ONTWERPRESOLUTIE over het Turkse optreden dat tot spanningen leidt in de exclusieve economische zone van de Republiek Cyprus
5.11.2014 - (2014/2921(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement
Charles Tannock namens de ECR-Fractie
Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B8-0211/2014
B8‑0211/2014
Resolutie van het Europees Parlement over het Turkse optreden dat tot spanningen leidt in de exclusieve economische zone van de Republiek Cyprus
Het Europees Parlement,
– gezien de Verdragen van Londen en de Overeenkomst van Zürich betreffende een grondwet van Cyprus,
– gezien de Cypriotische grondwet, geratificeerd op 16 augustus 1960,
– gezien het toetredingsverdrag van 2013, en met name het protocol daarbij inzake Cyprus,
– gezien Resolutie 186 (1964) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties en het mandaat van de VN-vredesmacht in Cyprus (UNFICYP),
– gezien Resolutie 541 (1983) en Resolutie 550 (1984) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties en latere resoluties over Cyprus,
– gezien de bepalingen van het VN-Zeerechtverdrag,
– gezien de opmerkingen van de secretaris-generaal van de VN, Ban Ki-moon van 23 oktober 2014,
– gezien de conclusies van de Europese Raad van 24 oktober 2014,
– gezien zijn eerdere voortgangsverslagen en resoluties over Turkije, waaronder de resolutie van 12 maart 2014 over het voortgangsverslag 2013 over Turkije[1],
– gezien de gezamenlijke verklaring van de Grieks-Cypriotische leider Nicos Anastasiades en de Turks Cypriotische leider Derviş Eroğlu van februari 2014,
– gezien de conclusies van de Raad van 12 december 2002 over het openen van toetredingsonderhandelingen met Turkije,
– gezien artikel 49 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en de in artikel 6, lid 1, van dat verdrag neergelegde beginselen,
– gezien de verklaring van de Europese Gemeenschap en haar lidstaten van 21 september 2005,
– gezien de mededeling van de Commissie van 16 oktober 2013 met als titel "Uitbreidingsstrategie en belangrijkste uitdagingen 2013-2014" (COM(2013)0700),
– gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat Cyprus sinds 1974, toen Turkije als reactie op een door de Griekse regering gesteunde militaire staatsgreep op dit eiland in de Middellandse zee het noordelijk deel van Cyprus binnenviel, feitelijk in tweeën gedeeld is; overwegende dat Cyprus sindsdien verdeeld is en dat het noordelijke deel bewoond wordt door Turks-Cyprioten en kolonisten, afkomstig van het Turkse vasteland, en de rest door Grieks-Cyprioten;
B. overwegende dat vredestroepen onder auspiciën van de Verenigde Naties tussen het noordelijk en het zuidelijk deel een bufferzone bewaken (ook wel bekend als de "groene lijn"); overwegende dat het Turkse deel van Cyprus zich in 1983 onafhankelijk heeft verklaard en zichzelf heeft uitgeroepen tot de Turkse Republiek van Noord Cyprus; overwegende dat de autonome status van Noord-Cyprus alleen door Turkije wordt erkend en dat Turkije in het noorden van het eiland ongeveer 30 000 militairen heeft gestationeerd;
C. overwegende dat er in de afgelopen vijftig jaar al zeer vaak diplomatieke inspanningen zijn geleverd om een blijvende vreedzame, politieke oplossing te vinden voor de situatie in Cyprus; overwegende dat de toekomst van Cyprus een belangrijke factor is voor de Turkse aspiraties ten aanzien van het lidmaatschap van de Europese Unie;
D. overwegende dat Turkije, ondanks het feit dat het land de status heeft van kandidaat-lidstaat voor toetreding tot de EU, het enige VN-lid is dat de Republiek Cyprus niet heeft erkend en evenmin partij is bij het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (UNCLOS), dat Cyprus wel heeft ondertekend en geratificeerd;
E. overwegende dat UNCLOS een omvattend juridisch kader in het leven roept ter vaststelling van een rechtsorde voor de zeeën en oceanen en van regels inzake het gebruik van de oceanen en de daarin voorkomende natuurlijke hulpbronnen;
F. overwegende dat UNCLOS op 10 december 1982 voor ondertekening werd opengesteld en het resultaat vormde van samenwerking gedurende meer dan 14 jaar tussen meer dan 150 landen en dat deze landen alle regio's in de wereld, alle juridische en politieke stelsels en alle stadia van socio-economische ontwikkeling vertegenwoordigden; overwegende dat UNCLOS, overeenkomstig artikel 308 van dit verdrag, op 16 november 1994 in werking is getreden;
G. overwegende dat het acquis communautaire bepaalt dat de lidstaten partij dienen te zijn bij UNCLOS; overwegende dat het Parlement in het kader van de goedkeuring van de jaarlijkse verslagen van de Commissie over de voorbereidingen voor de toetredingsonderhandelingen tussen de EU en Turkije herhaaldelijk bij Turkije heeft aangedrongen op ondertekening van UNCLOS;
H. overwegende dat Cyprus en Turkije verwikkeld zijn in een langlopend geschil over de afbakening van hun exclusieve economische zones, ogenschijnlijk aangewakkerd door olie- en gaswinning in het gebied;
I. overwegende dat Turkije bezwaar maakt tegen boringen door Cyprus in wateren waarop Cyprus op grond van het internationaal zeerecht aanspraak maakt, ondanks toezeggingen dat de opbrengsten hiervan ten goede zullen komen aan alle Cyprioten;
J. overwegende dat het Turkse onderzoeksschip Barbaros op 20 oktober 2014 de exclusieve economische zone van Cyprus is binnengevaren; overwegende dat twee ondersteuningsvaartuigen en een fregat van de Turkse marine zich gepositioneerd hebben op ongeveer 30 kilometer van Kaap Greco, het meest zuidoostelijke punt van Cyprus;
K. overwegende dat Turkije een telexbericht (NAVTEX) heeft verzonden waarin het land meedeelde dat de Barbaros in de periode 20 oktober - 30 december 2014 in de Middellandse Zee seismologisch onderzoek verricht met het oog op de exploratie van gasvelden;
L. overwegende dat uit onderzoek is gebleken dat het gasveld ten zuiden van Cyprus naar schatting 5 biljoen kubieke meter gas bevat;
M. overwegende dat Turkije herhaaldelijk heeft gedreigd te verhinderen dat Cyprus verder gaat met de exploratie van koolwaterstofvoorraden in de wateren ten zuiden van het eiland; overwegende dat Turkije internationale oliemaatschappijen gewaarschuwd heeft in de betwiste zones geen exploratie- of productieactiviteiten te verrichten, omdat zij anders in Turkije geen bedrijfsactiviteiten meer mogen uitoefenen;
N. overwegende dat de secretaris-generaal van de VN, Ban Ki-moon, er bij beide partijen op heeft aangedrongen de situatie te de-escaleren om verdere instabiliteit in deze toch al kwetsbare regio te voorkomen;
O. overwegende dat het huidige geschil ervoor gezorgd heeft dat de onderhandelingen over een oplossing voor het langlopende geschil over Cyprus zijn vastgelopen;
1. uit zijn ernstige bezorgdheid over de opnieuw hoog opgelopen spanningen tussen Cyprus en Turkije en doet een beroep op beide partijen om maximale terughoudendheid in acht te nemen bij het vinden van oplossingen voor de bestaande meningsverschillen;
2. is ervan overtuigd dat een oplossing van de kwestie Cyprus op een manier die rekening houdt met de zorgen en belangen van beide partijen de weg zal vrijmaken voor het oplossen van andere kwesties;
3. is teleurgesteld dat de recente inspanningen van Turkije en Griekenland om de bilaterale betrekkingen te verbeteren teneinde een oplossing te vinden voor het langlopende geschil over Cyprus wederom op niets zijn uitgelopen;
4. dringt met klem aan op hervatting van de onderhandelingen onder auspiciën van de VN, zonder dat partijen daaraan voorwaarden verbinden, en verzoekt de EU om haar goede diensten en ondersteuning aan te bieden om hierbij behulpzaam te zijn en ervoor te zorgen dat er op korte termijn een positief resultaat bereikt wordt;
5. roept Turkije op de soevereine rechten van de Republiek Cyprus te eerbiedigen, waaronder de rechten die zij heeft binnen haar exclusieve economische zone en het recht om op haar grondgebied of in de onder haar soevereiniteit vallende wateren onderzoek te doen naar haar natuurlijke hulpbronnen en deze te exploiteren;
6. herhaalt zijn opvatting dat Turkije in de zuidelijke nabuurschapsregio nog altijd een strategische bondgenoot is en dat blijvende vriendschappelijke betrekkingen erg belangrijk zijn in verband met het energiebeleid, buitenlands- en veiligheidsbeleid;
7. eist onmiddellijke terugtrekking door Turkije van de schepen die actief zijn in de wateren in en rond de exclusieve economische zone van Cyprus; eist voorts dat de Turkse regering een einde maakt de herhaalde schendingen van het Griekse luchtruim en de Griekse territoriale wateren en aan de vluchten van Turkse militaire vliegtuigen boven Griekse eilanden;
8. uit zijn bezorgdheid over de recente militaire oefeningen door Cyprus, Rusland en Israël in de regio en wijst erop dat verdere oefeningen de bestaande spanningen zouden kunnen doen oplopen;
9. dringt er bij beide partijen op aan de besprekingen te hervatten, teneinde zo snel mogelijk een blijvende vreedzame oplossing te vinden; is van oordeel dat alleen via een dialoog tot een oplossing gekomen kan worden;
10. is ingenomen met de gezamenlijke verklaring van de president van Cyprus, Nicos Anastasiades, en de Turks-Cypriotische leider, Derviş Eroğlu, die de grondslag kan vormen voor een nieuwe periode van respect en verzoening, gericht op het beëindigen van de reeds vele decennia bestaande deling van het eiland;
11. herinnert Turkije aan de verklaring van de Europese Gemeenschap en haar lidstaten van 21 september 2005, waarin onder meer staat dat de erkenning van alle lidstaten van de EU een noodzakelijke component is van het toetredingsproces;
12. dringt er bij de Turkse regering op aan UNCLOS onverwijld te ondertekenen en ratificeren; herinnert Turkije er voorts aan dat ratificatie van UNCLOS krachtens het acquis communautaire een voorwaarde is voor EU-lidmaatschap;
13. steunt het recht van Cyprus om bij de VN en de Internationale Maritieme Organisatie een formele klacht in te dienen inzake schending van zijn territoriale integriteit of van zijn territoriale wateren;
14. verwerpt het standpunt van Turkije dat exploratie van aardgaslagen door Cyprus in zijn eigen wateren aangemerkt moet worden als provocatie; is het met de VN eens dat als men erin slaagt een duurzame, politieke oplossing te vinden om een einde te maken aan het conflict, eventuele gasvondsten beide gemeenschappen in Cyprus ten goede kunnen komen; is van oordeel dat de vondst van aanzienlijke koolwaterstofvoorraden in de regio, mits het beheer daarvan naar behoren wordt geregeld, de economische en politieke betrekkingen en de verstandhouding tussen de twee gemeenschappen kan verbeteren;
15. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de Europese Dienst voor extern optreden, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regeringen en parlementen van de lidstaten, en de regering van de Republiek Turkije.
- [1] Aangenomen teksten, P7_TA(2014)0235.