Ontwerpresolutie - B8-0131/2014Ontwerpresolutie
B8-0131/2014

ONTWERPRESOLUTIE over de situatie in Libië

16.9.2014 - (2014/2844(RSP))

naar aanleiding van een verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid
ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement

Cristian Dan Preda, Arnaud Danjean, Jacek Saryusz-Wolski, Elmar Brok, Andrej Plenković, David McAllister, Mariya Gabriel, Tokia Saïfi, Philippe Juvin, Davor Ivo Stier, Monica Luisa Macovei, Gabrielius Landsbergis, Dubravka Šuica namens de PPE-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B8-0111/2014

Procedure : 2014/2844(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B8-0131/2014
Ingediende teksten :
B8-0131/2014
Debatten :
Aangenomen teksten :

B8‑0131/2014

Resolutie van het Europees Parlement over de situatie in Libië

(2014/2844(RSP))

Het Europees Parlement,

–       gezien zijn eerdere resoluties over Libië,

–       gezien de conclusies van de Raad Buitenlandse Zaken van 15 augustus en de conclusies van de Europese Raad van 30 augustus 2014 over Libië,

–       gezien resolutie 2174 (2014) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties over Libië,

–       gezien het verslag van de United Nations Support Mission in Libya (UNSMIL) "Overzicht van de schendingen van de internationale mensenrechten en het humanitair recht tijdens het aanhoudende geweld in Libië" van 4 september 2014,

–       gezien de Conventies van Genève van 1949 en de aanvullende protocollen van 1977, en de verplichting van partijen bij gewapende conflicten om ervoor te zorgen dat het internationaal humanitair recht in alle omstandigheden wordt geëerbiedigd,

–       gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,

A.     overwegende dat de botsingen tussen rivaliserende milities, en met name die uit Misrata en Zintan, in de afgelopen maanden zijn toegenomen en dat de gevechten om de controle over Tripoli en Benghazi Libië en zijn democratie hebben gedestabiliseerd, alsmede de democratische transitie en geleid hebben tot steeds grotere aantallen burgerslachtoffers, binnenlandse ontheemden en vluchtelingen;

B.     overwegende dat islamistische milities gelieerd zijn aan gewapende islamistische groeperingen zoals de Islamitische Staat, AQIM, al-Jammaa al-Libiya, al-Moukatila en Ansar al-Charia;

C.     overwegende dat islamistische milities op 24 augustus Tripoli en zijn civiele luchthaven onder controle hebben gekregen;

D.     overwegende dat door beide partijen in het conflict naar verluidt schendingen worden gepleegd die oorlogsmisdrijven genoemd kunnen worden;

E.     overwegende dat de voormalige Libische generaal Khalifa Haftar, de leider van het niet‑erkende Libische Nationale Leger, op 16 mei 2014 de "Operatie Waardigheid" is begonnen,

F.     overwegende dat er op 25 juni 2014 parlementsverkiezingen zijn gehouden; overwegende dat het democratisch verkozen huis van afgevaardigden na de recente gewelddadigheden is uitgeweken van Tripoli naar Tobruk, en overwegende dat de islamistische milities het huis van afgevaardigden noch de nieuwe regering erkennen en hun eigen regering en parlement hebben gevormd;

G.     overwegende dat de grondwetgevende vergadering die in februari 2014 is verkozen en die is samengesteld uit 60 vertegenwoordigers van de drie historische regio's van Libië, volgens de Libische staatsmedia eind 2014 met een ontwerpgrondwet zal komen waarover in maart 2015 een referendum zal worden gehouden;

H.     overwegende dat christenen en andere religieuze minderheden steeds vaker worden vervolgd, gearresteerd, ontvoerd en vermoord, omdat er geen rechtsstaat is; overwegende dat de regering niet heeft kunnen voorkomen dat islamistische groeperingen religieuze minderheden aanvallen;

1.      veroordeelt het toenemende geweld, met name tegen de burgerbevolking en civiele instanties; dringt er bij alle partijen van het conflict op aan onmiddellijk de gewelddadigheden te staken en een staakt-het-vuren overeen te komen om een einde te maken aan het lijden van de bevolking; dringt erop aan dat degenen die verantwoordelijk zijn voor het geweld worden vervolgd;

2.      dringt er bij alle partijen van het conflict op aan de internationale humanitaire beginselen te eerbiedigen om ervoor te zorgen dat er humanitaire hulp wordt verleend, dat de veiligheid van de burgers die hulp ontvangen wordt gewaarborgd alsmede de veiligheid van het humanitaire personeel;

3.      dringt er bij Libiës interimregering, het verkozen huis van afgevaardigden en de wetgevende vergadering op aan hun taken uit te voeren in een geest van inclusiviteit in het belang van het land en om de rechten van alle Libiërs te beschermen; dringt er bij alle partijen op aan hen te ondersteunen en deel te nemen aan een inclusieve politieke dialoog om terug te keren naar een stabiele situatie en overeenstemming te bereiken over een uitweg uit de crisis;

4.      herhaalt dat het verwacht dat de regeringsinstanties zich zullen inzetten voor het opbouwen van een tolerante, verenigde en democratische staat in Libië, waarin de mensenrechten van alle Libische burgers worden geëerbiedigd en de religieuze minderheden worden beschermd; dringt er bij de grondwetgevende vergadering op aan dat zij haar werkzaamheden voortzet op basis van deze beginselen en om de rechten van alle Libiërs te beschermen;

5.      steunt de inspanningen van de VN-missie in Libië (UNSMIL) ten zeerste, alsmede die van de recent benoemde speciale VN-gezant voor Libië, Bernardino León, om de nationale dialoog tussen politici en invloedrijke actoren in Libië te bevorderen en faciliteren;

6.      is verheugd over de uitbreiding van de bestaande internationale sancties tegen Libië, krachtens resolutie van de VN-Veiligheidsraad nr. 2174 (2014), om er ook mensen of groeperingen onder te laten vallen die "meedoen of steun geven aan" handelingen die "de vrede, de stabiliteit of de veiligheid van Libië bedreigen of de succesvolle voltooiing van de politieke transitie belemmeren of ondermijnen";

7.      dringt er bij de buurlanden op aan af te zien van acties waardoor de crisis zou kunnen verergeren; dringt er bij hen op aan om Libië te helpen om uit de crisis te geraken en met name alle goederen naar en van Libië te inspecteren om de wapenhandel stil te leggen, alsmede de handel in andere verboden producten die het conflict gaande houden;

8.      merkt met grote bezorgdheid op dat de veiligheid van heel Noord-Afrika en de Sahel-regio door de Libische crisis in gevaar komt; benadrukt met name dat de poreuze grenzen alsmede het ontbreken van een centraal politiek gezag er tot dusverre toe hebben geleid dat wapens heel gemakkelijk worden verspreid en verhandeld, alsmede dat regionale gewapende groeperingen zich vrijelijk in de regio kunnen bewegen;

9.      is ernstig bezorgd over de dreiging die uitgaat van de wapens en munitie die in Libië circuleren en die in handen kunnen komen van terroristische en gewelddadige extremistische groeperingen;

10.    is ernstig bezorgd over de steeds sterkere aanwezigheid van aan Al-Qaida gelieerde terroristische groeperingen en individuen die actief zijn In Libië; bevestigt dat iedere bedreiging van de internationale vrede en veiligheid door terroristische daden, met alle middelen en krachtens het VN-handvest en het internationaal recht, inclusief de toepasselijke internationale mensenrechten, vluchtelingen- en humanitair recht, moet worden bestreden;

11.    herhaalt dat de EU vastbesloten is om de democratische aspiraties van de Libische bevolking te blijven steunen, met name in de huidige crisis en tijdens de democratische transitie van het land; dringt aan op een versterkte betrokkenheid van de EU bij de totstandbrenging van stabiliteit en de democratische transitie in Libië;

12.    wijst erop dat de Unie een EU-grensmissie (EUBAM) in Libië is gestart die tot er dusverre niet in is geslaagd om de Libische autoriteiten concreet te steunen bij de verbetering en verhoging van de veiligheid van de grenzen van het land; merkt op dat deze missie tijdelijk is opgeschort, en dat het meeste personeel om veiligheidsredenen is gerepatrieerd, met uitzondering van een klein team dat is ondergebracht in Tunis; dringt er bij de Raad op aan de missie en het mandaat fundamenteel te herzien en de missie te voorzien van de middelen die vereist zijn om de doelstelling te verwezenlijken; verzoekt de Raad anders de missie te beëindigen;

13.    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regering en huis van afgevaardigden van Libië, de secretaris-generaal van de VN, de Arabische Liga en de Afrikaanse Unie.