ONTWERPRESOLUTIE over de situatie in Libië
16.9.2014 - (2014/2844(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement
Barbara Lochbihler, Tamás Meszerics, Judith Sargentini, Ernest Urtasun, Bodil Ceballos, Ernest Maragall namens de Verts/ALE-Fractie
Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B8-0111/2014
Het Europees Parlement,
– gezien de resoluties van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties over Libië, waaronder Resolutie 2174 van 27 augustus 2014,
– gezien de briefing van de VN-Veiligheidsraad door de speciale VN-vertegenwoordiger van de secretaris-generaal en het hoofd van de VN-Ondersteuningsmissie in Libië (UNSMIL) van 27 augustus 2014,
– gezien het verslag van UNSMIL en het Bureau van de Hoge Commissaris voor de mensenrechten van de VN (OHCHR) over de schendingen van de internationale mensenrechten en het humanitair recht tijdens het aanhoudende geweld in Libië, van 4 september 2014,
– gezien de conclusies van de EU-Raad Buitenlandse Zaken over Libië, waaronder die van 15 augustus 2014,
– gezien zijn eerdere resoluties over Libië, met name die van 10 maart over de zuidelijke nabuurschapslanden, in het bijzonder Libië[1], en die van 15 september 2011 over de situatie in Libië[2],
– gezien de recente verklaringen over Libië van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid Catherine Ashton,
– gezien de lokale verklaring van de hoofden van de Libië-missie van de militaire staf van de EU (EUMS) over de moord op mevrouw Bugaighis, van 27 juni 2014,
– gezien de verklaring van de Franse minister van Defensie Jean-Yves Le Drian van 9 september 2014,
– gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat Libië een dramatische reeks politieke, institutionele en veiligheidscrises heeft doorgemaakt sinds Moammar Kaddafi in 2011 is afgezet door rebellengroepen, daarbij bijgestaan door NAVO-troepen;
B. overwegende dat de gevechten sinds half mei steeds weer oplaaien in en rond de stad Benghazi in het oosten van het land, toen Khalifa Haftar, generaal buiten dienst, namelijk een guerrilla is begonnen tegen een coalitie van islamistische milities, onder meer de jihadistische groepering Ansar al-Sharia, en andere gewapende troepen;
C. overwegende dat er op 13 juli 2014 gevechten uitbraken over het gezag over de internationale luchthaven van Tripoli, tussen gewapende milities uit Zintan en hun bondgenoten, en de coalitie "Libische Dageraad", die voornamelijk bestond uit islamistische milities uit Misrata; overwegende dat de troepen van Libische Dageraad op 24 augustus 2014 de luchthaven van Tripoli hebben veroverd en sindsdien de macht hebben over het grootste gedeelte van Tripoli, waaronder ministeries en hoofdkantoren van overheidsinstellingen;
D. overwegende dat bij de parlementsverkiezingen van 25 juni 2014 de voorheen dominante islamistische partijen het onderspit hebben gedolven; overwegende dat het nieuwe parlement, het Huis van Afgevaardigden, het voormalige Algemeen Nationaal Congres heeft vervangen en om veiligheidsredenen is uitgeweken van Tripoli naar de oostelijke stad Tobruk; overwegende dat het Huis van Afgevaardigden om buitenlands ingrijpen heeft verzocht om de veiligheidssituatie op te lossen;
E. overwegende dat de coalitietroepen van Libische Dageraad de verhuizing van het Huis van Afgevaardigden hebben betwist, waarbij ze beweren dat de overdracht van bevoegdheden aan het nieuwe parlement ongrondwettelijk was; overwegende dat het Algemeen Nationaal Congres op 25 augustus 2014 bijeenkwam in Tripoli en de door islamisten gesteunde Omar al-Hasi tot premier koos en hem vroeg een "nationale bevrijdingsregering" te vormen;
F. overwegende dat het Huis van Afgevaardigden groeperingen die strijden onder de naam Libische Dageraad en Ansar al-Sharia als terroristen bestempelen; overwegende dat Libische Dageraad en hun bondgenoten beweren dat het Huis van Afgevaardigden wordt geleid door voormalige aanhangers van Kaddafi;
G. overwegende dat ongeïdentificeerde vliegtuigen luchtaanvallen zouden hebben uitgevoerd op groeperingen van de Libische Dageraad in Tripoli; overwegende dat bronnen uit de VS Egypte en de Verenigde Arabische Emiraten hebben beschuldigd van deze aanvallen; overwegende dat Egypte heeft ontkend luchtaanvallen of andere militaire operaties te hebben uitgevoerd in Libië;
H. overwegende dat er op 25 augustus 2014 een bijeenkomst van buurlanden van Libië werd gehouden in Caïro, waar Libië pleitte voor internationale bescherming van zijn olievelden en luchthavens, en verklaarde niet bij machte te zijn om de gewapende groeperingen tegen te houden; overwegende dat de deelnemende landen overeenkwamen dat ze zich niet zouden mengen in binnenlandse aangelegenheden van Libië, en in plaats daarvan opriepen tot een nationale dialoog;
I. overwegende dat de pogingen van de VN om een staakt-het-vuren tot stand te brengen tussen de strijdtroepen en een nationale dialoog op gang te brengen tot nu toe vruchteloos zijn gebleken; overwegende dat de onlangs benoemde speciale VN-gezant Bernadino León momenteel in Libië is; overwegende dat de Franse minister van Defensie op 9 september 2014 de waarschuwende woorden sprak dat Libië op weg is een "centrum voor terroristische groeperingen" te worden, en opriep tot doortastend internationaal optreden;
J. overwegende dat de conflicten in Benghazi en Tripoli hebben geleid tot een ernstige verslechtering van de mensenrechten- en humanitaire situatie; overwegende dat strijdtroepen willekeurig gebieden waar burgers wonen hebben gebombardeerd in zowel Tripoli als Benghazi, wat heeft geleid tot een aanzienlijk aantal burgerslachtoffers en schade aan burgerlijke gebouwen en infrastructuur; overwegende dat de ngo's Amnesty International en Human Rights Watch beide hebben verklaard dat zulke bombardementen gelden als oorlogsmisdaden; overwegende dat de vooraanstaande mensenrechtenactiviste Salwa Bugaighis op 25 juni 2014 is vermoord in Benghazi;
K. overwegende dat burgers in Tripoli en Benghazi te kampen hebben met een tekort aan voedsel, brandstof en andere basisbenodigdheden; overwegende dat de verslechtering van de veiligheidssituatie volgens de berichtgeving ook heeft geleid tot een stijging van de criminaliteit en de verspreiding van terroristische groeperingen;
L. overwegende dat volgens schattingen van UNSMIL ten minste 100 000 Libiërs in eigen land ontheemd zijn geraakt door de laatste serie gevechten, en dat nog eens 150 000 mensen, waaronder veel migranten, het land hebben verlaten; overwegende dat buitenlandse hulpverleners en diplomaten, onder wie EU- en UNSMIL-personeel, geëvacueerd zijn uit Libië; overwegende dat interim-premier Jomaa van Tunesië heeft verklaard dat de massale toestroom van vluchtelingen uit Libië de capaciteit van het land onder druk zet;
M. overwegende dat honderden migranten en vluchtelingen, die het geweld in Libië wilden ontvluchten, naar verluidt zijn omgekomen toen ze de Middellandse Zee probeerden over te steken naar Europa, waardoor er een enorme vluchtelingencrisis is ontstaan in Italië en Malta; overwegende dat er volgens de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de vluchtelingen sinds juni 1 600 personen zijn omgekomen terwijl ze Europa probeerden te bereiken; overwegende dat Libië het belangrijkste vertrekpunt is voor migranten die Europa proberen te bereiken; overwegende dat volgens schattingen van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de vluchtelingen sinds 29 augustus 2014 ongeveer 98 000 van de bij benadering 109 000 personen die in Italië zijn aangekomen, uit Libië zouden zijn vertrokken;
N. overwegende dat de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties de situatie in Libië op 26 februari 2011 heeft doorverwezen naar het Internationaal Strafhof; overwegende dat het Internationaal Strafhof op 27 juni 2011 drie arrestatiebevelen heeft uitgevaardigd voor Moammar Kaddafi, Saif al-Islam Kaddafi en Abdullah al-Senussi voor misdaden tegen de menselijkheid; overwegende dat de andere verdachten niet in hechtenis worden gehouden op gezag van het Hof; overwegende dat de Libische autoriteiten erop hebben aangedrongen deze verdachten te berechten binnen het Libische rechtssysteem;
1. geeft uiting aan zijn diepe bezorgdheid over de escalatie van het geweld en de gewapende strijd in Libië, vooral rond de steden Tripoli en Benghazi; is verontrust over deze situatie die desastreuze gevolgen heeft voor de burgerbevolking en haar instellingen, en een verdere destabilisatie van de omliggende regio met zich mee kan brengen;
2. verzoekt de conflictpartijen alle gewapende vijandelijkheden onmiddellijk stop te zetten en een begin te maken met een inclusieve politieke dialoog; schaart zich in dit verband volledig achter de inspanningen van de VN, met name van de speciale vertegenwoordiger Bernardino León, om dit proces mogelijk te maken teneinde consensuele instellingen op te richten die een brede nationale verzoeningsagenda nastreven; benadrukt dat er voldoende aandacht moet worden besteed aan de rol van vrouwen en minderheden in dit proces;
3. dringt er bij het nieuw gekozen Huis van Afgevaardigden op aan zijn wetgevende functies op inclusieve wijze uit te voeren en zich te richten tot het hele Libische volk;
4. benadrukt dat de laatste resolutie van de VN-Veiligheidsraad de mogelijkheid biedt om de reikwijdte van de internationale sancties te verbreden en zo storende elementen bij alle partijen aan te pakken;
5. veroordeelt de willekeurige bombardementen in de afgelopen maanden door de strijdende partijen op gebieden in Tripoli en Benghazi waar burgers wonen; is zeer verontrust over de verslechtering van de mensenrechtensituatie in het hele land, bijvoorbeeld gevallen van willekeurige gevangenneming, ontvoeringen, onwettig doden, foltering van en geweld tegen journalisten, functionarissen, politici en mensenrechtenactivisten, zoals de wrede moord op de vooraanstaande activiste Salwa Bugaighis; benadrukt dat alle schenders van mensenrechten en het humanitair recht ter verantwoording moeten worden geroepen;
6. verwerpt de voortdurende en heimelijke bemoeienis door regionale actoren op het binnenlands toneel van Libië, mede als gevolg waarvan het land geleidelijk is afgegleden naar politieke en militaire chaos; verzoekt de buurlanden van Libië en andere regionale actoren af te zien van enig optreden waardoor de spanningen in het land kunnen toenemen;
7. herinnert eraan dat de EU en haar lidstaten, gezien hun betrokkenheid bij de oorlog van 2011, een bijzondere verantwoordelijkheid dragen om de Libische bevolking bij te staan;
8. verzoekt de EU en haar lidstaten zich alle moeite te getroosten om VN- en andere niet-militaire initiatieven te steunen en daarom de huidige crisis op te lossen; verzoekt vooral de EU haar humanitaire hulp te intensiveren om de benarde situatie van de Libische bevolking te verlichten, vooral in de meest getroffen gebieden, en paraat te staan om te anticiperen op een verdere verslechtering van de situatie;
9. is van mening dat de EU er niet in is geslaagd om een degelijke en alomvattende strategie op te stellen en ten uitvoer te leggen voor hulp bij de overgang na Kaddafi; betreurt in het bijzonder het aanhoudende gebrek aan coördinatie van het Libiëbeleid van de EU-lidstaten en het onvermogen van de EDEO om een gemeenschappelijke en doeltreffende EU-benadering te bevorderen;
10. betreurt met name het lage ambitieniveau en het gebrek aan doeltreffendheid bij de EU op het vlak van veiligheid; zet vraagtekens bij haar beperkte aandacht voor grens- en migratiebeheer in het kader waarvan de belangrijkste oorzaken voor de onveiligheid in Libië niet zijn aangepakt; dringt er bij de EU op aan een breed kader te scheppen voor de hervorming van de beveiligingssector in Libië met speciale aandacht voor parlementair toezicht op die sector, met als belangrijk onderdeel daarvan training in mensenrechten en humanitair recht;
11. herinnert aan de talrijke wapenexporten van veel lidstaten naar Kaddafi's beveiligingsdiensten; vindt dat de lidstaten en de EU een speciale verantwoordelijkheid hebben om te helpen bij de demobilisatie, ontwapening en herintegratie van voormalige strijders en bij het verzamelen en vernietigen van de vele illegale wapens in het land; pleit voor een uitvoerig EU-programma op het vlak van demobilisatie, ontwapening en herintegratie en de verzameling en vernietiging van illegale wapens;
12. verzoekt de EU met klem het vredes- en stabiliteitsinstrument volledig te benutten op het vlak van bemiddeling, dialoog en verzoening, en dringend ondersteuning te verlenen aan bemiddeling, in samenwerking met UNSMIL; dringt er tevens bij de EU op aan een cruciale rol voor organisaties uit het maatschappelijk middenveld, met name van vrouwen, te bewerkstelligen bij het vinden van niet-gewelddadige oplossingen voor de meervoudige crises in het land;
13. trekt zich het lot van migranten, asielzoekers en vluchtelingen in Libië zeer aan, zeker nu hun toch al benarde situatie nog verder is verslechterd; is verontrust over de aanhoudende berichten over de erbarmelijke omstandigheden waarin duizenden migranten en vluchtelingen zich bevinden in door de regering geëxploiteerde detentiecentra; benadrukt dat de EU en haar lidstaten moeten afzien van financiële steun aan deze sector totdat de gevallen van misbruik grondig zijn onderzocht en beëindigd;
14. is gekant tegen de uitbesteding van EU-migratiebeleid aan derde landen, met name door opvangcentra in te richten in landen die de vluchtelingenverdragen van Genève niet ondertekend hebben, zoals Libië, en dus geen hoge beschermingsnormen kunnen garanderen;
15. verzoekt de EU en haar lidstaten om Italië met raad en daad bij te staan bij de prijzenswaardige inspanningen om de uit de hand lopende migratiestromen uit Noord‑Afrika, vooral uit Libië, aan te pakken; is gebrand op de voortzetting van het Mare Nostrum-project, en verzoekt de lidstaten dit ook te steunen; verzoekt alle lidstaten, maar vooral Italië, om het Europese en internationale vluchtelingenrecht strikt na te leven, met inbegrip van het beginsel van non-refoulement en de individuele beoordeling van situaties;
16. maakt zich zorgen over de berichtgeving over het falende rechtssysteem in Libië en ernstige tekortkomingen bij het hanteren van eerlijke procesnormen; verzoekt de Libische autoriteiten hun volledige medewerking te verlenen aan het Internationaal Strafhof door te helpen bij diens onderzoeken en de daar gedane uitspraken op te volgen; uit zijn bezorgdheid over het verzuim van de Libische autoriteiten om een eerlijke rechtsgang te waarborgen voor Abdullah al-Sanussi en Saif al-Islam Kaddafi, beklaagden bij het Internationaal Strafhof; herhaalt zijn absolute weerstand tegen de doodstraf in alle gevallen, ongeacht de aard van het begane misdrijf, en verzoekt Libië om de doodstraf af te schaffen; verzoekt de EU te overwegen inspanningen te steunen om de rechtsstaat in het land te sterker te maken;
17. verzoekt de Libische autoriteiten zich te verbinden aan hoge transparantienormen in de binnenlandse winningsindustrie, zodat de hele Libische bevolking kan profiteren van de natuurlijke hulpbronnen, en vooral om zich onverwijld aan te sluiten bij de voorschriften van het initiatief inzake transparantie van winningsindustrieën (EITI); verzoekt Europese bedrijven die zaken doen in Libië hun financiële activiteiten in de energiesector openbaar te maken;
18. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de EDEO, de vicevoorzitter van de Europese Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de parlementen en regeringen van de lidstaten, het Libische Huis van Afgevaardigden, de VN-Veiligheidsraad, de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, de UNHCR, de Arabische Liga en de Afrikaanse Unie.