ONTWERPRESOLUTIE over de situatie in Irak
15.7.2014 - (2014/2716(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement
Marietje Schaake, Johannes Cornelis van Baalen, Annemie Neyts-Uyttebroeck, Gérard Deprez, Petras Auštrevičius, Louis Michel, Robert Rochefort, Jean-Marie Cavada, Marielle de Sarnez, Charles Goerens, Alexander Graf Lambsdorff, Fernando Maura Barandiarán namens de ALDE-Fractie
Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B8-0059/2014
Het Europees Parlement,
– gezien de berichten van de UNHCR dat door de recente gevechten tussen de extremistische terroristische groepering "Islamitische Staat van Irak en de Levant" (ISIL), het leger en andere groepen meer dan 1 miljoen Iraakse burgers zijn ontheemd,
– gezien de recente verklaringen van de Missie van de Verenigde Naties voor bijstand aan Irak (UNAMI) met nieuwe cijfers voor juni 2014, waaruit blijkt dat er in die maand door terrorisme en geweld 2 287 mensen gewond zijn geraakt en minstens 2 417 Irakezen om het leven zijn gekomen, waaronder meer dan 1 500 burgerdoden – het hoogste cijfer in één maand sinds 2007,
– gezien de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Irak, anderzijds, en zijn resolutie van 17 januari 2013 over de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en Irak,
– gezien het gemeenschappelijk strategisch document voor Irak (2011-2013) van de Commissie,
– gezien de verklaring van 16 juni 2014 van de hoge commissaris van de VN voor de mensenrechten, Navi Pillay, waarin zij de standrechtelijke executies door ISIL veroordeelt en het standpunt uit dat dit vrijwel zeker oorlogsmisdaden zijn,
– gezien de verklaring van de vicesecretaris-generaal van de VN en de uitvoerend directeur van UN Women, Phumzile Mlambo-Ngcuka, waarin zij specifieke zorgen uit over de veiligheid van vrouwen en meisjes in Irak, met name in de door ISIL bezette gebieden,
– gezien zijn resolutie van 15 november 2012 over een strategie voor digitale vrijheid in het buitenlandbeleid van de EU[1],
– gezien zijn resolutie van 13 juni 2013 over vrijheid van pers en media in de wereld[2],
– gezien de verklaring van 27 juni 2014 van vicevoorzitter/hoge vertegenwoordiger Catherine Ashton, waarin zij aandringt op een meer inclusieve regering,
– gezien de verklaring van 23 juni 2014 van de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken John Kerry, waarin hij Amerikaanse steun voor Irak belooft en de Iraakse regering oproept tot actie om het land te verenigen,
– gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de extremistische terroristische groepering ISIL in Noord-Irak Mosul – de op een na grootste stad van het land – heeft bezet; overwegende dat dit het begin was van een groot offensief van deze relatief kleine groepering, waarmee zij aanzienlijke delen van het land heeft weten te veroveren;
B. overwegende dat de Iraakse veiligheidstroepen er grotendeels niet in zijn geslaagd ISIL een halt toe te roepen, dat er veel soldaten zijn gevlucht en dat die hebben gewezen op fundamentele problemen binnen de strijdkrachten;
C. overwegende dat ISIL een groot aantal grensovergangen tussen Syrië en Irak heeft ingenomen;
D. overwegende dat er minstens 53 lichamen zijn gevonden die wezen op een executie;
E. overwegende dat Irak niet alleen te kampen heeft met ernstige veiligheidsproblemen, maar ook met politieke, sektarische, sociale en economische problemen;
F. overwegende dat het beleid van de Iraakse regering, waaronder de gewelddadige onderdrukking van de soennitische protesten, ertoe geleid heeft dat de sektarische spanningen zijn opgelopen en dat delen van de Iraakse bevolking van elkaar vervreemd zijn geraakt;
G. overwegende dat wijdverbreide armoede, hoge werkloosheid, economische stagnatie, milieuschade en het ontbreken van elementaire openbare diensten een groot deel van de bevolking in hun greep blijven houden; overwegende dat talloze vreedzame demonstraties voor meer sociale, economische en politieke rechten in het verleden stelselmatig, en straffeloos, door de veiligheidsdiensten zijn onderdrukt;
H. overwegende dat de digitale, pers-, en mediavrijheid herhaaldelijk en in toenemende mate worden belemmerd, zowel door de regering als door extremistische groeperingen; overwegende dat journalisten en nieuwsmedia zijn aangevallen of gecensureerd en dat Verslaggevers zonder grenzen de situatie in de provincie Anbar een "nieuwsblackout" heeft genoemd; overwegende dat Irak door het Freedom House in het Freedom in the World-verslag over 2014 is ingeschaald als "niet vrij";
I. overwegende dat de Iraakse regering in reactie op de overwinningen van ISIL heeft geprobeerd sociale media te blokkeren en in sommige delen van het land internet af te sluiten, als poging om de communicatie tussen militanten te verbreken;
J. overwegende dat de Iraakse grondwet gelijkheid voor de wet van alle burgers garandeert en de "administratieve, politieke, culturele en onderwijsrechten van de diverse nationaliteiten" erkent; overwegende dat de Iraakse regering verantwoordelijk is voor het waarborgen van de rechten, het welzijn en de veiligheid van de volledige bevolking;
K. overwegende dat Irak op 30 april 2014 parlementsverkiezingen heeft gehouden en dat de regering nog wordt gevormd;
L. overwegende dat de president van de semi-autonome Koerdische regio van Irak, Massoud Barzani, de regionale regering heeft verzocht voorbereidingen te treffen voor een referendum over onafhankelijkheid; overwegende dat Koerdische strijders de controle hebben overgenomen over bepaalde gebieden in Noord-Irak die voorheen onder het beheer stonden van de Iraakse veiligheidstroepen, in het bijzonder de stad Kirkuk;
M. overwegende dat sinds 2007 de totale humanitaire steun van de Commissie aan Irak, met inbegrip van steun voor Syrische vluchtelingen in Irak, bijna 145 miljoen EUR bedraagt; overwegende dat de Commissie in het licht van het recente geweld heeft besloten om haar steun, naast de humanitaire financiering van 12 miljoen EUR voor 2014, te verhogen met 5 miljoen EUR;
N. overwegende dat in de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en Irak en met name in de mensenrechtenclausule daarvan wordt benadrukt dat de politieke dialoog tussen de EU en Irak zich moet richten op de mensenrechten en op versterking van de democratische instellingen;
O. overwegende dat de VS honderden adviseurs en extra militair materiaal naar de Iraakse regering heeft gestuurd om haar te helpen in de strijd tegen ISIL, en eveneens drones in het land inzet;
P. overwegende dat Rusland het Iraakse leger heeft voorzien van militair materiaal, waaronder gevechtsvliegtuigen;
Q. overwegende dat naar verluidt ook Iran de Iraakse regering militaire steun heeft geboden om ISIL te bestrijden;
R. overwegende dat Saoedi-Arabië heeft aangekondigd strijdkrachten naar zijn grens met Irak te sturen, aangezien de Iraakse troepen zich uit dat gebied hebben teruggetrokken;
S. overwegende dat de opkomst en verspreiding van terrorisme en extremisme een ernstige bedreiging vormen voor de EU en de internationale gemeenschap, vooral in de vorm van jihadisten en andere strijders die naar hun thuisland terugkeren;
T. overwegende dat er berichten zijn dat vrouwen en meisjes in Irak met opzet als doelwit worden gekozen en dat er melding wordt gemaakt van ontvoeringen, verkrachting en gedwongen huwelijken door ISIL en andere gewapende groeperingen;
1. is diep verontrust over de snelle opmars van ISIL en over het feit dat de Iraakse strijdkrachten niet in staat zijn de groepering doeltreffend af te weren;
2. betuigt zijn deelneming aan alle slachtoffers van de gevechten en hun families;
3. veroordeelt het geweld en de gemelde massaexecuties door ISIL-strijdkrachten; erkent het recht van de Iraakse regering haar soevereine grondgebied te verdedigen, maar verzoekt de Iraakse strijdkrachten met klem in overeenstemming met het internationale en nationale recht te handelen, en de Iraakse verbintenissen in het kader van internationale overeenkomsten over mensenrechten en fundamentele vrijheden te eerbiedigen;
4. is van oordeel dat een doeltreffend antwoord op de huidige crisis niet alleen gericht moet zijn op veiligheid, maar ook op systematische problemen op politiek, economisch en sociaal vlak; meent dat deze problemen moeten worden verholpen om de marginalisering van bepaalde minderheden binnen de Iraakse samenleving tegen te gaan, zodat de sektarische kloof kan worden overbrugd en de eenheid van de Iraakse staat kan worden gewaarborgd;
5. wijst er in dit verband op dat contra-terrorisme en contra-oproer meer zouden moeten omvatten dan louter en alleen militaire actie en moet bestaan uit een allesomvattende benadering, waarbij de grondoorzaken van het geweld worden aangepakt, alsmede beleid om vertrouwen en inclusieve sociale en economische ontwikkeling te stimuleren;
6. geeft uiting aan zijn ernstige verontrusting over deze nieuwe golf van instabiliteit en verzoekt alle politieke leiders in Irak van alle achtergronden samen te werken om een einde te maken aan het sektarische geweld en de polarisatie en om de mensen in Irak tot elkaar te brengen; is van oordeel dat religieuze leiders geweld niet mogen verheerlijken en hun verantwoordelijkheid moeten nemen om ervoor te zorgen dat mensen met verschillende religies en overtuigingen in vrede samenleven binnen het Iraakse constitutionele kader; pleit er in dit verband voor dat de milities opnieuw in de reguliere strijdkrachten worden opgenomen;
7. is van oordeel dat de recente ontwikkelingen in Irak een gelegenheid bieden om een echt representatieve regering met een inclusieve agenda te vormen; doet een beroep op alle politieke krachten in Irak om zich in te zetten voor een dergelijke regering; dringt bij de internationale gemeenschap en met name de EU aan op steun om dit proces waar mogelijk te vergemakkelijken;
8. maakt zich zorgen over de timing van de oproep voor een referendum over Koerdische onafhankelijkheid, en beklemtoont dat eenheid en inclusieve democratie op grond van een brede coalitie in de Iraakse regering, met een passende Koerdische vertegenwoordiging, de meest stabiele basis zouden vormen voor de oplossing van de huidige crisis; onderstreept in dit verband dat geen van de religieuze of etnische groeperingen baat zou hebben bij het uiteenvallen van Irak;
9. benadrukt dat de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, en met name de vrijheid van meningsuiting, de persvrijheid en de digitale vrijheden, in deze tijden van crisis moeten worden geëerbiedigd;
10. is bezorgd over de banden tussen geweld en gevechten in Irak en andere delen van het Midden-Oosten, met name Syrië; is daarom van mening dat er behoefte is aan een regionale dialoog om de problemen van de regio te bespreken; verzoekt de internationale gemeenschap en met name de EU om een dergelijke dialoog te faciliteren en alle belanghebbende partijen, in het bijzonder Iran en Saoedi-Arabië, daarbij te betrekken;
11. is ingenomen met het besluit van de Commissie om de humanitaire steun aan Irak te verhogen; blijft er echter van overtuigd dat de EU meer kan en moet doen om een daadwerkelijk democratisch en inclusief proces in Irak te bevorderen en ondersteunen;
12. keurt af dat de golfstaten en Iran terroristische en extremistische groeperingen en activiteiten financieren en ondersteunen;
13. juicht toe dat een aantal EU-lidstaten extra inspanningen leveren om een oplossing te vinden voor het probleem van EU-burgers die recruteren of vechten voor jihadistische, extremistische of andere terroristische groeperingen;
14. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlands en veiligheidsbeleid, de Raad, de Commissie, de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de regering en de Raad van Volksvertegenwoordigers van Irak, het regionale bestuur van Koerdistan, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties en de VN-Mensenrechtenraad.
- [1] Aangenomen teksten, P7_TA(2012)0470.
- [2] Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0274.