ONTWERPRESOLUTIE over de zaak van de twee Italiaanse mariniers
12.1.2015 - (2015/2512(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement
Karima Delli, Igor Šoltes namens de Verts/ALE-Fractie
Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B8-0006/2015
B8‑0009/2015
Resolutie van het Europees Parlement over de zaak van de twee Italiaanse mariniers
Het Europees Parlement,
– gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie,
– gezien de Universele Verklaring van de rechten van de Mens, in het bijzonder artikelen 9, 10 en 11,
– gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, in het bijzonder de artikelen 9, 10 en 14,
– gezien het VN-Verdrag inzake het recht van de zee (UNCLOS),
– gezien de verklaring van de woordvoerder van de secretaris-generaal van de VN van 6 januari 2015, waarin Italië en India wordt gevraagd zich in te spannen voor het vinden van een redelijke en wederzijds aanvaardbare oplossing;
– gezien de verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid van 14 januari 2015 over de zaak van de twee Italiaanse mariniers,
– gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat in de nacht van 15 februari 2012 het Italiaanse koopvaardijschip Enrica Lexie, onderweg van Singapore naar Djibouti, benaderd werd door de vissersboot St Antony voor de kust van Kerala (India),
B. overwegende dat er zes Italiaanse mariniers aan boord waren van de Enrica Lexie om het schip te beschermen tegen mogelijke aanvallen van piraten; overwegende dat uit angst voor een piratenaanval schoten werden afgevuurd naar de naderende boot en dat hierbij twee Indiase vissers, Valentine Jelastine en Ajesh Binki, op tragische wijze zijn omgekomen;
C. overwegende dat de Indiase politie op 19 februari 2012 de twee mariniers Massimiliano Latorre en Salvatore Girone arresteerde omdat ze verantwoordelijk werden gesteld voor het openen van het vuur op de vissersboot;
D. overwegende dat deze gebeurtenissen hebben geleid tot diplomatieke spanningen, gezien de juridische onzekerheid omtrent de zaak van de twee Italiaanse mariniers op het gebied van immuniteit, rechtsmacht en toepasselijk recht; overwegende dat er zelfs drie jaar na de feiten nog altijd geen sprake is van een officiële inbeschuldigingstelling van de kant van de Indiase autoriteiten;
E. overwegende dat een van de mariniers, Massimiliano Latorre, India heeft verlaten om vier maanden thuis door te brengen na een cerebrale beroerte, en overwegende dat het Indiase Hooggerechtshof heeft geweigerd een verlenging toe te staan van zijn verblijf in Italië voor een geneeskundige behandeling; overwegende dat hij op 5 januari 2015 een hartoperatie heeft ondergaan en dat er momenteel een ander verzoek om verlenging is ingediend; overwegende dat Salvatore Girone momenteel wordt vastgehouden in de Italiaanse ambassade in India;
F. overwegende dat de Republiek India een staat is die gebaseerd is op de rechtsstaat en de naleving van de mensenrechten,
1. uit zijn diepe bezorgdheid over de detentie van de Italiaanse mariniers zonder aanklacht; benadrukt dat de mariniers moeten worden vrijgelaten of binnen een redelijke termijn een eerlijk proces moeten krijgen waarin de mensenrechten en het vermoeden van onschuld worden gerespecteerd en dat gebaseerd is op een geloofwaardig onderzoek, en wijst erop dat zij recht hebben op rechtsbijstand; roept de Indiase regering op de gedetineerden ongehinderde toegang te verlenen tot hun families en tot medische verzorging;
2. benadrukt dat de aanzienlijke vertraging en de detentie van de mariniers zonder aanklacht onaanvaardbaar zijn en een schending vormen van hun mensenrechten;
3. betreurt de manier waarop de zaak is behandeld en steunt de inspanningen van alle partijen om te werken aan een redelijke en wederzijds aanvaardbare oplossing;
4. spoort de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid aan al het nodige te doen om ervoor te zorgen dat de zaak een snelle en bevredigende oplossing krijgt en dat de mensenrechten geëerbiedigd worden;
5. herinnert de Commissie aan het belang van de mensenrechtensituatie bij de onderhandelingen over het vrijhandelsakkoord met India en spoort haar aan deze zaak aan de orde te stellen in haar mensenrechtendialoog met India en vervolgens te denken over verdere maatregelen om een gunstige afloop van deze zaak mogelijk te maken;
6. herinnert eraan dat de rechten en de veiligheid van EU-burgers in derde landen moeten worden gewaarborgd door de diplomatieke vertegenwoordiging van de EU, die actief moet optreden voor de verdediging van de mensenrechten van EU-burgers die gevangen zitten en voor het gerecht worden gedaagd in een derde land;
7. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Europese Dienst voor extern optreden, de secretaris-generaal van de VN en de regeringen en parlementen van Italië en India.