ONTWERPRESOLUTIE over het Turkse optreden dat tot spanningen leidt in de exclusieve economische zone van de Republiek Cyprus
5.11.2014 - (2014/2921(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement
Cristian Dan Preda, Arnaud Danjean, Jacek Saryusz-Wolski, Elmar Brok, Renate Sommer namens de PPE-Fractie
Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B8-0211/2014
B8‑0223/2014
Resolutie van het Europees Parlement over het Turkse optreden dat tot spanningen leidt in de exclusieve economische zone van de Republiek Cyprus
Het Europees Parlement,
– gezien zijn resolutie van 12 maart 2014 over het voortgangsverslag over Turkije 2013[1],
– gezien de conclusies van de Raad Algemene Zaken van 17 december 2013,
– gezien de verklaring van 7 oktober 2014 van de woordvoerder van de voorzitter van de Europese Raad,
– gezien het voortgangsverslag over Turkije 2014 van 8 oktober 2014,
– gezien de conclusies van de Europese Raad van 24 oktober 2014,
– gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat Turkije op 3 oktober 2014 een NAVTEX (Navigational Telex)-richtlijn heeft uitgevaardigd waarin een groot gebied in het zuidelijke deel van de exclusieve economische zone (EEZ) van de Republiek Cyprus onrechtmatig werd "aangewezen" als bestemd voor seismologisch onderzoek dat van 20 oktober t/m 30 december 2014 moet worden verricht door het Turkse schip Barbaros; overwegende dat dit seismologisch onderzoek zou plaatsvinden in zones die door de regering van de Republiek Cyprus zijn toegewezen aan het Italiaanse bedrijf Eni en de Korea Gas Corporation met het oog op de exploratie van mogelijke koolwaterstofreserves in de zeebodem;
B. overwegende dat Turkije, ondanks herhaalde oproepen van de EU, onder meer in het voortgangsverslag over Turkije 2014 van de Commissie, het bestaan van de Republiek Cyprus evenals het legitieme recht van de Republiek Cyprus om natuurlijke hulpbronnen binnen haar EEZ te exploiteren, blijft betwisten en de activiteiten van een Europees bedrijf aanvecht; overwegende dat de eisen en het optreden van Turkije geen juridische grondslag hebben en rechtstreeks in strijd zijn met het internationaal recht, inclusief het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (Unclos);
C. overwegende dat de EU bij herhaling heeft benadrukt dat Turkije zich ondubbelzinnig moet inzetten voor goede nabuurschapsbetrekkingen en voor een vreedzame beslechting van geschillen overeenkomstig het Handvest van de Verenigde Naties;
D. overwegende dat het optreden van Turkije in de EEZ van de Republiek Cyprus samenvalt met de recente benoeming van de nieuwe bijzondere adviseur van de VN-secretaris-generaal, Espen Barth Eide, en een nadelig effect heeft op de onderhandelingen die erop zijn gericht een oplossing voor de Cyprus-kwestie te bewerkstelligen;
1. dringt er bij Turkije op aan zich terughoudend op te stellen en te handelen in overeenstemming met het internationaal recht; herinnert aan de rechtmatigheid van de EEZ van de Republiek Cyprus; dringt er bij Turkije op aan de verklaring van de Europese Gemeenschap en haar lidstaten van 21 september 2005 te eerbiedigen en volledig ten uitvoer te leggen;
2. roept de Turkse regering nogmaals op om het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (Unclos), dat deel uitmaakt van het acquis communautaire, onverwijld te tekenen en te ratificeren;
3. dringt er bij Turkije op aan de soevereiniteit van de EU-lidstaten over hun territoriale wateren te eerbiedigen; bevestigt nogmaals dat de soevereine rechten van de lidstaten ook het recht omvatten om bilaterale overeenkomsten aan te gaan evenals het recht op de exploratie en exploitatie van hun natuurlijke hulpbronnen overeenkomstig Unclos;
4. wijst eens te meer op het belang dat het hecht aan de normalisering van de betrekkingen tussen Turkije en alle EU-lidstaten en is van mening dat de voortduring en/of herhaling van dergelijk optreden een ongunstig effect kan hebben op de betrekkingen van Turkije met de EU en op het Turkse toetredingsproces;
5. onderstreept dat het van belang is dat provocatieve acties binnen de EEZ van de Republiek Cyprus worden beëindigd en dat Turkije zich onthoudt van dreigementen aan het adres van de Republiek Cyprus; wijst erop dat deze acties en dreigementen de voortzetting van de onderhandelingen inzake een alomvattende regeling voor de Cyprus-kwestie ondermijnen; dringt aan op stabiliteit in deze zeer kwetsbare regio, met het oog op toekomstige uitdagingen;
6. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regeringen en parlementen van de lidstaten, en de regering en het parlement van de Republiek Turkije.
- [1] Aangenomen teksten, P7_TA(2014)0235.