Ontwerpresolutie - B8-0016/2015Ontwerpresolutie
B8-0016/2015

ONTWERPRESOLUTIE over de zaak van de twee Italiaanse mariniers

12.1.2015 - (2015/2512(RSP))

naar aanleiding van een verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid
ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement

Goffredo Maria Bettini, Simona Bonafè, Victor Boștinaru, Mercedes Bresso, Nicola Caputo, Caterina Chinnici, Silvia Costa, Nicola Danti, Paolo De Castro, Isabella De Monte, Knut Fleckenstein, Eider Gardiazabal Rubial, Enrico Gasbarra, Michela Giuffrida, Roberto Gualtieri, Richard Howitt, Agnes Jongerius, Kashetu Kyenge, Jörg Leichtfried, Sorin Moisă, Luigi Morgano, Alessia Maria Mosca, Alessandra Moretti, Pier Antonio Panzeri, Massimo Paolucci, Pina Picierno, Gianni Pittella, Marc Tarabella, Patrizia Toia, Elena Valenciano, Flavio Zanonato, Marju Lauristin, Afzal Khan namens de S&D-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B8-0006/2015

Procedure : 2015/2512(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B8-0016/2015
Ingediende teksten :
B8-0016/2015
Debatten :
Aangenomen teksten :

B8‑0016/2015

Resolutie van het Europees Parlement over de zaak van de twee Italiaanse mariniers

(2015/2512(RSP))

Het Europees Parlement,

–       gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–       gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

–       gezien het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en de protocollen bij dit verdrag,

–       gezien de Universele Verklaring van de rechten van de mens van de Verenigde Naties,

–       gezien het VN-Verdrag inzake het recht van de zee (Unclos), met name artikel 97,

–       gezien de verklaringen van de vicevoorzitter van de Commissie / de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, over de zaak van de Italiaanse mariniers (marò) Massimiliano Latorre en Salvatore Girone,

–       gezien de verklaring van de woordvoerder van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties Ban Ki-moon van 6 januari 2015, waarin hij de twee landen – Italië en India – verzoekt zich in te spannen om te komen tot een redelijke en wederzijds aanvaardbare oplossing;

–       gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,

A.     overwegende dat in de nacht van 15 februari 2012 het Italiaanse koopvaardijschip Enrica Lexie onderweg van Singapore naar Djibouti, voor de kust van Kerala (India) stuitte op de vissersboot St Anthony;

B.     overwegende dat er zes mariniers (marò) aan boord waren van de Enrica Lexie om het schip te beschermen tegen mogelijke aanvallen van piraten; overwegende dat uit angst voor een piratenaanval waarschuwingsschoten werden afgevuurd naar de naderende boot en dat hierbij twee Indiase vissers, Ajesh Pink en Selestian Valentine, op tragische wijze zijn omgekomen;

C.     overwegende dat agenten van het Indiase politiecorps op 19 februari 2012 aan boord gingen van de boot, de wapens van de schutters in beslag namen en de twee mariniers arresteerden die verantwoordelijk werden gesteld voor het openen van het vuur op de vissersboot;

D.     overwegende dat deze gebeurtenissen hebben geleid tot diplomatieke spanningen, gezien de juridische onzekerheid omtrent de zaak van de twee Italiaanse mariniers; overwegende dat zelfs drie jaar na dato de Indiase autoriteiten nog steeds geen aanklacht hebben ingediend;

E.     overwegende dat een van de soldaten, Massimiliano Latorre, India heeft verlaten om vier maanden thuis door te brengen na een cerebrale ischemie;

F.     overwegende dat uit hoofde van het internationaal recht in gevallen van botsingen of andere scheepsongelukken op volle zee, straf- of tuchtprocedures tegen de kapitein of een andere persoon in dienst op het schip alleen kunnen worden aangespannen door de vlaggenstaat of de staat waarvan de persoon in kwestie een onderdaan is, en dit geldt dus ook voor de wereldwijde strijd tegen piraterij;

G.     overwegende dat op 15 oktober 2014, de toenmalige vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, Catherine Ashton, zich kritisch uitliet over de houding van de Indiase autoriteiten, en de regering aangespoord heeft om tot een snelle en bevredigende oplossing te komen in overeenstemming met Unclos en het internationaal recht;

H.     overwegende dat de nieuwe hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, Federica Mogherini, op 16 december 2014 haar teleurstelling uitte over het gebrek aan meegaandheid in de reactie op het verzoek van Massimiliano Latorre voor een verlenging van zijn verblijf in Italië vanwege zijn medische behandeling;

I.      overwegende dat de twee mariniers Europees staatsburgers zijn, en overwegende dat zij op 15 februari 2012 aan boord waren van een Italiaans koopvaardijschip, op volle zee uit de kust van de staat Kerala, waarbij ze hun taken uitvoerden als onderdeel van internationale activiteiten tegen piraterij;

1.      geeft blijk van grote droefheid over de tragische dood van de twee Indiase vissers, en betuigt zijn medeleven;

2.      benadrukt dat de gevolgen van de gebeurtenissen op 15 februari 2012 desondanks strikt volgens de beginselen van de rechtsstaat moeten worden behandeld, waarbij de mensenrechten en wettelijke rechten van alle personen die naar verluidt betrokken waren bij het incident, volledig in acht moeten worden genomen;

3.      vindt de detentie van de Italiaanse mariniers zonder aanklacht een zeer kwalijke zaak; benadrukt dat de mariniers moeten worden vrijgelaten; onderstreept dat de aanzienlijke vertraging en de beperkingen van de bewegingsvrijheid van de mariniers onaanvaardbaar zijn en een ernstige schending van hun mensenrechten vormen;

4.      betreurt de manier waarop de zaak is behandeld en steunt de inspanningen van alle partijen om dringend toe te werken naar een redelijke en wederzijds aanvaardbare oplossing;

5.      wijst erop dat uit hoofde van het internationaal zeerecht een verdachte strafrechtelijke en tuchtrechtelijk moet worden vervolgd voor de autoriteiten van de vlaggenstaat, die in dit geval ook de staat is waarvan de verdachten onderdanen zijn; wijst er tevens op dat andere nationale autoriteiten niet bevoegd zijn om recht te spreken of een onderzoek in te stellen in deze zaak;

6.      spoort de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid aan al het nodige te doen voor de bescherming van de twee Italiaanse mariniers zodat de zaak snel en bevredigend kan worden afgewikkeld;

7.      herinnert de Commissie eraan dat de mensenrechtensituatie moet worden benadrukt in de betrekkingen met India, en dat zij moet nadenken over verdere maatregelen om een gunstige afloop van deze zaak mogelijk te maken;

8.      herinnert eraan dat de rechten en de veiligheid van EU-burgers in derde landen moeten worden gewaarborgd door de diplomatieke vertegenwoordiging van de EU, die actief moet optreden voor de verdediging van de fundamentele mensenrechten van EU-burgers die gevangen zitten in een derde land;

9.      verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de lidstaten, de vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de EU-lidstaten, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties en de president en de regering van India.