Ontwerpresolutie - B7-0235/2014Ontwerpresolutie
B7-0235/2014

ONTWERPRESOLUTIE over EU-prioriteiten voor de 25e vergadering van de VN-Raad voor de mensenrechten

5.3.2014 - (2014/2612(RSP))

naar aanleiding van een verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement

Laima Liucija Andrikienė, Eduard Kukan, Andrzej Grzyb, Tunne Kelam, Cristian Dan Preda, Kinga Gál, Andrej Plenković, Alf Svensson, Zdravka Bušić, Elena Băsescu, Roberta Angelilli namens de PPE-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0234/2014

Procedure : 2014/2612(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B7-0235/2014
Ingediende teksten :
B7-0235/2014
Debatten :
Aangenomen teksten :

B7‑0235/2014

Resolutie van het Europees Parlement over EU-prioriteiten voor de 25e vergadering van de VN-Raad voor de mensenrechten

(2014/2612(RSP))

Het Europees Parlement,

–       gezien de Universele Verklaring van de rechten van de mens en de VN-verdragen over de rechten van de mens en de facultatieve protocollen hierbij,

–       gezien resolutie 60/251 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, waarmee de Raad voor de mensenrechten van de VN (UNHRC) is opgericht,

–       gezien de millenniumverklaring van de Verenigde Naties van 8 september 2000 en de resoluties van de Algemene Vergadering van de VN daarover,

–       gezien het Europees Verdrag betreffende de rechten van de mens, het Europees Sociaal Handvest en het Handvest van de grondrechten van de EU,

–       gezien het strategisch EU-kader voor mensenrechten en democratie en het EU-actieplan voor mensenrechten en democratie, aangenomen op de 3179e bijeenkomst van de Raad Buitenlandse Zaken van 25 juni 2012,

–       gezien zijn aanbeveling aan de Raad van 13 juni 2012 over de speciale EU-vertegenwoordiger voor de mensenrechten,

–       gezien zijn eerdere resoluties over de Raad voor de mensenrechten van de VN (United Nations Human Rights Council, UNHRC), inclusief de prioriteiten van het Parlement in het kader hiervan, met name de resolutie van 7 februari 2013[1],

–       gezien zijn spoedresoluties over mensenrechtenkwesties,

–       gezien zijn resolutie van 11 december 2013 over het jaarverslag over mensenrechten en democratie in de wereld in 2012 en het mensenrechtenbeleid van de Europese Unie ter zake[2],

–       gezien de conclusies van de Raad Buitenlandse Zaken van de EU over de prioriteiten van de EU in de mensenrechtenfora van de Verenigde Naties, die zijn goedgekeurd op 10 februari 2014,

–       gezien de artikelen 2, 3, lid 5, 18, 21, 27 en 47 van het Verdrag betreffende de Europese Unie,

–       gezien de volgende vergaderingen van de UNHRC in 2014, met name de 25e gewone vergadering die zal worden gehouden van 3 tot en met 28 maart 2014,

–       gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

A.     overwegende dat eerbiediging van het universele karakter van de mensenrechten, en bevordering en handhaving hiervan, deel uitmaken van het ethische en juridische acquis van de Europese Unie en één van de hoekstenen zijn van de Europese eenheid en integriteit;

B.     overwegende dat de geloofwaardigheid van de EU in de UNHRC erop vooruit zal gaan, als er meer consistentie komt tussen haar interne en haar externe beleid met betrekking tot de mensenrechten;

C.     overwegende dat de EU en haar lidstaten ernaar moeten streven om mensenrechtenschendingen met één stem te veroordelen, teneinde de best mogelijke resultaten te realiseren, en dat zij in deze context moeten blijven zorgen voor intensievere samenwerking en voor betere organisatorische regelingen en een betere coördinatie tussen de lidstaten en tussen de EU-instellingen;

D.     overwegende dat de Raad Buitenlandse Zaken van de EU van 10 februari 2014 zijn prioriteiten voor de 25e gewone vergadering van de UNHRC en de komende Derde Commissie van de Algemene Vergadering van de VN heeft vastgesteld, met onder andere de situatie in Syrië, de Democratische Volksrepubliek Korea, Iran, Sri Lanka, Myanmar/Birma, Belarus, de Centraal-Afrikaanse Republiek, Zuid-Sudan, de Democratische Republiek Congo, Eritrea, Mali en Sudan; overwegende dat de thematische prioriteiten van de Raad Buitenlandse Zaken onder andere bestaan in de doodstraf, de vrijheid van religie of geloof, de rechten van het kind, vrouwenrechten, de mondiale agenda voor de periode na 2015, de vrijheid van mening en meningsuiting, de vrijheid van vergadering en vereniging, de samenwerking tussen ngo's en de mensenrechteninstanties van de VN, foltering, LGBTI, racisme, inheemse volkeren, economische, sociale en culturele rechten, bedrijfswereld en mensenrechten, en ondersteuning van de mensenrechteninstanties en -mechanismen van de VN;

E.     overwegende dat op 25 juli 2012 een speciale EU-vertegenwoordiger voor de mensenrechten (EUSR) is benoemd, wiens rol is de doeltreffendheid en de zichtbaarheid van het mensenrechtenbeleid van de EU te vergroten en bij te dragen aan de tenuitvoerlegging van het strategisch kader en het actieplan voor mensenrechten en democratie;

F.     overwegende dat 14 nieuwe leden van de UNHRC zijn verkozen in oktober 2013 en hun werkzaamheden hebben aangevat op 1 januari 2014, namelijk Algerije, China, Cuba, Frankrijk, de Maldiven, Mexico, Marokko, Namibië, Saudi-Arabië, Zuid-Afrika, de FYROM, Vietnam, Rusland en het Verenigd Koninkrijk; overwegende dat negen EU-lidstaten nu UNHRC-lid zijn;

G.     overwegende dat het prioritaire thema van de 58e vergadering van de Commissie inzake de status van vrouwen de uitdagingen en realisaties zullen zijn met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling voor vrouwen en meisjes;

H.     overwegende dat corruptie in de publieke en private sector zorgt voor ongelijkheden en discriminatie bij de gelijke toegang tot politieke, economische, sociale, culturele en burgerrechten en deze ongelijkheden en discriminatie verergert en overwegende dat reeds is bewezen dat corruptie en mensenrechtenschendingen gepaard gaan met machtsmisbruik, een gebrek aan aflegging van verantwoording en diverse vormen van discriminatie;

I.      overwegende dat de ratificatie door staten van beide Kampala-amendementen en de inwerkingtreding van de bevoegdheid van het Internationaal Strafhof voor het misdrijf van agressie er verder aan zal bijdragen dat een einde wordt gemaakt aan de straffeloosheid van degenen die dit misdrijf hebben begaan;

1.      is tevreden met de prioriteiten van de Raad voor de 25e gewone vergadering van de UNHRC; dringt er bij de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) en de lidstaten op aan bij de bevordering van de EU-prioriteiten in de UNHRC rekening te houden met zijn aanbevelingen;

Werkzaamheden van de UNHRC

2.      herhaalt zijn overtuiging dat de verkiezingen voor de UNHRC gebaseerd moeten zijn op concurrentie en spreekt zijn verzet uit tegen het feit dat regionale groepen verkiezingen regelen zonder tegenkandidaten; herhaalt dat het voor lidmaatschap van de UNHRC belangrijk is te beschikken over normen inzake engagement en prestaties op het gebied van de mensenrechten en dringt er bij de lidstaten op aan belang aan deze normen te hechten bij de bepaling van de kandidaten waarvoor zij zullen stemmen; benadrukt dat de leden van de UNHRC zich bij de bevordering en bescherming van de mensenrechten moeten houden aan de strengste normen; herhaalt het belang van strikte en transparante criteria voor de wederopneming van geschorste leden;

3.      spreekt zijn bezorgdheid uit over de schendingen van de mensenrechten in een aantal van de pas verkozen UNHRC-leden;

4.      blijft gekant tegen stemmen in de UNHRC per blok; dringt er bij de landen die UNHRC-lid zijn op aan transparant te blijven wat hun stem betreft;

5.      betreurt het feit dat de ruimte voor interactie tussen het maatschappelijk middenveld en de UNHRC krimpt en dat ngo's tijdens de vergaderingen minder de gelegenheid krijgen om het woord te voeren; dringt er bij de EU en de UNHRC op aan het maatschappelijk middenveld een zo ruim mogelijke bijdrage te laten leveren aan de 25e vergadering van de UNHRC, alsmede aan het proces van de universele periodieke doorlichting en andere mensenrechtenmechanismen van de VN, zonder dat de betrokken organisaties hoeven te vrezen voor represailles bij hun terugkeer in eigen land; veroordeelt de represailles in deze zin waarover is bericht en dringt er bij de EDEO en de lidstaten op aan ervoor te zorgen dat de gevallen hiervan systematisch een follow-up krijgen;

6.      prijst de hoge commissaris voor de mensenrechten, Navi Pillay, om haar niet aflatende inspanningen in het kader van het proces ter versterking van de verdragsorganen; bevestigt nogmaals krachtig dat vele belanghebbenden een rol spelen bij de verdragsorganen en benadrukt dat het maatschappelijk middenveld permanent bij de processen in kwestie moet worden betrokken; onderstreept voorts dat de onafhankelijkheid en de doeltreffendheid van de verdragsorganen moeten worden beschermd en versterkt;

Landenspecifieke kwesties

Syrië

7.      herhaalt zijn krachtige veroordeling van de wijdverbreide schendingen van de mensenrechten en het internationaal humanitair recht door het Syrische regime, inclusief elke daad van geweld, stelselmatige foltering en executie van gevangenen; veroordeelt alle schendingen van de mensenrechten en het internationaal humanitair recht door gewapende groeperingen die zich tegen het regime verzetten; is ernstig bezorgd door het grote effect van het drie jaar durende conflict op de burgerbevolking en de steeds erger wordende humanitaire situatie in het land en de regio; roept alle gewapende groepen op het geweld in Syrië onmiddellijk te beëindigen; steunt ten volle de recente gespreksronde die is geïnitieerd op basis van het communiqué van Genève, die de eerste stap moet zijn in een proces dat zal leiden tot een politieke en democratische oplossing van het conflict, ter facilitering van een door Syrië geleide democratische overgang die voldoet aan de legitieme verzuchtingen van het Syrische volk;

8.      dringt er bij alle partijen in het conflict, en met name het Syrische regime, op aan te zorgen voor algemene en veilige toegang over de grens voor internationale humanitaire hulpinspanningen en hun belofte na te komen dat vrouwen en kinderen belegerde steden als Homs en het Yarmouk-kamp mogen verlaten; is tevreden met resolutie 2139 van de VN-Veiligheidsraad van 22 februari, waarin ertoe wordt opgeroepen humanitaire hulpkonvooien toegang te verlenen tot het hele land, om het lijden van de burgerbevolking te verlichten, en vraagt een snelle tenuitvoerlegging hiervan; verzoekt om de vrijlating van de vreedzame activisten die zijn opgesloten door de regeringszijde en van de civiele gijzelaars die worden vastgehouden door gewapende groepen;

9.      benadrukt dat de verlichting van het lijden van miljoenen Syriërs die behoefte hebben aan basisgoederen en -diensten, gezien op de ongeziene omvang van de crisis een prioriteit moet zijn van de EU en de internationale gemeenschap als geheel; herinnert de EU-lidstaten aan hun humanitaire verantwoordelijkheid ten aanzien van de Syrische vluchtelingen en merkt op dat tragedies als die van Lampedusa zich niet opnieuw mogen voordoen; dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan de vluchtelingen die het conflict ontvluchten, te helpen; merkt op dat het Parlement in zijn resolutie van 9 oktober 2013 de lidstaten heeft aangemoedigd om in dringende behoeften te voorzien door veilige toegang tot de EU te bieden om Syriërs tijdelijk toe te laten en door middel van hervestiging bovenop de bestaande nationale quota's, alsook door middel van toelating op humanitaire gronden;

10.    herhaalt zijn verzoek aan de EDEO en de lidstaten om erop toe te zien dat de situatie in Syrië de hoogste prioriteit blijft krijgen binnen het VN-kader, met name in de UNHRC;

11.    benadrukt dat opzettelijke uithongering van burgers en aanvallen op gezondheidsvoorzieningen krachtens het internationaal recht verboden zijn en zullen worden beschouwd als oorlogsmisdaden; herhaalt dat het belangrijk is ervoor te zorgen dat er op alle niveaus verantwoording wordt afgelegd; prijst in verband hiermee de Onafhankelijke Onderzoekscommissie voor Syrië om haar werkzaamheden, inclusief haar laatste rapport, dat in de UNHRC zal worden besproken, en verzoekt de onderzoekscommissie het recente rapport te onderzoeken, waarin duizenden foto's zijn opgenomen van gevallen van foltering die zouden zijn toe te schrijven aan het Syrische leger; herhaalt zijn oproep aan de VN-Veiligheidsraad om de situatie in Syrië door te verwijzen naar het Internationaal Strafhof voor een formeel onderzoek; vraagt de vicevoorzitter /hoge vertegenwoordiger om aantoonbare actie te ondernemen in deze richting;

Egypte

12.    spreekt zijn bezorgdheid uit over de schendingen van de mensenrechten die zijn begaan in Egypte, inclusief de pesterijen jegens en de opsluiting van journalisten, activisten van het maatschappelijk middenveld en de politieke oppositie en het buitensporig gebruik van geweld, met als gevolg de dood van een groot aantal burgers, met name tijdens de derde verjaardag van de revolutie en tijdens de dagen rond het referendum van januari 2013; dringt er bij de Egyptische autoriteiten op aan ervoor te zorgen dat grondige, transparante en onafhankelijke onderzoeken worden uitgevoerd naar de dood van burgers, om alle daders aansprakelijk te stellen; veroordeelt het feit dat tienduizenden Egyptenaren worden vastgehouden in gevangenissen en onderdrukt, inclusief de Moslimbroederschap, die een terroristische organisatie wordt genoemd, hetgeen het inclusieve verzoeningsproces onmogelijk maakt dat vereist is voor de stabiliteit en ontwikkeling van het land; verzoekt de UNHRC de bedoelde mensenrechtenschendingen te veroordelen, alle onderzoeken die worden gevoerd, te volgen en te overwegen zijn eigen onderzoek te starten, als de Egyptische autoriteiten geen vooruitgang boeken; benadrukt het feit dat het belangrijk is snel een regionaal OHCHR-kantoor te openen in Caïro, in overeenstemming met het akkoord van de Egyptische autoriteiten;

13.    neemt kennis van de nieuwe Egyptische grondwet; merkt de vermelding op van de onafhankelijkheid van de christelijke en joodse godsdienstzaken en erkent dat er met betrekking tot de vrijheid van godsdienst vooruitgang wordt geboekt; is ingenomen met de verwijzing naar een burgerregering en de gelijkheid van alle burgers, inclusief een verbetering van de rechten van vrouwen, de bepaling betreffende de rechten van kinderen, het verbod op foltering in al haar vormen en verschijningen, het verbod op en de strafbaarstelling van alle vormen van slavernij en de toezegging de door Egypte ondertekende internationale mensenrechtenverdragen na te leven; betreurt ten zeerste de hoeveelheid macht die in de grondwet wordt verleend aan het leger en aan militaire rechtbanken;

14.    is bezorgd door het feit dat in de Sinaï duizenden mensen, vooral vluchtelingen uit Eritrea en Somalië, waaronder veel vrouwen en kinderen, omkomen, verdwijnen, ontvoerd en tegen losgeld gegijzeld worden of door mensenhandelaars gefolterd, seksueel uitgebuit of voor orgaanhandel gedood worden; wijst er in dit verband op dat in artikel 89 van de nieuwe grondwet is bepaald dat alle vormen van slavernij, onderdrukking, uitbuiting onder dwang van mensen, sekshandel en andere vormen van mensenhandel in Egypte bij wet verboden en strafbaar gesteld zijn;

Libië

15.    vraagt dat tijdens de komende vergadering van de UNHRC een resolutie wordt goedgekeurd, voortbouwend op het OHCHR-rapport, om het mandaat van het OHCHR voor het volgen van de mensenrechtensituatie en de uitdagingen in Libië en het rapporteren hierover aan de UNHRC, te versterken; is bezorgd door de illegale detenties in het kader van het conflict en de praktijk van foltering en buitengerechtelijke executies en is in verband hiermee tevreden met de aanbevelingen in het rapport van de VN-ondersteuningsmissie over foltering; spreekt zijn bezorgdheid uit over het viseren van medewerkers van de media en verzoekt om de bescherming van de pluriformiteit van de media en de vrijheid van meningsuiting; dringt aan op steun voor conflictoplossing en nationale verzoening;

Tunesië

16.    is tevreden met de goedkeuring door Tunesië op 26 januari 2014 van een nieuwe grondwet, die kan dienen als bron van inspiratie voor de landen in de regio en daarbuiten; moedigt de Tunesische autoriteiten ertoe aan later dit jaar inclusieve, transparante en geloofwaardige verkiezingen te houden;

Palestina

17.    is tevreden met de deelname van Palestina als niet-lidstaat met waarnemerstatus sinds november 2012; herhaalt zijn steun voor deze realisatie; neemt kennis van de door de EU betuigde steun aan een volledig VN-lidmaatschap voor Palestina als onderdeel van een politieke oplossing van het Israëlisch-Palestijnse conflict; bevestigt opnieuw dat de EU geen wijzigingen aan de grenzen van vóór 1967 zal aanvaarden, ook niet met betrekking tot Jeruzalem, tenzij de partijen hierover overeenstemming hebben bereikt; is het in verband hiermee eens met de conclusies van de Raad van de EU over het vredesproces in het Midden-Oosten van 16 december 2013, waarin wordt betreurd dat Israël de nederzettingen blijft uitbreiden, die immers uit hoofde van het internationaal recht illegaal zijn en vrede in de weg staan;

Israël

18.    is tevreden met het feit dat Israël opnieuw aan de activiteiten van de UNHRC deelneemt en met de komende goedkeuring van het rapport van de tweede cyclus van de universele periodieke doorlichting van het land; verzoek de Israëlische autoriteiten mee te werken aan alle speciale procedures, inclusief de werkzaamheden van de speciale rapporteur voor de situatie van de mensenrechten in de bezette gebieden; steunt de conclusies in de rapporten van de VN-secretaris-generaal en de hoge VN-commissaris voor de mensenrechten met betrekking tot Israël en de bezette Palestijnse gebieden en verzoekt Israël de aanbevelingen van de onafhankelijke internationale informatiemissie inzake de gevolgen van de Israëlisch nederzettingen voor de mensenrechten van het Palestijnse volk ten uitvoer te leggen; maakt zich ernstige zorgen over de gemelde gevallen van kinderen die om politieke redenen worden opgesloten in Israëlische detentieoorden;

Bahrein

19.    spreekt zijn bezorgdheid uit over de situatie van de mensen in Bahrein die opkomen voor de mensenrechten en actief zijn in de politieke oppositie; is tevreden met de verklaring over Bahrein in de UNHRC van september 2013, die door alle EU-lidstaten is ondertekend; vraagt de onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating van alle politieke gevangenen, politieke activisten, journalisten, verdedigers van de mensenrechten en vreedzame protestanten; vraagt de EU-lidstaten te werken aan de goedkeuring tijdens de volgende vergadering van de UNHRC van een resolutie over de mensenrechtensituatie in Bahrein, met focus op de tenuitvoerlegging van de toezeggingen die Bahrein heeft gedaan tijdens het proces van de universele periodieke doorlichting en de aanbevelingen van de onafhankelijke onderzoekscommissie van Bahrein, inclusief die met betrekking tot mensenrechtenverdedigers, waarmee de koning van Bahrein zich tevreden heeft verklaard;

Saudi-Arabië

20.    verzoekt Saudi-Arabië als pas verkozen lid van de UNHRC de aanbevelingen te volgen van de 17e vergadering van de werkgroep universele periodieke evaluatie om een einde te maken aan alle vormen van discriminatie ten aanzien van vrouwen in de wetgeving en in de praktijk en om vrouwen toe te staan volledig en op gelijke wijze deel te nemen aan de maatschappij; om alle nodige maatregelen te nemen ter bestrijding van huiselijk geweld en ervoor te zorgen dat de slachtoffers toegang hebben tot mechanismen voor bescherming en verhaal; om een wet goed te keuren met een verbod op alle kindhuwelijken onder dwang en huwelijken van jonge kinderen en de wettelijke minimumleeftijd voor een huwelijk vast te stellen op 18 jaar; om wetten goed te keuren ter bescherming van de vrijheden van vereniging, meningsuiting, vreedzame vergadering en godsdienst; om een moratorium af te kondigen op de doodstraf, met het oog op de uiteindelijke afschaffing ervan; om de registratie mogelijk te maken van ngo's die actief zijn op het gebied van de mensenrechten; en om de essentiële mensenrechteninstrumenten te ratificeren;

Iran

21.    is tevreden met de in maart 2013 door de UNHRC goedgekeurde resolutie over de situatie van de mensenrechten in de Islamitische Republiek Iran en de uitbreiding van het mandaat van de speciale rapporteur voor de mensenrechtensituatie in Iran; herhaalt zijn steun voor de verlenging van het mandaat en verzoekt Iran de speciale rapporteur van de VN het land binnen te laten, als cruciale stap in de richting van de start van een dialoog om de mensenrechtensituatie in Iran te beoordelen; herhaalt zijn veroordeling van de doodstraf in Iran en van de significante toename van het aantal executies, met 40 personen die zijn opgehangen in de eerste twee weken van 2014, en de voortdurende schending van het recht op vrijheid van geloof; merkt op dat de eerste tekenen kunnen worden vastgesteld van vooruitgang door de Iraanse regering op het gebied van de mensenrechten, inclusief de vrijlating van politieke gevangenen; verzoekt de EU en de UNHRC de mensenrechtensituatie van nabij te blijven volgen en ervoor te zorgen dat mensenrechten een essentiële prioriteit blijven in het kader van alle contacten met de Iraanse regering;

Russia

22.    veroordeelt met klem de wetten op "buitenlandse agenten" in Rusland, die gebruikt worden om ngo's te intimideren door middel van plunderingen van kantoren, boetes en andere intimiderende methoden; verzoekt de EU en haar lidstaten pressie te blijven uitoefenen op Rusland, zowel in de UNHRC als daarbuiten, om een eind te maken aan deze duidelijke schendingen van de vrijheid van meningsuiting en van vereniging; maakt zich ernstige zorgen over andere voortdurende mensenrechtenschendingen in Rusland, zoals de onderdrukking van de media, discriminerende wetten tegen seksuele minderheden, de schending van de vrijheid van vergadering en het gebrek aan rechterlijke onafhankelijkheid;

Belarus

23.    betuigt nogmaals zijn steun aan de speciale rapporteur van de UNHRC voor de mensenrechtensituatie in Belarus; verzoekt om het mandaat van de speciale rapporteur met een jaar te verlengen wanneer dit verstrijkt in juni 2014; is ingenomen met de in juni 2013 aangenomen resolutie over Belarus en de voortdurende erkenning van de grove mensenrechtenschendingen in het land, alsook met de aandacht die hieraan is besteed; dringt er bij de EDEO en de lidstaten op aan pressie te blijven uitoefenen op Belarus op het gebied van de mensenrechten;

Oezbekistan

24.    is ingenomen met de resultaten van de universele periodieke doorlichting van Oezbekistan; acht het betreurenswaardig dat de regering van Oezbekistan blijft weigeren in te gaan op verzoeken om het land te bezoeken via de speciale procedures van de UNHRC; verzoekt de EU-lidstaten zich in te spannen voor de invoering van een specifiek toezichtmechanisme bij de UNHRC voor de mensenrechtensituatie in Oezbekistan;

Centraal-Afrikaanse Republiek

25.    herhaalt ernstig bezorgd te zijn door de situatie in de Centraal-Afrikaanse Republiek; verzoekt de internationale gemeenschap dringend haar steun te verlenen aan de humanitaire oproep van de VN, waar sprake is van ernstige onderfinanciering, en vraagt een betere veiligheidssituatie, om te zorgen voor toegang tot humanitaire hulp voor de bevolking; hoopt dat een snelle inzet van de GVDB-missie van de EU zal bijdragen tot een verbetering van de situatie op het terrein; is tevreden met resolutie 2136 (2014) van de VN-Veiligheidsraad, de resolutie van de UNHRC, de speciale vergadering van de UNHRC over de situatie in de Centraal-Afrikaanse Republiek van 20 januari 2014 en de benoeming van een onafhankelijk expert voor de mensenrechtensituatie in het land; dringt er bij nieuw interim-president Samba-Panza op aan alles in het werk te stellen om een einde te maken aan het geweld en de sektarische spanningen in het land te verminderen;

Democratische Republiek Congo

26.    wijst op de oproep van de VN tot voortdurende steun voor het door conflict geteisterde oostelijke deel van de Democratische Republiek Congo (DRC), om ervoor te zorgen dat hier geen vergeten crisis ontstaat; maakt zich ernstig zorgen door de recente massale ontheemding van bewoners in de regio Katanga; veroordeelt scherp de aanvallen van de rebellenstrijdkrachten in het oosten van het land op de burgerbevolking, inclusief vrouwen en kinderen; veroordeelt scherp het systematisch gebruik van verkrachting als oorlogswapen; spreekt er zijn ernstige bezorgdheid over uit dat kinderen nog steeds als soldaten worden gebruikt, en wenst dat zij worden ontwapend, gerehabiliteerd en gereïntegreerd; is van mening dat het VN-Kader voor vrede, veiligheid en samenwerking voor de DRC en de regio een essentieel kader blijft voor de totstandbrenging van duurzame vrede; is tevreden met resolutie 2136 van de VN-Veiligheidsraad van januari 2014, waarin het voor de DRC opgelegde wapenembargo wordt verlengd;

Eritrea

27.    dringt aan op permanente aandacht en alertheid van de EU en de UNHRC met betrekking tot de mensenrechtensituatie in Eritrea, aangezien ernstige schendingen van de mensenrechten grote aantallen vluchtelingen en migranten tot gevolg hebben; is tevreden met de resolutie van de UNHRC over de mensenrechtensituatie in Eritrea, die met algemene stemmen is goedgekeurd in juni 2013; prijst de speciale rapporteur voor de mensenrechtensituatie in het land om zijn eerste verslag; vraagt dat het mandaat van deze speciale rapporteur tijdens de 26e vergadering van de UNHRC wordt verlengd;

Mali

28.    is tevreden met de benoeming van een onafhankelijk expert voor de mensenrechtensituatie in Mali, de voortdurende monitoring van de mensenrechtensituatie na het conflict en de rol van sterk leiderschap die wordt gespeeld door andere Afrikaanse staten met betrekking tot de verbetering van de mensenrechtensituatie in het land; verzoekt om verlenging van het mandaat van de onafhankelijk expert;

Zuid-Sudan

29.    spreekt zijn grote bezorgdheid uit over de situatie in Zuid-Sudan, inclusief de politieke strijd om het leiderschap van het land, die heeft geleid tot een toename van de etnische conflicten en de ontheemding van meer dan 650 000 mensen; dringt er bij de EU-lidstaten op aan deze kwestie in de UNHRC aan de orde te stellen om het punt van de situatie in Zuid-Sudan hoog op de internationale agenda te houden; is tevreden met het op 24 januari 2014 ondertekende akkoord inzake een staking van de vijandelijkheden, maar onderstreept het feit dat dit slechts een eerste stap is in de richting van vrede en verzoening; veroordeelt de wijdverbreide schendingen van de mensenrechten die zijn begaan en onderstreept het feit dat de verantwoordelijken aansprakelijk moeten worden gesteld; is tevreden met het engagement dat de Afrikaanse Unie is aangegaan door de oprichting van een onderzoekscommissie die moet dienen als basis voor gerechtigheid en de aflegging van verantwoording en voor een toekomstige verzoening;

30.    Sri Lanka

veroordeelt de voortdurende aanvallen tegen religieuze minderheden en de pesterijen en intimidatie ten aanzien van verdedigers van de mensenrechten, advocaten en journalisten; erkent dat vooruitgang is geboekt met de wederopbouw en de tenuitvoerlegging van een aantal van de aanbevelingen van de commissie lering en verzoening, maar betreurt het feit dat de regering van Sri Lanka nog steeds niet zorgt voor onafhankelijke, geloofwaardige onderzoeken van in het verleden begane schendingen van de internationale mensenrechtenwetgeving en het internationaal humanitair recht; steunt krachtig de aanbeveling van de hoge VN-commissaris voor de mensenrechten om een onafhankelijk internationaal onderzoeksmechanisme in te stellen dat kan bijdragen tot het achterhalen van de waarheid, als binnenlandse onderzoeksmechanismen geen resultaat opleveren;

Birma/Myanmar

31.    is tevreden met de resolutie van de UNHRC over Birma/Myanmar en de voortdurende werkzaamheden van de speciale rapporteur; verzoekt de UNHRC het mandaat van de speciale rapporteur niet stop te zetten of te wijzigen, zolang in het land geen nationaal OHCHR-kantoor met volledig mandaat is geopend, en verzoekt Birma/Myanmar ervoor te zorgen dat de evaluatiecommissie voor de gevangenen haar werkzaamheden voortzet met betrekking tot de oplossing van alle onopgeloste zaken en de intrekking van de omstreden wetgeving met gevolgen voor de vrijheid van meningsuiting en van vereniging (met name de wet op vreedzame vergadering en protest van 2011); veroordeelt het voortdurende geweld en de wandaden ten aanzien van de Rohingya-minderheid in de deelstaat Rakhine en de aanvallen tegen moslims en andere religieuze minderheden, en verzoekt om een grondig, transparant en onafhankelijk onderzoek van deze schendingen;

Noord-Korea

32.    is tevreden met de geplande verlenging van het mandaat van de speciale rapporteur voor de mensenrechtensituatie in de Democratische Volksrepubliek Korea (Nood-Korea), met de resolutie die bij consensus is goedgekeurd in maart 2013 en met de presentatie van het rapport van de onderzoekscommissie voor de mensenrechten in dit land; dringt er nogmaals bij de regering van Noord-Korea op aan ten volle met de rapporteur samen te werken en zijn bezoek aan het land te faciliteren; dringt er bij de UNHRC op aan de aanbevelingen van de internationale onderzoekscommissie te volgen, met bijzondere aandacht voor het feit dat de in Noord-Korea begane internationale misdaden moeten worden veroordeeld, dat de VN-capaciteit inzake het documenteren van de mensenrechtenschendingen in het land moet worden vergroot en dat passende internationale mechanismen moeten worden ingesteld om ervoor te zorgen dat rekenschap voor de in Noord-Korea begane internationale misdrijven wordt afgelegd;

Cambodja, Ivoorkust, Haïti, Somalië en Sudan

33.    is ingenomen met de verlenging van het mandaat van de onafhankelijke deskundigen inzake Cambodja, Ivoorkust, Haïti, Somalië en Sudan; dringt er bij de autoriteiten van deze landen op aan volledig samen te werken met degenen die deze mandaten uitoefenen;

Thematische kwesties

Rechten van het kind

34.    is ingenomen met de werkzaamheden van de UNHRC met betrekking tot de rechten van het kind, zoals de resolutie van september 2013 over te voorkomen sterfte en ziekte van kinderen jonger dan 5 jaar als een mensenrechtenkwestie, en de werkzaamheden van de commissie voor de rechten van het kind; verzoekt landen het derde Facultatieve Protocol bij het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind te bekrachtigen, zodat kinderen hun klachten kunnen indienen bij de commissie; prijst de toekomstige resolutie van de UNHRC over de rechten van het kind als een uitstekend voorbeeld van samenwerking tussen de EU en de groep van Latijns-Amerikaanse en Caribische landen (GRULAC); maakt zich ernstige zorgen over de gevallen van foltering en opsluiting van kinderen waarvan organisaties zoals UNICEF en Amnesty International melding hebben gemaakt; verzoekt de VN dergelijke zaken verder te onderzoeken en aanbevelingen te doen voor maatregelen;

Vrouwen en meisjes

35.    verzoekt de EU actief deel te nemen aan de 58ste vergadering van de Commissie inzake de status van vrouwen, teneinde geen afbreuk te doen aan het acquis van het Beijing-actieplatform van de VN, zoals de toegang tot onderwijs en gezondheidszorg als een fundamenteel mensenrecht, met inbegrip van seksuele en reproductieve rechten; veroordeelt ten stelligste het gebruik van seksueel geweld tegen vrouwen als oorlogstactiek, waaronder misdrijven als massale verkrachting, seksuele slavernij, gedwongen prostitutie, genderspecifieke misdrijven zoals genitale verminking, mensenhandel, vroegtijdige en gedwongen huwelijken, eermoord en alle andere vormen van seksueel geweld van vergelijkbare ernst; verzoekt de EU en alle lidstaten opnieuw het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld te ondertekenen en te ratificeren;

Foltering

36.    wijst opnieuw op het belang van de bestrijding van foltering en andere vormen van mishandeling en op de prioriteit die de EU verleent aan deze kwestie, in het bijzonder met betrekking tot kinderen; verzoekt de UNHRC om de jaarlijkse resolutie over foltering te gebruiken om het mandaat van de speciale rapporteur met drie jaar te verlengen, en om te zorgen voor een doeltreffende follow-up van eerdere resoluties over foltering; verzoekt de EDEO, de Commissie en de EU-lidstaten samen te werken aan de bestrijding van foltering en de ondersteuning van slachtoffers, met name door te blijven c.q. gaan bijdragen aan het vrijwillige fonds voor de slachtoffers van foltering van de VN en het speciale fonds dat krachtens het facultatieve protocol bij het Verdrag tegen foltering is ingesteld;

Doodstraf

37.    bevestigt andermaal zijn krachtige veroordeling van het gebruik van de doodstraf, en spreekt krachtige steun uit voor het moratorium als een stap in de richting van de afschaffing ervan; verzoekt de EU, haar lidstaten en de UNHRC zich te blijven inspannen voor wereldwijde afschaffing; doet een dringende oproep aan de landen waar de doodstraf nog steeds wordt toegepast om duidelijke en correcte cijfers over het aantal veroordelingen en terechtstellingen te publiceren;

Vrijheid van godsdienst of overtuiging

38.    veroordeelt de voortdurende schendingen van de vrijheid van godsdienst of overtuiging overal ter wereld; wijst opnieuw op het belang dat de EU aan deze kwestie hecht; verzoekt de lidstaten hieraan te blijven werken; is ingenomen met de verlenging van het mandaat van de speciale rapporteur van de VN voor de vrijheid van godsdienst of overtuiging; stelt nogmaals dat de vrijheid van denken, geweten en godsdienst, waaronder het recht om van godsdienst of geloof te veranderen of afstand te doen, een van de fundamentele mensenrechten is; benadrukt derhalve dat alle vormen van discriminatie tegen godsdienstige minderheden overal ter wereld op doeltreffende wijze moeten worden bestreden;

LGBTI-rechten

39.    maakt zich ernstige zorgen over de recente toename van discriminerende wetten en praktijken en gewelddaden tegen personen op grond van hun seksuele geaardheid en genderidentiteit; spoort aan tot nauwlettend toezicht op de situatie in Nigeria en Oeganda, waar nieuwe wetten een ernstige bedreiging vormen voor de vrijheid van seksuele minderheden; veroordeelt de invoering van discriminerende wetten en de onderdrukking van de vrijheid van meningsuiting in Rusland; spreekt nogmaals zijn steun uit voor de voortgezette werkzaamheden van de Hoge Commissaris voor de rechten van de mens ter bestrijding van deze discriminerende wetten en praktijken, en de meer algemene werkzaamheden van de VN op dit vlak; beveelt de EU-lidstaten, de Raad en de EDEO aan actief deel te nemen aan de strijd tegen de pogingen om deze rechten te ondermijnen;

Discriminatie op grond van kaste

40.    veroordeelt discriminatie op grond van kaste; maakt zich ernstige zorgen over de voortdurende wijdverbreide mensenrechtenschendingen op grond van kaste en de gewelddaden, inclusief seksueel geweld tegen vrouwen, die plaatsvinden in de betrokken gemeenschappen; is ingenomen met de werkzaamheden van het OHCHR en de mandaathouders van de speciale procedures van de VN ter bestrijding van deze vorm van discriminatie; dringt er bij de EU-lidstaten op aan de goedkeuring van de ontwerpbeginselen en -richtsnoeren van de VN voor de daadwerkelijke uitbanning van discriminatie op grond van werk te bevorderen, en verzoekt de UNHRC dit kader goed te keuren;

Het recht op vreedzame vergadering

41.    verzoekt de EU de follow-up van het verslag van het OHCHR inzake doeltreffende maatregelen en beste praktijken te ondersteunen, teneinde de bevordering en bescherming van de mensenrechten in de context van vreedzame protesten te waarborgen, met name door steun te verlenen aan de inspanningen voor de ontwikkeling van het internationaal juridisch kader betreffende het recht op vreedzame vergadering;

Huisvesting

42.    verklaart nogmaals verheugd te zijn over het belang dat de UNHRC hecht aan het recht op huisvesting; herhaalt tevens zijn oproep aan de Unie en de lidstaten om de toegang tot passende huisvesting als grondrecht te bevorderen;

Water en sanitaire voorzieningen

43.    is ingenomen met de resolutie van de UNHRC van september 2013 over het recht op veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen, en de werkzaamheden van de speciale rapporteur van de VN op dit gebied, in het bijzonder de ontwikkeling van een handboek voor de uitoefening van het recht op veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen; verzoekt de EDEO, de EU-lidstaten en de UNHRC aandacht te blijven besteden aan dit vaak verwaarloosde, maar zeer belangrijke recht van de mens op water en sanitaire voorzieningen;

Bedrijfsleven en mensenrechten

44.    steunt krachtig de uitvoering van de VN-richtsnoeren voor het bedrijfsleven en de mensenrechten; verzoekt de EU en haar lidstaten om actief deel te nemen aan de 7de zitting van de werkgroep van de VN over de mensenrechtenproblematiek in het kader van transnationale ondernemingen en andere bedrijven en om steun te verlenen aan de inspanningen om hun beleid aan te passen aan de OESO-richtsnoeren voor multinationale ondernemingen en de VN-richtsnoeren inzake bedrijven en mensenrechten; herhaalt zijn verzoek aan de Europese Commissie om vóór eind 2014 verslag uit te brengen over de tenuitvoerlegging van de VN-richtsnoeren inzake bedrijven en mensenrechten door de EU-lidstaten; neemt kennis van het ontluikende initiatief om aan te dringen op de totstandbrenging van een juridisch bindend internationaal instrument inzake bedrijven en mensenrechten binnen het VN-bestel;

Corruptie en mensenrechten

45.    verzoekt de EU en haar lidstaten steun te verlenen aan de instelling van een speciale VN-rapporteur voor financiële criminaliteit, corruptie en mensenrechten;

Sport

46.    is ingenomen met de resolutie van september 2013 over het bevorderen van de mensenrechten door middel van sport en het Olympische ideaal; maakt zich ernstige zorgen over de situatie van arbeidsmigranten in Qatar, met name in de aanloop naar het WK van 2022; neemt kennis van het initiatief van Qatar om deze bezorgdheid weg te nemen; verzoekt de Qatarese autoriteiten hun arbeidswetgeving te herzien, de wet op sponsoring ("kafala-systeem") die in de gehele regio van kracht is, af te schaffen en de relevante internationale verdragen te ratificeren; dringt er bij de EU op aan te waarborgen dat EU-ondernemingen die werkzaam zijn in de bouw in Qatar niet deelnemen aan de mensenrechtenschendingen waarmee arbeidsmigranten worden geconfronteerd; benadrukt het belang van toezicht op alle grote sportevenementen en de wisselwerking ervan met de mensenrechten, zoals de Olympische Winterspelen in Sotsji, Rusland, van februari 2014 en de voortdurende onderdrukking van de vrijheid van vereniging en de rechten van seksuele minderheden, alsook het naderende WK in Brazilië, waar vanuit het hele land meldingen komen van huisuitzettingen en verplaatsingen van de bevolking;

Inzet van gewapende drones

47.    is bezorgd over de schendingen van de mensenrechten en internationale humanitaire wetgeving als gevolg van onwettige doelgerichte moordacties door gewapende drones, die geleid hebben tot een onbekend aantal gedode, ernstig gewonde en getraumatiseerde burgers buiten verklaarde conflictgebieden; steunt de inspanningen in het kader van de relevante speciale procedures van de VN ter bevordering van een transparante en verantwoorde inzet van gewapende drones door staten in overeenstemming met het vastgestelde internationale rechtskader; verzoekt de EU, haar lidstaten en de UNHRC het onderzoek naar onwettig doelgericht doden te blijven ondersteunen en gevolg te geven aan de aanbevelingen van de speciale rapporteurs van de VN voor buitengerechtelijke, standrechtelijke of willekeurige executies en terrorismebestrijding;

Universele periodieke doorlichting (UPR)

48.    benadrukt opnieuw het belang van het universele karakter van de universele periodieke doorlichting (UPR) om te komen tot een volledig inzicht in de mensenrechtensituatie in alle VN-lidstaten, en wijst opnieuw op het blijvende belang van deze tweede doorlichtingscyclus die gericht is op de tenuitvoerlegging van de gedurende de eerste cyclus geaccepteerde aanbevelingen; dringt er echter opnieuw op aan dat de aanbevelingen die door sommige landen niet gedurende de eerste cyclus werden geaccepteerd, bij de voortzetting van het UPR-proces worden heroverwogen;

49.    verzoekt de EU-lidstaten deel te nemen aan de interactieve UPR-dialogen om specifieke en meetbare aanbevelingen te doen om zo de kwaliteit van de follow-up en de uitvoering van aanvaarde aanbevelingen te verbeteren; onderstreept dat het belangrijk is dat de Commissie en de EU-lidstaten technische bijstand verlenen om de doorgelichte landen te helpen met de tenuitvoerlegging van de aanbevelingen om tussentijdse updates te presenteren, teneinde bij te dragen aan een betere uitvoering;

50.    benadrukt dat de UPR-aanbevelingen systematisch moeten worden opgenomen in de mensenrechtendialoog en het mensenrechtenoverleg van de EU en in de landenstrategieën voor mensenrechten van de EU; pleit er opnieuw voor dat het Parlement deze aanbevelingen aankaart tijdens zijn eigen werkbezoeken aan derde landen;

51.    is ingenomen met alle maatregelen die voorzien in de volledige deelname van een breed spectrum van belanghebbenden, met inbegrip van het maatschappelijk middenveld, aan het UPR-proces; benadrukt dat het belangrijk is dat de EDEO en de lidstaten de UNHRC wijzen op de zorgwekkende kwestie van het slinkende aantal ngo's in een aantal landen overal ter wereld;

Speciale procedures

52.    betuigt opnieuw zijn krachtige steun aan de speciale procedures; benadrukt het fundamentele belang van de onafhankelijkheid van deze mandaten en dringt er bij alle VN-lidstaten op aan hun volledige medewerking aan de speciale procedures te verlenen, onder meer door de mandaathouders voor landenbezoeken te ontvangen, hun dringende verzoeken om actie en in verband met vermeende schendingen te beantwoorden, en te zorgen voor een passende follow-up van de door de mandaathouders gedane aanbevelingen; steunt de op 10 december 2013 uitgebrachte verklaring van de 72 experts van de speciale procedures, en vreest dat het gebrek aan medewerking aan de speciale procedures van sommige lidstaten een belemmering vormt voor het vermogen van de experts om hun mandaat ten uitvoer te leggen;

53.    veroordeelt met klem alle vormen van represailles tegen mensenrechtenverdedigers en -activisten die meewerken aan het UPR-proces en de speciale procedures, met name in het geval van China; verzoekt de UNHRC onderzoek te doen naar berichten volgens welke een Chinese activist, Cao Shunli, die pleitte voor deelname van het maatschappelijk middenveld aan de UPR, sinds 14 september 2013 wordt vastgehouden; dringt er bij de voorzitter van de UNHRC op aan deze zaak en andere, vergelijkbare gevallen op de voet te volgen; verzoekt alle lidstaten passende bescherming te bieden tegen dergelijke intimidatiepraktijken; benadrukt dat door dergelijk optreden het hele mensenrechtensysteem van de VN wordt ondermijnd;

Betrokkenheid van de EU

54.    wijst opnieuw op het belang van actieve EU-deelname aan alle mensenrechtenmechanismen van de VN, met inbegrip van de UNHRC; spoort de EU-lidstaten aan hier invulling aan te geven door steun te verlenen aan en het initiatief te nemen voor resoluties, actief deel te nemen aan debatten en interactieve dialogen, en verklaringen af te leggen; spreekt krachtige steun uit voor de toenemende deelname van de EU aan interregionale initiatieven;

55.    wijst er opnieuw op hoe belangrijk het is om de in Genève uitgevoerde werkzaamheden in de context van de UNHRC te integreren in de relevante interne en externe activiteiten van de EU, inclusief die van het Parlement, zoals de commissie- en interparlementaire delegaties, en de bijdragen van de speciale VN-rapporteurs aan de commissievergaderingen;

56.    spoort de speciale EU-vertegenwoordiger voor de mensenrechten (EUSR) aan de doeltreffendheid, samenhang en zichtbaarheid van het EU-mensenrechtenbeleid te blijven versterken in het kader van de UNHRC en bij de verdere ontwikkeling van een nauwe samenwerking met het OHCHR en de speciale procedures, en betreurt dat de vv / hv niet deelneemt aan de bijeenkomsten van de UNHRC op hoog niveau;

57.    benadrukt opnieuw het belang van doeltreffende coördinatie en samenwerking tussen de EDEO, de Commissie en de EU-lidstaten op het gebied van mensenrechtenkwesties; spoort de EDEO aan om, met name via de EU-delegaties in Genève en New York, de coherentie van het EU-optreden te vergroten door middel van tijdig en inhoudelijk overleg en om met één stem naar buiten te treden;

58.    benadrukt hoe belangrijk het is dat de EU-lidstaten de UNHRC steunen, door samen te werken aan de verwezenlijking van de ondeelbaarheid en universaliteit van de mensenrechten en, in het bijzonder, door alle internationale mensenrechteninstrumenten die dit orgaan heeft ingesteld, te bekrachtigen; geeft andermaal zijn teleurstelling te kennen over het feit dat het Verdrag inzake de bescherming van de rechten van alle migrerende werknemers en hun gezinsleden nog steeds door geen enkele EU-lidstaat is geratificeerd; betreurt andermaal dat diverse lidstaten het Verdrag ter bescherming van alle personen tegen gedwongen verdwijning, het facultatieve protocol bij het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, of het facultatieve protocol bij het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten nog niet hebben goedgekeurd en/of geratificeerd; herhaalt zijn oproep aan alle lidstaten om deze verdragen en protocollen te ratificeren; benadrukt dat de lidstaten hun periodieke verslagen tijdig moeten indienen bij de controlerende organen van de VN; verzoekt de EU zich actief bezig te houden met de ontwikkeling van een EU-standpunt inzake het misdrijf van agressie en de Kampala-amendementen;

59.    wijst er opnieuw op dat het belangrijk is dat de EU steun blijft verlenen aan de verdediging van de onafhankelijkheid van het OHCHR, teneinde te waarborgen dat het zijn taak op een doeltreffende en onpartijdige manier kan blijven vervullen; benadrukt dat de zekerheid van voldoende financiële middelen van essentieel belang is voor de onpartijdigheid en het functioneren van het OHCHR, vooral omdat er momenteel als gevolg van ontstane situaties behoefte is aan nieuwe regionale OHCHR-kantoren; onderstreept dat er gezorgd moet worden voor voldoende financiële middelen in verband met de toenemende werkdruk van de verdragsorganen; verzoekt de EU een voortrekkersrol te vervullen bij het waarborgen van een doeltreffende werking van het stelsel van verdragsorganen, ook ten aanzien van een adequate financiering;

60.    bevestigt opnieuw dat de bescherming van mensenrechtenverdedigers een hoofdprioriteit is van het mensenrechtenbeleid van de EU; waardeert daarom de praktische en financiële steun die is toegewezen aan de dringende bescherming van en steun aan mensenrechtenverdedigers in het kader van het Europees instrument voor democratie en mensenrechten (EIDHR);

61.    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de speciale EU-vertegenwoordiger voor de mensenrechten, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de voorzitter van de 68ste Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, de voorzitter van de VN-Raad voor de rechten van de mens, de hoge commissaris van de VN voor de rechten van de mens en de Werkgroep EU-VN opgericht door de Commissie buitenlandse zaken.