Ontwerpresolutie - B8-0024/2015Ontwerpresolutie
B8-0024/2015

ONTWERPRESOLUTIE over de situatie in Egypte

12.1.2015 - (2014/3017(RSP))

naar aanleiding van een verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid
ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement

Cristian Dan Preda, Arnaud Danjean, Jacek Saryusz-Wolski, Elmar Brok, Andrej Plenković, David McAllister, Tunne Kelam, Mariya Gabriel, Eduard Kukan, Daniel Caspary, Davor Ivo Stier, Michael Gahler, Fernando Ruas, Claude Rolin, Traian Ungureanu, Dubravka Šuica, Barbara Matera, Giovanni La Via, Pascal Arimont, Monica Macovei, Ivana Maletić, Lara Comi namens de PPE-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B8-0012/2015

Procedure : 2014/3017(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B8-0024/2015
Ingediende teksten :
B8-0024/2015
Debatten :
Aangenomen teksten :

B8‑0024/2015

Resolutie van het Europees Parlement over de situatie in Egypte

(2014/3017(RSP))

Het Europees Parlement,

–       gezien zijn eerdere resoluties over Egypte,

–       gezien artikel 19 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, dat Egypte in 1982 heeft geratificeerd,

–       gezien de Universele Verklaring van de rechten van de mens van 1948 en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens van 1950,

–       gezien het voortgangsverslag van het Europees Nabuurschapsbeleid over Georgië, dat is aangenomen op 27 maart 2014,

–       gezien de nieuwe Egyptische grondwet, die op 15 januari 2014 bij referendum is aangenomen,

–       gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,

A.     overwegende dat Egypte sinds de revolutie van 2011 met enkele moeilijke politieke situaties te kampen heeft gehad en de steun en hulp van de internationale gemeenschap nodig heeft om de economische, politieke en veiligheidsuitdagingen het hoofd te bieden;

B.     overwegende dat de in 2014 goedgekeurde Egyptische grondwet een belangrijke stap is in het democratiseringsproces; Overwegende dat in de grondwet fundamentele rechten en vrijheden zijn verankerd, met inbegrip van de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vergadering;

C.     overwegende dat Egyptische rechters sinds de revolutie van 2011, die leidde tot de val van Hosni Mubarak, vaak zware en controversiële vonnissen hebben uitgesproken over politieke dissidenten ;

D.     overwegende dat de strafrechtbank van Gizeh op 2 december 2014 in eerste aanleg 188 beklaagden ter dood heeft veroordeeld wegens de gewelddadige aanval op een politiebureau in Kerdasa op 14 augustus 2013;

E.     overwegende dat een rechtbank in Caïro op 29 november 2014 in een herzieningsproces de beschuldigingen jegens voormalig president Mubarak in verband met het doden door de politie van 239 betogers tijdens de opstand van 2011, van de hand heeft gewezen; overwegende dat Mubarak in het eerste proces hiervoor tot levenslang was veroordeeld; overwegende dat de voormalige president nog wel een straf van drie jaar moet uitzitten in verband met een corruptiezaak;

F.     overwegende dat in maart en april 2014 rond de 1 200 doodvonnissen zijn uitgesproken in massaprocessen tegen leden van de moslimbroederschap en beweerde aanhangers van de verdreven president Morsi, nadat zij schuldig waren bevonden aan tenlasteleggingen uiteenlopend van bedreiging van de openbare orde en sabotage, tot betrokkenheid bij de dood van politieagenten; overwegende dat de Egyptische rechter die betrokken was bij het uitspreken van doodvonnissen in de Minya zaken op 2 oktober 2014 uit zijn ambt is gezet;

G.     overwegende dat de meeste van deze doodvonnissen, maar niet alle, zijn omgezet in levenslang;

H.     overwegende dat in 2014 een aantal journalisten is vervolgd op beschuldiging van het bedreigen van de nationale eenheid en de maatschappelijke vrede, het verspreiden van valse nieuwsberichten en samenwerking met de moslimbroederschap; overwegende dat het Hof van cassatie van Caïro procedurefouten heeft vastgesteld in dit proces en bevolen heeft het proces over te doen tegen drie journalisten van Al-Jazeera, die waren veroordeeld tot gevangenisstraffen van zeven tot tien jaar;

I.      overwegende dat terroristen op 24 oktober 2014 militaire controleposten op het Sinaï-schiereiland hebben aangevallen, waarbij 31 leden van de Egyptische veiligheidstroepen werden gedood, en dat terrorisme en gewelddadig extremisme in Egypte een serieuze en reële dreiging vormen; overwegende dat naar aanleiding van deze aanval in het noordelijk gedeelte van het schiereiland de staat van beleg is uitgeroepen; overwegende dat terreurdaden in deze regio schering en inslag zijn;

J.      overwegende dat de presidentsverkiezingen van 2014 plaats hebben gevonden tegen een achtergrond van een ernstige beperking van de vrijheid van meningsuiting en dat alle vormen van protest en kritiek, ook van de zijde van mensenrechtenorganisaties, werden gesmoord;

K.     overwegende dat officieel is aangekondigd dat op 21 maart en 25 april parlementsverkiezingen zullen worden gehouden;

L.     overwegende dat de Egyptische media extreem gepolariseerd zijn, waarbij zij zijn onderverdeeld in pro- en anti-Morsigroepen, hetgeen de polarisering van de Egyptische samenleving versterkt;

M.    overwegende dat er wetsvoorstellen in pijplijn zitten die verdere beperkingen opleggen aan binnen-en buitenlandse ngo's, die zich vooral zorgen maken over een wetsvoorstel dat erop is gericht te voorkomen dat terroristen en andere gewapende groeperingen geld en materiaal ontvangen, maar waardoor ook ngo's verstoken zouden blijven van buitenlandse financiële steun, waar zij vaak afhankelijk van zijn;

N.     overwegende dat de Egyptische autoriteiten door de invoering van repressieve wetgeving de vrijheid van meningsuiting en vergadering aan banden hebben gelegd, hetgeen het de regering makkelijker maakt haar critici het zwijgen op te leggen en protesten neer te slaan;

O.     overwegende dat sinds januari 2014 minstens 16 000 personen, waaronder 1 000 protestbetogers, achter de tralies zijn gezet, en dat de meesten onder hen uitsluitend zijn opgepakt omdat ze hun recht op vrijheid van vergadering en vereniging en hun recht op vrije meningsuiting uitoefenden of omdat ze werden verdacht van lidmaatschap van de moslimbroederschap;

P.     overwegende dat islamitische militanten op 3 januari 2015 in de regio rond Sirte in Libië twintig Egyptische christenen hebben ontvoerd; overwegende dat vlak vóór deze ontvoering, eind december 2014, een Egyptisch koptisch echtpaar uit Sirte werd gedood en hun achttienjarige dochter werd ontvoerd en vervolgens gedood;

Q.     overwegende dat de Egyptische autoriteiten honderden burgers voor een militaire rechtbank hebben gedaagd op basis van een decreet van president Al-Sisi van 27 oktober 2014, dat vervolgens met terugwerkende kracht door civiele openbare aanklagers is toegepast;

R.     overwegende dat stimulansen centraal moeten staan bij de hulp van de EU aan Egypte, overeenkomstig het "voor wat hoort wat"- beginsel van het Europese nabuurschapsbeleid, en dat deze hulp afhankelijk moet worden gesteld van de vorderingen bij de hervorming van de democratische instellingen en op het gebied van de rechtsstaat en de mensenrechten;

1.      benadrukt het belang dat de EU hecht aan haar samenwerking met Egypte als belangrijke buur en partner; onderstreept de belangrijke rol van Egypte voor de stabiliteit in de regio; verklaart zich nadrukkelijk solidair met het Egyptische volk en zegt toe Egypte te blijven steunen bij de versterking van zijn democratische instellingen, het eerbiedigen beschermen van de mensenrechten en het bevorderen van sociale rechtvaardigheid en veiligheid;

2.      spreekt zijn krachtige veroordeling uit over de recente terroristische aanvallen op het Sinaï-schiereiland en over alle andere terreurdaden tegen Egypte; benadrukt dat de EU en de internationale gemeenschap pal moeten staan en met Egypte moeten samenwerken in zijn strijd tegen het terrorisme;

3.      wijst op het de belangrijke rol van Egypte als internationale speler en hoopt dat het land een actieve rol zal blijven vervullen bij het opstarten van echte vredesonderhandelingen die een einde zullen maken aan het Arabisch-Israëlisch conflict; vertrouwt er voorts op dat Egypte een constructieve bijdrage zal leveren aan het bewerkstelligen van stabiliteit in het Middellandse Zeegebied; en op dit moment met name in Libië en het Midden-Oosten, waar de situatie momenteel zeer gespannen is en zich open confrontaties afspelen; herhaalt dat de EU bereid is met Egypte als partner in de regio te werken om deze ernstige dreigingen aan te pakken;

4.      betuigt zijn instemming met en steun aan de stappen die de Egyptische regering heeft genomen ter bevordering van de eerbiediging van de rechten en vrijheden van geloofsgemeenschappen; herinnert aan de in artikel 235 van de Egyptische grondwet opgenomen bepaling volgens welke het nieuw verkozen parlement gedurende zijn eerste mandaat een wet moet uitvaardigen waarin de bouw en de renovatie van kerken zo wordt geregeld dat is gewaarborgd dat christenen hun geloof in vrijheid kunnen praktiseren;

5.      wijst de Egyptische regering erop dat het welslagen van Egypte en zijn bevolking op lange termijn staat of valt met de bescherming van de universele rechten van de mens en het creëren en bestendigen van democratische en transparante instellingen die zich ook inzetten voor de bescherming van de fundamentele rechten van de burgers roept daarom de Egyptische autoriteiten op de beginselen van de internationale verdragen onverkort in praktijk te brengen;

6.      wijst er nogmaals op dat de presidentsverkiezingen van 2014 volgens de EU-waarnemersmissie niet hebben voldaan aan de internationale normen en dat ook de eerbiediging te wensen over liet van de fundamentele rechten vervat in de kersverse grondwet, aangezien er met name sprake was van inperking van de vrijheid van meningsuiting en vergadering, en de regels voor campagnefinanciering en het recht om zich kandidaat te stellen of te stemmen ontoereikend waren;

7.      vraagt de Egyptische autoriteiten bij de voorbereidingen voor de parlementsverkiezingen, die voor 21 maart en 25 april 2015 zijn aangekondigd, deze tekortkomingen van de presidentsverkiezingen aan te pakken;

8.      uit zijn ernstige bezorgdheid over de massaprocessen voor Egyptische rechtbanken en het grote aantal hierbij gevelde doodvonnissen; verzoekt de Egyptische gerechtelijke autoriteiten het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, dat door Egypte is ondertekend, en met name artikel 14 van dit verdrag, betreffende het recht op een eerlijk proces binnen een redelijke termijn, op basis van een duidelijke tenlastelegging en waarbij de rechten van de verdachte zijn gewaarborgd, te eerbiedigen en in praktijk te brengen;

9.      verklaart nogmaals dat de EU zich verzet tegen toepassing van de doodstraf en afschaffing van de doodstraf tot prioriteit heeft gemaakt van haar mensenrechtenbeleid;

10.    neemt kennis van het herzieningsproces tegen de drie Al-Jazeera-journalisten maar blijft bezorgd over de steedse strakkere muilkorving van de media en de politieke oppositie in Egypte; dringt bij de Egyptische autoriteiten aan op onmiddellijke invrijheidstelling van alle journalisten die zijn opgepakt omdat zij, in uitoefening van hun fundamentele rechten, legale nieuwsreportages maakten, en van al degenen die uitsluitend zijn opgesloten omdat zij gebruik maakten van hun recht op vrije meningsuiting en hun recht op vreedzame vergadering;

11.    benadrukt de vitale rol die de media en het maatschappelijk middenveld vervullen in een democratie; verzoekt de regering van Egypte ervoor te zorgen dat wetgeving inzake vereniging en vrijheid van meningsuiting, vergadering en geloof volledig in overeenstemming is met de internationale normen en het internationale humanitaire recht; benadrukt dat op lange termijn alleen een pluralistische en inclusieve samenleving borg kan staan voor stabiliteit en vrede in Egypte;

12.    dringt er bij de bevoegde Egyptische autoriteiten concrete maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de bepalingen van de nieuwe grondwet inzake fundamentele rechten en vrijheden, inclusief de vrijheid van meningsuiting en vergadering, volledig ten uitvoer worden gelegd, waarbij zij laten zien dat zij de mensenrechten en de rechtsstaat eerbiedigen en beginnen met de onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating van gewetensgevangenen;

13.    herinnert de Egyptische autoriteiten aan hun nationale en internationale juridische verplichtingen en verzoekt hun prioriteit toe te kennen aan de bescherming en bevordering van de mensenrechten, en er door middel van een onafhankelijke en onpartijdig rechtsbedeling voor te zorgen dat schendingen van de mensenrechten niet ongestraft blijven;

14.    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Raad, de Commissie, de parlementen en regeringen van de lidstaten, de regering en het parlement van Egypte, de secretaris-generaal van de VN en de VN-raad voor de mensenrechten.