ONTWERPRESOLUTIE over de toestand van de staalsector in de EU: bescherming van werknemers en bedrijven
10.12.2014 - (2014/2976(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement
Laura Agea, Dario Tamburrano, Rosa D’Amato, Eleonora Evi, Piernicola Pedicini namens de EFDD-Fractie
B8-0355/2014
Resolutie van het Europees Parlement over de toestand van de staalsector in de EU: bescherming van werknemers en bedrijven
Het Europees Parlement,
– gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), dat zijn oorsprong vindt in het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal,
– gezien de artikelen 173, 174 en 153 van het VWEU,
– gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en het Gemeenschapshandvest van de sociale grondrechten van de werkenden,
– gezien de Europa 2020-strategie,
– gezien artikel 191, lid 2, van het VWEU,
– gezien Richtlijn 2008/1/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2008 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging[1],
– gezien Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging)[2],
– gezien artikel 8 van Richtlijn 2004/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade[3],
– gezien het actieplan voor de staalindustrie dat de Commissie in juni 2013 heeft aangenomen en de oprichting van de deskundigengroep op hoog niveau inzake staal van de Commissie,
– gezien zijn eerdere resoluties over de staalindustrie en over de herstructurering, verplaatsing en sluiting van bedrijven in de EU,
– gezien de mededeling van de Commissie van 10 oktober 2012 met als titel "Een sterkere Europese industrie om bij te dragen tot groei en economisch herstel" (COM(2012)0582),
– gezien de mededeling van de Commissie van 2 februari 2011 met als titel "Grondstoffen en grondstoffenmarkten: uitdagingen en oplossingen" (COM(2011)0025),
– gezien de verklaring van de Commissie en de daaropvolgende gedachtewisseling in de plenaire vergadering over "de staalsector in de EU: bescherming van werknemers en bedrijven" op 26 november 2014,
– gezien zijn resolutie van 13 december 2012 over de staalindustrie in de Europese Unie[4],
– gezien het klimaat- en energiepakket voor 2030 dat op 22 januari 2014 is goedgekeurd,
– gezien het investeringsplan van 300 miljard EUR voor de komende drie jaar dat Commissievoorzitter Juncker in juli 2014 heeft aangekondigd,
– gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de Europese staalindustrie in de staalsector een wereldleider is, met een omzet van ongeveer 190 miljard EUR, de rechtstreekse tewerkstelling van ongeveer 360 000 hooggekwalificeerde mensen en de onrechtstreekse tewerkstelling van nog meer personen in de volledige waardeketen, en een jaarlijkse productie van 178 miljoen ton staal in ruim 500 staalfabrieken in 23 EU-lidstaten;
B. overwegende dat staal een van 's werelds meest verhandelde industriële materialen is en er elk jaar wereldwijd ongeveer 1500 miljoen ton staal wordt geproduceerd;
C. overwegende dat de staalindustrie van strategisch belang is voor de EU-economie, en dat het in het belang van de gehele EU is om de activiteiten die haar industrieel weefsel vormen, te behouden en om de bevoorrading veilig te stellen via interne productie;
D. overwegende dat een concurrentiële Europese staalindustrie de ruggengraat vormt voor ontwikkeling en het creëren van waarde voor tal van belangrijke industriële sectoren zoals de automobiel-, bouw- en machinebouwsector;
E. overwegende dat de Europese staalindustrie wordt bedreigd door een lagere vraag, hogere kostprijzen voor energie en grondstoffen en de stijgende concurrentie van landen buiten de EU;
F. overwegende dat de huidige crisis enorme sociale problemen veroorzaakt voor de getroffen werknemers en regio's en overwegende dat bedrijven die herstructureren, dit moeten doen volgens de beginselen van maatschappelijk verantwoord ondernemen aangezien succesvol herstructureren niet mogelijk is zonder een toereikende sociale dialoog;
G. overwegende dat de elektriciteitsprijzen in Europa momenteel dubbel zo hoog zijn als die in de Verenigde Staten en drie keer zo hoog als in China;
H. overwegende dat in het actieplan voor de staalindustrie dat de Commissie in juni 2013 heeft aangenomen, een aantal belangrijke aanbevelingen zijn gedaan aan de lidstaten om de problemen in de staalsector aan te pakken, maar dat dit niet de verhoopte resultaten heeft opgeleverd;
I. overwegende dat het EU-beleid tot een afname van het aantal industrieën in de EU heeft geleid;
J. overwegende dat de Europese staalindustrie sterke internationale concurrenten heeft, die profiteren van lagere arbeids- en energiekosten en minder strenge sociale voorschriften en milieuvoorschriften;
K. overwegende dat het recentste bedrijfsherstructureringsplan dat Thyssen Krupp aan de Italiaanse overheid heeft voorgelegd, onder meer zo'n 550 werknemersontslagen en de sluiting van een smeltoven omvat, en het voortbestaan van één van de oudste en meest geavanceerde staalfabrieken, namelijk AST (Acciai Speciali Terni), op de helling zet;
L. overwegende dat de ILVA-staalfabriek in het Italiaanse Taranto extreme milieuvervuiling en -schade veroorzaakt en tot ernstige sociale, sanitaire en economische problemen leidt voor de plaatselijke bevolking en andere economische sectoren;
M. overwegende dat het, wat het industriebeleid van de EU betreft, van cruciaal strategisch belang is te voorkomen dat nog meer staalfabrieken en -productie buiten de Europese Unie worden verplaatst, en de veiligheid van de werknemers te waarborgen door ervoor te zorgen dat de EU-milieunormen ook worden toegepast op geïmporteerde staalproducten;
1. benadrukt dat het voor de toekomst van Europa en de Europese burgers essentieel is de staalindustrie levend en concurrentieel te houden; beklemtoont ook dat het belangrijk is de vaardigheden, knowhow en uitmuntendheid van de staalarbeiders in de EU te beschermen en te ondersteunen, en onverwijld operationele instrumenten en concrete oplossingen beschikbaar te maken die de Europese staalbedrijven in staat stellen te overleven en hun internationale concurrentievermogen te handhaven;
2. betreurt ten zeerste het recentste bedrijfsherstructureringsplan van Thyssen-Krupp, dat onder meer zo'n 550 werknemersontslagen en de sluiting van een smeltoven omvat; benadrukt dat het noodzakelijk is om de toekomstige evolutie van AST op de voet te volgen en toe te zien op de veiligstelling van banen, het behoud van voldoende territoriale en regionale cohesie en de versterking van het concurrentievermogen van de EU-staalindustrie; vindt het voorts jammer dat de Commissie niet op omvattende wijze heeft gevolgd hoe het de talrijke andere Europese bedrijven die onder de gevolgen van de crisis hebben geleden en in heel wat gevallen zijn gesloten of verkocht aan niet-Europese concurrenten, is vergaan;
3. acht het belangrijk om de langetermijnstrategie van de staalindustrie te herzien en vraagt de Commissie met klem om beleidsvoorstellen te doen tot ondersteuning van de herstructurering van de EU-staalindustrie en tot handhaving van haar concurrentievermogen in een geglobaliseerde wereld, met inachtneming van de hoogst mogelijke normen inzake milieu- en gezondheidsbescherming;
4. wijst op het belang van een herindustrialisering van de EU om kwaliteitsvolle langetermijninvesteringen aan te moedigen en duurzame banen te scheppen; merkt op dat de staalindustrie kan dienstdoen als een pijler van deze herindustrialisering, op voorwaarde dat de normen inzake milieu en gezondheid worden geëerbiedigd;
5. vraagt dat de Commissie de relevante EU-middelen, -initiatieven en -beleidsinstrumenten stroomlijnt en indien nodig bijwerkt, en dringt er in dit verband op aan dat er specifieke aandacht moet worden besteed aan het noodzakelijke behoud en de noodzakelijke ontwikkeling van de vaardigheden en uitmuntendheid van de werknemers;
6. is van mening dat de Commissie in het kader van een herindustrialiseringsbeleid bijzondere maatregelen moet nemen om EU-staalfabrieken die verouderd zijn of niet langer voldoen aan de milieunormen, te ondersteunen en te helpen bij de overgang naar een moderne, geavanceerde, milieuvriendelijke en koolstofarme staalproductie; vraagt de lidstaten te overwegen om activiteiten in fabrieken of de relevante delen van fabrieken die een rechtstreeks gevaar inhouden voor de gezondheid van de werknemers of aanzienlijke rechtstreekse nadelen kunnen hebben voor het milieu, op te schorten;
7. vraagt de Commissie met klem om haar mededingingsbeleid te herzien en compatibel te maken met de gezondheid en veiligheid van alle EU-burgers en -inwoners; is van mening dat het mededingingsbeleid moet worden afgestemd op de aanpak van wereldwijde uitdagingen en de vorm moet krijgen van een concurrentieel, milieuvriendelijk en antidumpingbeleid dat voor eerlijke concurrentievoorwaarden op internationaal niveau zorgt; benadrukt dat het huidige mededingingsbeleid verouderd is en geen rekening houdt met de concurrentie op wereldniveau; erkent in dit verband het belang van handelsbeschermende maatregelen en steunt de pogingen van de Commissie om de regel van het laagste recht te ondervangen;
8. benadrukt het belang van de verdere integratie van het concurrentievermogen - en dat van de industrie in het bijzonder - in alle toepasselijke beleidsinitiatieven als de EU het streefdoel van een aandeel van de industrie in het bbp ter hoogte van ongeveer 20 % wil bereiken;
9. merkt op dat het verenigen van de noodzaak van goede milieuprestaties en de aanpak van de CO2-lekkageproblematiek met een groter internationaal concurrentievermogen een fundamentele uitdaging blijft voor de staalsector, aangezien de concurrenten van de EU zich niet aan de in de EU geldende normen en streefdoelen hoeven te houden;
10. verzoekt de Commissie om een grondig onderzoek van beleidsinstrumenten die de mogelijkheid bieden om emissiebeperkingssystemen aan te vullen met bijstellingen inzake koolstof aan de grenzen, met als doel gelijke voorwaarden te creëren voor EU-bedrijven en hun concurrenten buiten de EU, koolstoflekkage nog meer te beperken en het concurrentievermogen van de export te waarborgen;
11. vraagt dat de levenscyclusbeoordelingsmethode wordt toegepast voor de evaluatie van de impact op het milieu en de vermindering van het gebruik van grondstoffen in alle stadia van de levenscyclus, waaronder de winning en conversie van grondstoffen, vervaardiging en verdeling en gebruik en/of consumptie, met als doel hergebruik en recycling van materialen en energieterugwinning te bevorderen en de hoeveelheid eindafval te verminderen;
12. vraagt om een snelle hervorming van de EU-benadering van de toepassing van het beginsel "de vervuiler betaalt" in het beleid inzake de uitstoot van broeikasgassen, en vraagt dat de Commissie uiterlijk in 2018 een nieuw wetgevingsvoorstel doet waarmee het "cap and trade"-systeem (handel onder een absoluut emissieplafond) aan het eind van de derde periode van het quotaruilsysteem kan worden afgeschaft, zoals vastgelegd in de richtlijn inzake de handel in broeikasgasemissierechten (ETS); verzoekt de Commissie om in afwachting daarvan binnen de EU-staalsector voor gelijke concurrentievoorwaarden te zorgen en vraagt dat de lidstaten een deel van hun ETS-inkomsten gebruiken voor de financiering van innovatieve en koolstofarme technologische procedés, met name in energie-intensieve sectoren, met als doel de koolstoflekkagelijst korter te maken;
13. wijst opnieuw op het belang van een goed functionerende markt voor schroot, die in het licht van de strategie voor een Europese kringloopeconomie verder moet worden verbeterd en aangemoedigd met als doel buitensporige prijsstijgingen als gevolg van de aanwezigheid van niet-EU-bedrijven op de EU-markt te verhinderen; roept de Commissie er in dit verband toe op om de toepassing van uitvoerrechten op de EU-markt voor schroot te overwegen met als doel de milieudumping die zich gewoonlijk voordoet, te verhinderen;
14. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie, de Raad, het Comité van de Regio's, het Europees Economisch en Sociaal Comité en de andere betrokken instellingen.
- [1] PB L 24 van 29.1.2008, blz. 8.
- [2] PB L 334 van 17.12.2010, blz. 17.
- [3] PB L 143 van 30.4.2004, blz. 56.
- [4] Aangenomen teksten, P7_TA(2012)0509.