AANBEVELING VOOR EEN BESLUIT om geen bezwaar te maken tegen de gedelegeerde verordening van de Commissie van 21 oktober 2014 tot aanvulling van Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 wat de vooraf te betalen bedragen aan afwikkelingsfinancieringsregelingen betreft
15.12.2014 - (C(2014)07674 – 2014/2923(DEA))
Commissie economische en monetaire zaken
Rapporteur: Gunnar Hökmark
B8‑0381/2014
Ontwerpbesluit om geen bezwaar te maken tegen de gedelegeerde verordening van de Commissie van 21 oktober 2014 tot aanvulling van Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 wat de vooraf te betalen bedragen aan afwikkelingsfinancieringsregelingen betreft
(C(2014)07674 – 2014/2923(DEA))
Het Europees Parlement,
– gezien de gedelegeerde verordening van de Commissie (C(2014)07674),
– gezien het schrijven van de Commissie van 18 november 2014, waarin zij het Parlement verzoekt te verklaren dat het geen bezwaar zal maken tegen de gedelegeerde verordening,
– gezien het schrijven van de Commissie economische en monetaire zaken aan de voorzitter van de Conferentie van commissievoorzitters, van 16 december 2014,
– gezien artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012, van het Europees Parlement en de Raad[1], en met name artikelen 103, leden 7 en 8, en 115, lid 5,
– gezien de aanbeveling voor een besluit van de Commissie economische en monetaire zaken,
– gezien de overeenstemming binnen de Raad over de uitvoeringsverordening tot vaststelling van eenvormige voorwaarden voor de toepassing van Verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees Parlement en de Raad wat vooraf te betalen bijdragen aan het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds betreft (COM(2014)0710),
– gezien artikel 105, lid 6, van zijn Reglement,
A. overwegende dat artikel 130 van Richtlijn (EU) nr. 59/2014 (de richtlijn herstel en afwikkeling van banken) van de lidstaten vereist dat zij de nationale maatregelen die nodig zijn om aan deze richtlijn te voldoen met ingang van 1 januari 2015 toepassen;
B. overwegende dat de lidstaten, om de richtlijn toe te passen, er zorg voor moeten dragen dat ten minste jaarlijks bijdragen worden geïnd van de kredietinstellingen en beleggingsondernemingen ("de instellingen") waaraan op hun grondgebied vergunning is verleend (artikel 103, lid 1, richtlijn herstel en afwikkeling van banken);
C. overwegende dat deze bijdragen moeten worden aangepast aan het risicoprofiel van instellingen overeenkomstig de in een gedelegeerde handeling van de Commissie gespecificeerde criteria;
D. overwegende dat de Commissie overeenkomstig artikel 103, lid 7, van de richtlijn herstel en afwikkeling van banken bevoegd is gedelegeerde handelingen vast te stellen met het oog op de nadere omschrijving van het begrip "aanpassen van de bijdragen aan de financieringsregelingen aan het risicoprofiel van de instellingen", rekening houdend met bepaalde in dat artikel opgesomde criteria;
E. overwegende dat de Commissie, om aan bovengenoemde bevoegdheid te beantwoorden, op 21 oktober 2014 de gedelegeerde verordening van de Commissie heeft vastgesteld tot aanvulling van Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 wat de vooraf te betalen bijdragen aan afwikkelingsfinancieringsregelingen betreft;
F. overwegende dat deze gedelegeerde verordening aan het einde van de aan Parlement en Raad toegekende toetsingstermijn alleen in werking kan treden als Parlement noch Raad daartegen bezwaar heeft aangetekend, of als zowel Parlement als Raad voor het verstrijken van deze periode de Commissie hebben meegedeeld daartegen geen bezwaar te zullen maken; overwegende dat de toetsingstermijn overeenkomstig artikel 115, lid 5, van de richtlijn herstel en afwikkeling van banken is vastgesteld op drie maanden vanaf de datum van kennisgeving, d.w.z. durend tot 21.1.2015, en met drie maanden kan worden verlengd;
G. overwegende dat een soepele en tijdige tenuitvoerlegging van het kader voor herstel en afwikkeling van banken voor 1 januari 2015 vereist dat de nationale afwikkelingsautoriteiten zo spoedig mogelijk, en in elk geval vóór 1 januari 2015, beginnen met de berekening en inning van de bijdragen aan de afwikkelingsfinancieringsregelingen; overwegende dat deze berekening en inning dienen te worden uitgevoerd in overeenstemming met bovengenoemde gedelegeerde verordening;
H. overwegende dat de gedelegeerde verordening daarom in 2014 in werking moet treden, voordat de in overweging F bedoelde toetsingstermijn verstrijkt;
I. overwegende dat de overeenstemming binnen de Raad over de uitvoeringsverordening tot vaststelling van eenvormige voorwaarden voor de toepassing van Verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees Parlement en de Raad wat vooraf te betalen bijdragen aan het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds betreft, die werd bereikt na informele inbreng van het Parlement, strookt met bovengenoemde gedelegeerde verordening;
1. verklaart geen bezwaar te maken tegen de gedelegeerde verordening;
2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
- [1] PB L 173 van 12.6.2014, blz. 190.