Ontwerpresolutie - B8-0310/2014Ontwerpresolutie
B8-0310/2014

ONTWERPRESOLUTIE over de erkenning van Palestina als staat

10.12.2014 - (2014/2964(RSP))

naar aanleiding van een verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid
ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement

Patrick Le Hyaric, Martina Anderson, Neoklis Sylikiotis, Ángela Vallina, Sofia Sakorafa, Teresa Rodriguez-Rubio, Younous Omarjee, Pablo Iglesias, Eleonora Forenza, Merja Kyllönen, Marisa Matias, Rina Ronja Kari, Josu Juaristi Abaunz, Gabriele Zimmer, Marie‑Christine Vergiat, Barbara Spinelli, Malin Björk, Anne-Marie Mineur, Liadh Ní Riada, Fabio De Masi, Matt Carthy, Lynn Boylan, Curzio Maltese, Georgios Katrougkalos, Dimitrios Papadimoulis, Kostadinka Kuneva, Emmanouil Glezos, Kostas Chrysogonos, Javier Couso Permuy, Marina Albiol Guzmán, Paloma López Bermejo, Lidia Senra Rodríguez, Lola Sánchez Caldentey namens de GUE/NGL-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B8-0277/2014

Procedure : 2014/2964(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B8-0310/2014
Ingediende teksten :
B8-0310/2014
Debatten :
Aangenomen teksten :

B8‑0310/2014

Resolutie van het Europees Parlement over de erkenning van Palestina als staat

(2014/2964(RSP))

Het Europees Parlement,

–       gezien zijn eerdere resoluties over het Midden-Oosten,

–       gezien de conclusies van de Raad Buitenlandse Zaken van 17 november 2014,

–       gezien resolutie 67/19 van de Algemene vergadering van de VN,

–       gezien het Handvest van de Verenigde Naties,

–       gelet op de vierde Conventie van Genève,

–       gezien de Universele Verklaring van de rechten van de mens,

–       gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,

A.     overwegende dat de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties Palestina in november 2012 de status van "niet-lidstaat met waarnemersstatus" heeft toegekend;

B.     overwegende dat de Zweedse regering op 30 oktober 2014 bekendmaakte Palestina formeel als staat te erkennen; overwegende dat Zweden het eerste land is dat als EU-lidstaat de staat Palestina erkent;

C.     overwegende dat acht andere lidstaten – Bulgarije, Cyprus, Tsjechië, Hongarije, Malta, Polen, Roemenië en Slowakije – de staat Palestina al hadden erkend voordat zij tot de EU toetraden;

D.     overwegende dat wereldwijd meer dan 130 landen de Palestijnse staat hebben erkend;

E.     overwegende dat het Lagerhuis van het VK op 13 oktober 2014 een motie heeft aangenomen volgens welke "de regering naast de staat Israël de staat Palestina moet erkennen om zo een bijdrage te leveren aan een via onderhandelingen tot stand gebrachte tweestatenoplossing";

F.     overwegende dat de Ierse senaat op 22 oktober 2014 een motie heeft aangenomen waarin de regering wordt verzocht de staat Palestina formeel te erkennen en op internationaal niveau alles in het werk te stellen om een haalbare tweestatenoplossing voor het Israëlisch-Palestijnse conflict tot stand te helpen brengen;

G.     overwegende dat het Spaanse parlement op 18 november 2014 een motie heeft aangenomen waarin de regering ertoe wordt aangespoord Palestina als staat te erkennen;

H.     overwegende dat de Franse Nationale Vergadering op 28 november 2014 zal stemmen over een motie waarin de Franse regering wordt verzocht de staat Palestina te erkennen met het oog op een definitieve beslechting van het Israëlisch-Palestijnse conflict, en overwegende dat de senaat op 11 november 2014 over diezelfde motie zal stemmen;

I.      overwegende dat in verscheidene andere Europese landen soortgelijke initiatieven zijn genomen;

J.      overwegend dat steeds meer Israëlische maatschappelijke organisaties, vredesbewegingen en intellectuelen ertoe oproepen de Palestijnse staat te erkennen;

K.     overwegende dat het tot stand brengen van een rechtvaardige en duurzame vrede tussen Israëli's en Palestijnen, alsook tussen Arabieren en Israëli's in een ruimere context, een doelstelling is voor de internationale gemeenschap;

L.     overwegende dat de erkenning van Palestina als staat onder de bevoegdheden van de lidstaten valt;

M.    overwegende dat de EU er de afgelopen jaren niet in geslaagd is een politieke rol van betekenis te vervullen in het vredesproces;

N.     overwegende dat het Europees Parlement in zijn resoluties de lidstaten ertoe heeft opgeroepen eensgezind te reageren op het legitieme verzoek van het Palestijnse volk om als staat in de Verenigde Naties vertegenwoordigd te zijn;

O.     overwegende dat het Parlement door de aanneming van een resolutie zijn steun heeft uitgesproken voor de erkenning van de Palestijnse staat als niet-lidstaat met de status van waarnemer bij de VN;

1.      vraagt alle lidstaten, de EU-instellingen en de VN-organisaties de staat Palestina te erkennen op basis van de grenzen van 1967, met Oost-Jeruzalem als hoofdstad, zoals vastgesteld in VN-resoluties;

2.      benadrukt dat de tweestatenoplossing gebaseerd is op de VN-resolutie van 1948 en op de erkenning van beide staten door de internationale gemeenschap;

3.      bevestigt dat zowel het recht van de Palestijnen op zelfbeschikking en om over hun eigen staat te beschikken, als het recht van de staat Israël om binnen veilige grenzen te bestaan, onbetwistbaar is;

4.      benadrukt dat de erkenning van de staat Palestina door de lidstaten zal bijdragen tot de onmiddellijke hervatting van rechtstreekse vredesbesprekingen tussen Israëli's en Palestijnen, en vraagt de EU haar verantwoordelijkheid op zich te nemen door een echte politieke rol te gaan spelen in het vredesproces in het Midden-Oosten;

5.      verzoekt beide partijen zich te onthouden van ieder optreden dat de levensvatbaarheid en de vooruitzichten van de tweestatenoplossing kan ondermijnen, met name de bouw en uitbreiding van Israëlische nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever, met inbegrip van Oost-Jeruzalem, en de voortdurende onteigening van Palestijnse grond en vernietiging van Palestijnse eigendommen door Israël;

6.      verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de hoge vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de gezant van het Kwartet voor het Midden-Oosten, de Knesset en de regering van Israël, de president van de Palestijnse Autoriteit, de premier van de Palestijnse nationale consensusregering en de Palestijnse Wetgevende Raad.