwamen;

C.     overwegende dat de opkomst bij het referendum over de nieuwe grondwet van Egypte op 14 januari 2014 38 % was, waarbij 98 % van de kiezers voor de nieuwe grondwet stemde; overwegende dat bij botsingen die zich gedurende de stembusgang voordeden ten minste 10 doden en 29 gewonden vielen;

D.     overwegende dat tijdens de feestelijkheden rondom de derde verjaardag van de revolutie van 25 januari 2011 ten minste 49 doden en 247 gewonden vielen, terwijl 1 000 mensen werden gearresteerd;

E.     overwegende dat de Egyptische veiligheidstroepen op 31 januari 2014, in antwoord op terroristische aanslagen, 13 door Al-Qaida geïnspireerde strijders hebben gedood op het schiereiland van de Sinaï en overwegende dat bij een aanslag op een bus in de Sinaï op 26 januari 2014 vier soldaten om het leven kwamen, terwijl negen anderen gewond raakten;

F.     overwegende dat generaal Mohamed Saeed, hoofd van het technisch bureau van het ministerie van Binnenlandse Zaken op 28 januari 2014 door schutters voor zijn huis in Caïro werd gedood;

G.     overwegende dat interim-president Adly Mansour de openbaar aanklager heeft verzocht de gevallen van gedetineerden, met name van gedetineerde studenten, tegen het licht te houden, en degenen van wie bewezen is dat zij geen misdrijf hebben gepleegd vrij te laten;

H.     overwegende dat Egyptische koptische christenen het doelwit zijn geweest van talrijke aanslagen waarbij meer dan honderd kerken, huizen en bedrijven zijn aangevallen, en overwegende dat de daders vaak niet strafrechtelijk worden vervolgd;

I.      overwegende dat interim-president Mansour op 23 januari 2014 een decreet heeft uitgevaardigd waarin wordt bepaald dat de Hoge Kiescommissie de procedures moet starten voor presidentsverkiezingen binnen 30 tot 90 dagen na ratificatie van de grondwet, en overwegende dat de presidentsverkiezingen naar verwachting voor het einde van april en de parlementsverkiezingen voor het einde van juli zullen plaatsvinden;

1.      veroordeelt krachtig alle terroristische en gewelddadige aanslagen die in Egypte hebben plaatsgevonden en die aan tientallen burgers het leven hebben gekost;

2.      veroordeelt de gewelddadige schermutselingen die zich tijdens het referendum over de nieuwe grondwet van Egypte en de daarop volgende dagen hebben voorgedaan, en herhaalt dat politieke eisen binnen een wettelijk kader moeten worden nagestreefd;

3.      dringt aan op onmiddellijk, onafhankelijk en onpartijdig onderzoek naar de dood van burgers, op openbaarmaking van de bevindingen en op strafrechtelijke vervolging van degenen die verantwoordelijk zijn overeenkomstig de internationale mensenrechtennormen;

4.      erkent de hoge opkomst bij het referendum over de ontwerpgrondwet en betuigt zijn steun aan de autoriteiten die het kiesproces hebben helpen organiseren;

5.      is ingenomen met het feit dat in de grondwet fundamentele rechten en vrijheden zijn verankerd, met inbegrip van de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van vergadering en vrouwenrechten, alsook met het feit dat wetgeving in overeenstemming moet zijn met de nieuwe grondwet en dat de bepalingen ervan volledig en snel ten uitvoer zullen worden gelegd;

6.      onderschrijft het constitutionele stappenplan en dringt er bij de Egyptische autoriteiten op aan de vrijheid van meningsuiting, vergadering en vereniging zowel voor als na de komende verkiezingsperiode te eerbiedigen;

7.      is verheugd over de vrijlating van 13 journalisten en werknemers die ervan werden beschuldigd valse berichten te verspreiden teneinde geweld tegen de politie en het leger uit te lokken;

8.      dringt er bij de Egyptische autoriteiten op aan de gevallen van gearresteerde betogers te herzien en degenen die geen misdrijven of bij wet verboden handelingen hebben begaan, vrij te laten;

9.      dringt er bij de autoriteiten op aan de beginselen inzake mensenrechten, democratisering en vrijheid van godsdienst te onderschrijven en de koptische christelijke minderheid en andere kwetsbare bevolkingsgroepen zoals de Baha´is en de sjiitische moslims te beschermen;

10.    steunt Egypte op zijn weg naar democratie en zijn doel om stabiliteit te verwezenlijken, zowel binnen de landsgrenzen als ten aanzien van zijn buurlanden, met name de staat Israël;

11.    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regeringen en parlementen van de lidstaten, en de regering van de Arabische Republiek Egypte.