Ontwerpresolutie - B7-0230/2014Ontwerpresolutie
B7-0230/2014

ONTWERPRESOLUTIE over de EU-strategie voor de Noordpool

5.3.2014 - (2013/2595(RSP))

naar aanleiding van een verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement

Anneli Jäätteenmäki, Pat the Cope Gallagher, Graham Watson, Olle Schmidt namens de ALDE-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0229/2014

Procedure : 2013/2595(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B7-0230/2014
Ingediende teksten :
B7-0230/2014
Debatten :
Aangenomen teksten :

B7‑0230/2014

Resolutie van het Europees Parlement over de EU-strategie voor de Noordpool

(2013/2595(RSP))

Het Europees Parlement,

–       gezien zijn vorige resoluties over de Noordpool, inzonderheid zijn resolutie van 20 januari 2011 over een duurzaam EU-beleid voor het hoge noorden[1],

–       gezien de gezamenlijke mededeling van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van 26 juni 2012 getiteld "Ontwikkeling van een EU-beleid ten opzichte van het Noordpoolgebied: vooruitgang sedert 2008 en volgende stappen" (JOIN(2012)0019) en de mededeling van de Commissie van 20 november 2008 getiteld "De Europese Unie en het Noordpoolgebied" (COM(2008)0763),

–       gezien de voorbereidende actie "Strategische milieueffectbeoordeling van de ontwikkeling van het Noordpoolgebied",

–       gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 2013 over het EU-beleid ten aanzien van het Noordpoolgebied,

–       gezien de nationale strategieën en beleidsdocumenten betreffende de Noordpool van Finland, Zweden, Denemarken en Groenland, Noorwegen, Rusland, de VS en Canada, alsook van het Verenigd Koninkrijk en Duitsland,

–       gezien de prioriteiten van de Raad voor het Europees-Arctische Barentsz-zeegebied voor de periode 2013-2015 onder het Finse voorzitterschap,

–       gezien de verklaring van het Permanent Comité van parlementsleden van de Arctische regio (SCPAR) van september 2013 en de 10e conferentie van parlementsleden van de Arctische regio in Akureyri in 2012,

–       gezien het programma van de Arctische Raad voor de periode 2013-2015 onder het Canadese voorzitterschap,

–       gezien het programma voor de Noordpool van de Noordse Raad van ministers voor de periode 2012-2014,

–       gezien de gemeenschappelijke verklaring van de derde ontmoeting van ministers van de Noordelijke Dimensie in Brussel in 2013,

–       gezien de verklaringen van het Parlementair Forum van de Noordelijke Dimensie van Archangelsk in 2013, Tromsø in 2011 en Brussel in 2009,

–       gezien zijn wetgevingsresolutie van 5 februari 2014 over het ontwerpbesluit van de Raad inzake de betrekkingen tussen de Europese Unie, enerzijds, en Groenland en het Koninkrijk Denemarken, anderzijds[2],

–       gezien het verslag van de Gemengde Parlementaire Commissie van de Europese Economische Ruimte van oktober 2013 over het noordpoolbeleid,

–       gezien het EU-programma voor onderzoek en innovatie Horizon 2020,

–       gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

A.     overwegende dat het Noordpoolgebied, en met name het Europese Noordpoolgebied, voor de EU strategisch steeds belangrijker wordt, en vice versa;

B.     overwegende dat de klimaatverandering leidt tot veranderingen in het broze Arctische milieu en dat de EU een voortrekkersrol speelt in het kader van het mondiale klimaatbeleid;

C.     overwegende dat het Noordpoolgebied rijk is aan natuurlijke hulpbronnen, de bestaansmiddelen levert voor diverse groepen en industrieën en steeds populairder wordt als toeristische bestemming; overwegende dat de EU een groot verbruiker is van hulpbronnen, goederen en diensten die uit het Noordpoolgebied afkomstig zijn;

D.     overwegende dat de lidstaten Denemarken, Finland en Zweden Arctische landen zijn; overwegende dat het enige inheemse volk van de EU, de Sami, in Finland en Zweden, alsmede in Noorwegen en Rusland leeft;

E.     overwegende dat het Europese Arctische en sub-Arctische gebied een zeer divers karakter heeft, van moderne steden en geavanceerde industrieën tot dunbevolkte regio's en plattelandsgebieden;

F.     overwegende dat het smeltende ijs en de nieuwe scheepsroutes de hulpbronnen in het Noordpoolgebied bereikbaarder maken en dat dit zal zorgen voor een toename van de investeringen en de infrastructuur in het gebied; overwegende dat het Noordpoolgebied meer belangstelling wekt in de VS en Rusland, alsmede onder niet-Arctische landen als China, dat zichzelf omschrijft als een "schier-Arctische" staat;

G.     overwegende dat de EU zich al heel lang voor het Noordpoolgebied inzet via de rol die zij speelt in het beleid inzake de Noordelijke Dimensie, in de Raad voor het Europees-Arctische Barentsz-zeegebied en bij de samenwerking in het Barentsz-zeegebied, alsook als actief ad-hocwaarnemer in de Arctische Raad;

H.     overwegende dat de EU en haar lidstaten een belangrijke bijdrage leveren aan het onderzoek in het Noordpoolgebied en dat EU-programma's, met inbegrip van het nieuwe kaderprogramma Horizon 2020, projecten op het gebied van onderzoek in deze regio steunen en aldus de gemeenschappen in het Noordpoolgebied ten goede komen;

1.      pleit voor een samenhangend en eenvormig EU-beleid voor het Noordpoolgebied en voor een noordpoolstrategie met bijzondere aandacht voor de Europese Arctische en sub‑Arctische gebieden en bevolking, de ontwikkeling van bestaansmiddelen, industrieën en banen en de bescherming van het milieu; meent dat een dergelijke strategie van essentieel belang is om de legitimiteit en plaatselijke steun voor het EU‑beleid in het Noordpoolgebied te verzekeren;

2.      wijst op de economische kansen en de ruime waaier van industrieën in de Europese Arctische en sub‑Arctische gebieden, met name op het gebied van toerisme, maritieme industrie en scheepvaart, hernieuwbare energie, ecologische en schone technologieën, gas en olie, offshore-industrieën, bosbouw en houtindustrie, mijnbouw, vervoerdiensten en communicatie, informatietechnologie en e-oplossingen, visserij en aquacultuur, alsook landbouw en traditionele activiteiten zoals rendierhouderij; erkent de impact en het belang ervan zowel voor de regio als voor Europa in zijn geheel;

3.      onderstreept dat de toenemende benutting van de natuurlijke rijkdommen van het Noordpoolgebied ten goede moet komen aan de plaatselijke inheemse en niet-inheemse bevolking, en neemt de volledige verantwoordelijkheid voor het broze Arctische milieu;

4.      verzoekt de Commissie een krachtig klimaatbeleid met bindende doelstellingen te voeren en Frankrijk te ondersteunen bij zijn inspanningen om in 2015 een klimaatconferentie te organiseren in Parijs, aangezien op mondiaal niveau, in overleg met de VS, China, Rusland en andere BRICS-landen, alsook de EU, beslissingen moeten worden genomen om de klimaatverandering te bestrijden;

5.      verzoekt de Commissie een permanente regionale dialoog op gang te brengen met het maatschappelijk middenveld in het Noordpoolgebied;

6.      juicht de bijeenkomsten toe die de Commissie houdt met de zes verenigingen van inheemse volkeren van het Noordpoolgebied die zijn erkend als permanent vertegenwoordiger in de Arctische Raad; verzoekt de Commissie na te gaan of het mogelijk is deze verenigingen financiële steun te verlenen voor het bijwonen van bijeenkomsten van VN-organen en andere internationale fora waarin zij vertegenwoordigd zijn, alsook politieke steun voor hun streven om aanwezig te zijn in ander internationale organisaties waar vraagstukken worden besproken die van belang zijn voor inheemse volkeren;

7.      verzoekt de Commissie en de lidstaten om bijzondere aandacht te besteden aan vervoerscorridors via weg-, spoorweg- en zeevervoer, teneinde grensoverschrijdende contacten in het Europese Noordpoolgebied in stand te houden en te bevorderen en goederen van het Noordpoolgebied naar de Europese markten te brengen; is van mening dat de verbindingen met het Europese Noordpoolgebied in het kader van de verdere ontwikkeling van de EU-vervoersinfrastructuur (Connecting Europe Facility, TEN-T) moeten worden verbeterd;

8.      onderstreept dat betrouwbare hogecapaciteitsnetwerken en digitale diensten van essentieel belang zijn om de economische activiteit en de welvaart van de volkeren in het Noordpoolgebied te bevorderen en dat de ontwikkeling en toepassing van intelligente oplossingen gebaseerd op geavanceerde communicatietechnologieën in alle sectoren moeten worden bevorderd;

9.      erkent het belang van permanente en toereikende financiering voor de dunbevolkte noordelijke gebieden om permanente belemmeringen zoals een geringe bevolkingsdichtheid, zware klimaatomstandigheden en grote afstanden het hoofd te bieden;

10.    dringt bij de Commissie aan op een voorstel voor, en bij de begrotingsautoriteit op de vaststelling van, een begrotingslijn in het partnerschapsinstrument die bestemd is voor aan het noordpoolbeleid gerelateerde kwesties; verzoekt de Commissie zoveel mogelijk te streven naar effectieve interactie tussen de interne en externe programma's en projecten van de EU voor de Arctische en sub‑Arctische regio's;

11.    herhaalt zijn steun voor, en verzoekt de Commissie werk te maken van, de oprichting van een EU-informatiecentrum voor het Noordpoolgebied, in de vorm van een netwerkproject met Rovaniemi als thuisbasis, onder verwijzing naar de voorbereidende actie "Strategische milieueffectbeoordeling van de ontwikkeling van het Noordpoolgebied", zoals gesteund door de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid in hun gezamenlijke mededeling van 2012 en uitgevoerd door het Arctisch Centrum van de Universiteit van Lapland in samenwerking met een netwerk van Europese kenniscentra op het gebied van de Noordpool, teneinde de toegang tot informatie over het Noordpoolgebied te verzekeren, dialoog op alle niveaus te bevorderen en uitwisselingen tot stand te brengen, om deze informatie en kennis in te zetten voor duurzaamheid in het Noordpoolgebied;

12.    spreekt zijn steun uit voor het Arctisch ngo-forum, dat ngo's die actief zijn op milieugebied permanent de gelegenheid wil bieden om samen te komen en ideeën en standpunten uit te wisselen;

13.    beschouwt de Raad voor het Europees-Arctische Barentsz-zeegebied (BEAC) als een belangrijk forum voor samenwerking tussen Finland, Noorwegen, Rusland, Zweden en de EU; stelt het werk van de BEAC op het vlak van milieu, gezondheidszorg en sociale kwesties, onderwijs en onderzoek, energie, cultuur en toerisme, inheemse volkeren en kmo's op prijs; is met name verheugd over de bijzondere aandacht voor jongeren onder het Finse voorzitterschap van 2013 tot 2015;

14.    is van mening dat het beleid inzake de Noordelijke Dimensie, dat gebaseerd is op regionale samenwerking en pragmatische partnerschappen, binnen het kader van het algemeen EU-Ruslandbeleid een geslaagd model van stabiliteit, gezamenlijke verantwoordelijkheid en inzet is; meent dat het concept van de Noordelijke Dimensie verder moet worden ontwikkeld tot een overkoepelend beleid met het oog op een betere coördinatie van de verschillende samenwerkingsvormen in de Barentszregio;

15.    neemt kennis van de verklaring van Kiruna van de Arctische Raad van mei 2013 en van het besluit van de Raad om een gunstig gevolg te geven aan het door de EU ingediende verzoek om waarnemend lidmaatschap; verzoekt de Commissie, de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) en Canada, als voorzitter van de Arctische Raad, de resterende kwesties op te lossen; vraagt de Commissie en de EDEO het Parlement van het verloop van dit proces op de hoogte te houden;

16.    verzoekt de Commissie, de EDEO en de lidstaten de inachtneming van de hoogste veiligheidsnormen voor het milieu in de Arctische wateren aan te moedigen en actief te bevorderen; verzoekt de EU en de EER om Richtlijn 2013/30/EU betreffende de veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten zo spoedig mogelijk ten uitvoer te leggen; verwelkomt de tenuitvoerlegging door de leden van de Arctische Raad van de overeenkomst inzake samenwerking bij mariene verontreiniging door olie en inzake paraatheid en reactie in het Noordpoolgebied en vraagt dat de Europese betrokkenen zich hier actief voor inzetten;

17.    is verheugd over het werk van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO), die de laatste hand legt aan een verplichte zeevaartcode voor het Noordpoolgebied; pleit voor samenwerking, zowel op het gebied van onderzoek als investeringen, met het oog op een robuuste en veilige infrastructuur voor zeeroutes in het Noordpoolgebied en onderstreept dat de EU en haar lidstaten de beginselen van vrije scheepvaart en onschuldige doorvaart actief moeten verdedigen;

18.    neemt kennis van het initiatief van de regering van IJsland om een eind te maken aan de onderhandelingen over EU-lidmaatschap; verzoekt de Commissie en de EDEO de goede betrekkingen in stand te houden en nauwer te gaan samenwerken met IJsland op gebieden die voor beide partijen van belang zijn, zoals de ontwikkeling van het zeevervoer, visserij, geothermale energie en milieu, en daarbij ten volle gebruik te maken van bestaande instrumenten en Arctische samenwerking tussen belanghebbenden in de EU en in IJsland aan te moedigen;

19.    wijst op de nauwe betrekkingen tussen de EU en Groenland en het geostrategische belang van dat gebied; neemt kennis van de prioriteiten van de regering van Groenland, waarin opnieuw sterk de nadruk wordt gelegd op economische ontwikkeling en de exploitatie van grondstoffen; verzoekt de Commissie en de EDEO na te gaan hoe de EU kan bijdragen en steun kan geven aan de duurzame ontwikkeling van Groenland, zodat zowel milieuoverwegingen als de behoefte aan economische ontwikkeling in aanmerking worden genomen;

20.    geeft uiting aan zijn bezorgdheid over de geschillen tussen de EU en de kuststaten over visserijquota en hoopt dat deze worden opgelost, ook met het oog op toekomstige visserijkwesties, zodat de beoogde visbestanden behouden blijven en er geen uitputting van andere soorten of ernstige schade aan het mariene milieu ontstaat;

21.    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regeringen en parlementen van de lidstaten, en de regeringen en parlementen van de landen van het Noordpoolgebied.