Ontwerpresolutie - B7-0152/2014Ontwerpresolutie
B7-0152/2014

ONTWERPRESOLUTIE over de top EU-Rusland

4.2.2014 - (2014/2533(RSP))

naar aanleiding van de verklaringen van de Raad en de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement

Libor Rouček, Ana Gomes, Justas Vincas Paleckis, Boris Zala, Liisa Jaakonsaari, Pino Arlacchi, Tonino Picula, Michael Cashman namens de S&D-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0150/2014

Procedure : 2014/2533(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B7-0152/2014
Ingediende teksten :
B7-0152/2014
Aangenomen teksten :

B7‑0152/2014

Resolutie van het Europees Parlement over de top EU-Rusland

(2014/2533(RSP))

Het Europees Parlement,

–       gezien zijn eerdere resoluties over Rusland,

–       gezien de bestaande partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst waarmee een partnerschap tot stand is gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Russische Federatie, anderzijds, en gezien de lopende onderhandelingen over een nieuwe overeenkomst tussen de EU en Rusland,

–       gezien het "partnerschap voor modernisering" waartoe in 2010 het startsein werd gegeven in Rostov aan de Don, en de toezegging van de Russische leiders dat zij zich sterk willen maken voor de rechtsstaat als fundament voor de modernisering van Rusland,

–       gezien de doelstelling die de EU en Rusland delen, als omschreven in de gemeenschappelijke verklaring die was afgelegd na de elfde topontmoeting EU-Rusland in Sint Petersburg op 31 mei 2003, namelijk de invoering van een gemeenschappelijke economische ruimte, een gemeenschappelijke ruimte van vrijheid, veiligheid en gerechtigheid, een gemeenschappelijke ruimte van samenwerking op het gebied van externe veiligheid en een gemeenschappelijke ruimte van onderzoek en onderwijs, met inbegrip van culturele aspecten (de "vier gemeenschappelijke ruimtes"),

–       gezien het mensenrechtenoverleg tussen de EU en Rusland van 28 november 2013,

–       gezien de top van het Oostelijk Partnerschap van 28 en 29 november 2013;

–       gezien de top EU-Rusland van 28 januari 2013,

–      gezien de verklaring van de voorzitter van de Europese Commissie, José Manuel Durão Barroso, en de opmerkingen van de voorzitter van de Europese Raad, Herman Van Rompuy, na de top EU-Rusland van 28 januari 2014,

–       gezien de gezamenlijke verklaring van de EU en Rusland van 28 januari 2014 over de bestrijding van het terrorisme,

–       gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

A.     overwegende dat de EU ernaar blijft streven haar betrekkingen met Rusland verder uit te diepen, wat blijkt uit haar toezegging om zich in te zetten voor de onderhandeling van een nieuwe kaderovereenkomst voor de verdere intensivering van de betrekkingen tussen de EU en Rusland, en overwegende dat de EU en Rusland diepgaande en omvangrijke betrekkingen tot stand hebben gebracht, met name in de energie-, de economische en de zakelijke sector;

B.     overwegende dat er bezorgdheid blijft bestaan over de ontwikkelingen in de Russische Federatie ten aanzien van de eerbiediging en de bescherming van de rechten van de mens en de naleving van algemeen aanvaarde democratische beginselen, regels en procedures; overwegende dat de Russische Federatie volwaardig lid is van de Raad van Europa en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa en zich derhalve heeft verplicht tot naleving van de democratische beginselen en eerbiediging van de mensenrechten;

C.     overwegende dat alle deelnemers aan de top van het Oostelijk Partnerschap te Vilnius opnieuw hebben bevestigd te hechten aan de beginselen van het internationaal recht en fundamentele waarden, zoals democratie, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten; overwegende dat goede betrekkingen met de buurlanden, en vrede en stabiliteit in hun gemeenschappelijke buurlanden in het belang van zowel Rusland als de EU zijn;

D.     overwegende dat het proces van het aanbrengen van een scheidingslijn rond Abchazië en het Tsinvali-gebied/Zuid-Ossetië in een stroomversnelling is gekomen en een vijandige wending heeft genomen, vanwege de steun van de Russische troepen die ten koste is gegaan van de Georgische gebieden;

1.      bevestigt opnieuw zijn overtuiging dat Rusland een van de belangrijkste partners van de EU is bij de totstandbrenging van strategische samenwerking, aangezien het land met de EU niet alleen economische en handelsbelangen deelt, maar tevens streeft naar de verwezenlijking van gemeenschappelijk overeengekomen democratische waarden; benadrukt dat om vooruitgang in de bilaterale betrekkingen te boeken een open discussie over de opheldering van onderlinge twistpunten vereist is;

2.      neemt kennis van de top EU-Rusland van 28 januari 2014 als een mogelijkheid om na te denken over de aard en de richting van het strategische partnerschap tussen de EU en Rusland, en twistpunten op te helderen; verwacht dat de besprekingen zullen leiden tot meer wederzijds vertrouwen en voorwaarden zullen scheppen voor een hernieuwde politieke impuls om het partnerschap vooruit te helpen;

3.      onderstreept dat er een duurzame en constructieve dialoog nodig is om ontwikkelingen in de gemeenschappelijk buurlanden en verschillende initiatieven voor regionale economische integratie te bespreken, en dan met name de gevolgen daarvan voor de handel, op basis van bestaande verbintenissen ten opzichte van de Wereldhandelsorganisatie (WTO); spoort de EU en Rusland aan manieren te vinden om hun regionale integratieprocessen meer op elkaar af te stemmen, waarbij ze tegelijkertijd werken aan een visie voor een toekomstige gemeenschappelijke handels- en economische zone;

4.      herhaalt dat de dialoog tussen de EU en Rusland over vraagstukken in verband met de gemeenschappelijke buurlanden gebaseerd moet zijn op het grondbeginsel van de soevereiniteit en de onafhankelijkheid van de buurlanden in hun keuze voor politieke en handelsallianties; hamert erop dat externe dwang en druk onaanvaardbaar zijn en de stabiliteit in de regio ondermijnen; dringt er bij Rusland op aan een terughoudende en constructieve rol te spelen ter ondersteuning van een vreedzame oplossing van de crisis in Oekraïne;

5.      vindt het belangrijk dat de EU en Rusland gezamenlijke regionale initiatieven uitwerken en ontplooien die onze gemeenschappelijke belangen in een veilig, stabiel en welvarend nabuurschap weerspiegelen en waarmee afstand wordt genomen van het verouderde denken in termen van invloedssferen;

6.      verwacht, als de voorwaarden goed worden voorbereid, tijdens de volgende top in juni 2014 in Sotsji, een begin te kunnen maken met de onderhandelingen over het nieuwe akkoord; betreurt het gebrek aan vooruitgang in de onderhandelingen over een nieuwe partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst ter vervanging van de huidige overeenkomst, dat voornamelijk te wijten is aan de geringe toewijding van Russische zijde om inhoudelijke onderhandelingen te voeren over het handelshoofdstuk; onderstreept de noodzaak om zich te blijven inzetten voor het partnerschap voor modernisering waarin enige vooruitgang te bespeuren is op bepaalde gebieden, zoals samenwerking op het vlak van wetenschap en technologie;

7.      verzoekt Rusland al zijn verplichtingen na te komen die voortvloeien uit zijn toetreding tot de WTO en zijn WTO-verplichtingen volledig na te komen; verzoekt Rusland af te zien van het opleggen van verboden op producten uit lidstaten, aangezien dergelijke maatregelen schadelijk zijn voor de bilaterale betrekkingen tussen afzonderlijke lidstaten en Rusland en voor de betrekkingen tussen de EU en Rusland;

8.      veroordeelt de recente barbaarse aanvallen in Volgograd sterk; is ingenomen met de gezamenlijke verklaring die de EU en Rusland op 28 januari 2014 hebben aangenomen over de bestrijding van het terrorisme, waarin de EU en Rusland overeenkwamen om de mogelijkheden voor een nauwere samenwerking als antwoord op door terroristen begane misdrijven en georganiseerde misdaad te bespreken, de samenwerking bij de uitwisseling van optimale werkmethoden op het vlak van terrorismebestrijding en bij het opleiden van experts in terrorismebestrijding uit te breiden, en de samenwerking in het kader van de VN en andere multilaterale forums te intensiveren;

9.      benadrukt het belang van het energiepartnerschap met Rusland; herhaalt dat de levering van natuurlijke hulpbronnen niet als politiek instrument mag worden ingezet; beklemtoont dat Rusland en de EU beide belang hebben bij samenwerking op het gebied van energie, waarin kansen besloten liggen voor uitbreiding van de handel en de economische samenwerking in een open en transparante markt, met het volste begrip voor de behoefte van de EU aan diversifiëring van de aanvoerroutes en de leveranciers van energie, en in volledige overeenstemming met de EU-wetgeving; benadrukt dat de beginselen van onderlinge afhankelijkheid en transparantie de grondslag dienen te vormen voor deze samenwerking, naast gelijke toegang tot markten, infrastructuur en investeringen en een juridisch bindend energiekader dat een betrouwbare en zekere energiebevoorrading waarborgt op basis van gelijke normen voor alle lidstaten;

10.    herhaalt zijn toezegging inzake de langetermijndoelstelling van visumvrij reizen tussen de EU en Rusland, op basis van een stapsgewijze benadering die gericht is op de inhoud en concrete vorderingen; constateert dat de onderhandelingen over een opgewaardeerde visumversoepelingsovereenkomst nog aan de gang zijn, terwijl momenteel de laatste hand gelegd wordt aan de uitvoering van de gemeenschappelijke maatregelen inzake visumvrije korte reizen;

11.    is verheugd over de recente amnestieverlening, en onderstreept dat duidelijke en betrouwbare overeenstemming over fundamentele vrijheden, mensenrechten en de rechtsstaat ons strategische partnerschap verder vooruit zal helpen; beklemtoont dat een onafhankelijk, onpartijdig en efficiënt rechtssysteem een cruciaal bestanddeel vormt van de rechtsstaat, en in grote mate bijdraagt aan de ontwikkeling van een betrouwbaar en stabiel ondernemers- en investeringsklimaat;

12.    uit zijn bezorgdheid over de ontwikkelingen in de Russische Federatie met betrekking tot de eerbiediging en de bescherming van de mensenrechten en de eerbiediging van gemeenschappelijk overeengekomen democratische beginselen, regels en procedures, vooral met betrekking tot de wet op buitenlandse agenten, de wetgeving die gericht is tegen lesbiennes, homo's, biseksuelen, transgenders en interseksuelen (LGBTI-personen), het opnieuw strafbaar stellen van laster, de wet op hoogverraad en de wetgeving die openbare demonstraties aan banden legt; verzoekt Rusland met klem zijn internationale verplichtingen als lid van de Raad van Europa na te komen;

13.    veroordeelt repressieve wetten zoals de wet op "buitenlandse agenten" en de willekeurige toepassing hiervan door de Russische autoriteiten, hetgeen vaak leidt tot de intimidatie van ngo's, mensenrechtenactivisten, etnische minderheden, aanhangers van de democratie en LGBTI-personen, en roept de EU op deze bezorgdheid op alle politieke niveaus te uiten; verzoekt Rusland de wet op "buitenlandse agenten" in te trekken om de samenwerking van het maatschappelijk middenveld die de afgelopen twintig jaar tussen Rusland en de EU tot stand is gekomen niet te schaden;

14.    verzoekt Rusland de federale wet op "propaganda voor niet-traditionele seksuele relaties" en vergelijkbare anti-propagandawetten die de mensenrechten beknotten, vooral de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vereniging in verband met seksuele gerichtheid en genderidentiteit, volledig in te trekken; uit zijn oprechte bezorgdheid over de negatieve gevolgen van deze wetten op de samenleving, aangezien de discriminatie van en het geweld tegen LGBTI-personen toeneemt; verzoekt de EU‑delegatie en de ambassades van de lidstaten in Rusland overeenkomstig de desbetreffende richtsnoeren meer steun te verlenen aan de verdedigers van de mensenrechten van LGBTI-personen;

15.    onderstreept het belang van de dialoog en de samenwerking met Rusland over problemen op het wereldtoneel voor een doeltreffende aanpak van vraagstukken als Afghanistan, het vredesproces in het Midden-Oosten en piraterij bij de Hoorn van Afrika; maakt zich hard voor een nauwere samenwerking om de krachten te bundelen in de kwesties Syrië en Iran;

16.    verzoekt Rusland zijn erkenning van de afgescheiden Georgische regio's Abchazië en het Tsinvali-gebied/Zuid-Ossetië te herzien; veroordeelt het proces van het aanbrengen van een scheidingslijn rond Abchazië en het Tsinvali-gebied/Zuid-Ossetië ten zeerste aangezien dat heeft geleid tot de uitbreiding van de bezette gebieden ten koste van Georgië;

17.    verzoekt de Russische Federatie haar toezeggingen aan de Raad van Europa in 1996, die ook waren weerspiegeld in de besluiten van de OVSE-top (Istanbul 1999 en Oporto 2002) na te komen, met betrekking tot de terugtrekking van Russische troepen en wapens uit Moldavisch grondgebied; uit zijn bezorgdheid over het gebrek aan vooruitgang in deze kwestie; onderstreept het feit dat alle partijen van de 5+2-besprekingen zich willen inzetten om het conflict op te lossen op basis van de territoriale integriteit van de Republiek Moldavië; verzoekt Rusland een constructieve rol op zich te nemen bij de inspanningen om het voortslepende conflict in Nagorno-Karabach op te lossen, in het kader van de groep van Minsk, en verzoekt de EU vertrouwenwekkende maatregelen actief te blijven steunen om het proces vooruit te helpen;

18.    is van mening dat er nieuwe inspanningen nodig zijn om de samenwerking en de dialoog tussen de EU en Rusland te bevorderen in kwesties als regionale veiligheid, met inbegrip van het oplossen van voortdurende conflicten in de buurlanden;

19.    benadrukt dat de interculturele dialoog tussen de EU en Rusland en de dialoog over de kennis van de geschiedenis en het culturele erfgoed moet worden aangewakkerd, en de mobiliteit en de uitwisseling van studenten, docenten, professoren en onderzoekers moet worden gestimuleerd om contacten tussen mensen mogelijk te maken die een zichtbaar en tastbaar bewijs zouden vormen van een duurzaam partnerschap dat op de lange termijn zou leiden tot een gemeenschap van waarden;

20.    is ingenomen met het werk van het parlementaire samenwerkingscomité EU-Rusland als een platform voor het opbouwen van de samenwerking en voor een permanente dialoog tussen de twee parlementaire instellingen;

21.    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de regeringen en parlementen van de landen van het Oostelijk Partnerschap, de president, de regering en het parlement van de Russische Federatie, de Raad van Europa en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa.