Ontwerpresolutie - B8-0037/2015Ontwerpresolutie
B8-0037/2015

ONTWERPRESOLUTIE over het werkprogramma van de Commissie voor 2015

12.1.2015 - (2014/2829(RSP))

naar aanleiding van een verklaring van de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 37, lid 3, van het Reglement en het kaderakkoord over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Commissie

Vicky Ford namens de ECR-Fractie

Procedure : 2014/2829(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B8-0037/2015
Ingediende teksten :
B8-0037/2015
Debatten :
Aangenomen teksten :

B8‑0037/2015

Resolutie van het Europees Parlement over het werkprogramma van de Commissie voor 2015

(2014/2829(RSP))

Het Europees Parlement,

–       gezien de mededeling over het werkprogramma van de Commissie voor 2015, die binnenkort zal worden ingediend, en de drie bijlagen daarbij:

•     Nieuwe initiatieven;

•     Lijst van in behandeling zijnde voorstellen die worden ingetrokken of gewijzigd;

•     REFIT-acties,

–       gezien de "politieke richtsnoeren" van de voorzitter van de Europese Commissie,

–       gezien de Europa 2020-strategie,

–       gezien het bestaande kaderakkoord over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Commissie, en met name bijlage 4 daarvan,

–       gezien artikel 37, lid 3, van zijn Reglement,

A.     overwegende dat Europa deelneemt aan een wereldwijde race waarin alleen concurrerende economieën in staat zullen zijn banen te creëren en de levensstandaard van hun burgers te verhogen;

B.     overwegende dat de Europese Unie geconfronteerd wordt met een diepe concurrentiecrisis in een wereldeconomie die kampt met steeds meer uitdagingen;

C.     overwegende dat de meeste andere regio's in de wereld sneller groeien, met toenemende productiviteit en innovatie;

D.     overwegende dat de overheidsschuldencrisis in de eurozone ernstige schade heeft berokkend aan de Europese economie en tot aanzienlijke ontberingen voor miljoenen burgers heeft geleid;

E.     overwegende dat de uitslag van de Europese verkiezingen in veel landen breed gedragen ontevredenheid over een groot aantal aspecten van de EU heeft laten zien, en de behoefte aan hervormingen heeft onderstreept;

DEEL 1: ALGEMENE OPMERKINGEN OVER HET WERKPROGRAMMA VAN DE COMMISSIE VOOR 2015

 

1.      is ingenomen met de oproep in het werkprogramma van de Commissie voor 2015 voor betere regelgeving, subsidiariteit en transparantie, en schaart zich achter het beginsel van politieke discontinuïteit en de intrekking van een groot aantal initiatieven; is het ermee eens dat de nadruk moet liggen op initiatieven die groei en banen opleveren en waardoor ondernemingen tot bloei kunnen komen; vindt dat de eerste prioriteit moet zijn om te garanderen dat het bestaande beleid positieve gevolgen heeft voor het concurrentievermogen, correct ten uitvoer wordt gelegd en aansluit op het doel ervan; verzoekt de Commissie zich een ambitieus maar realistisch doel te stellen voor de vermindering van de administratieve rompslomp;

2.      is van mening dat alle nieuwe wetgevingsvoorstellen langs de concurrentielat moeten worden gelegd, waarbij ze een aantoonbaar netto positief effect aan de dag moeten leggen voordat ze worden ingediend door de Commissie;

3.      onderstreept dat, hoewel doelgerichte overheidsinvesteringen nodig zijn om bijvoorbeeld het onderwijsniveau te verbeteren en enige infrastructuur te ontwikkelen, groei op de lange termijn niet kan worden verwezenlijkt door het zodanig verhogen van de overheidsuitgaven dat een vergroting van de belastingdruk op reeds in moeilijkheden verkerende burgers en bedrijven nodig zou zijn, noch door het lenen van nog meer geld, dat door toekomstige generaties moet worden terugbetaald; benadrukt dat de juiste voorwaarden moeten worden gecreëerd om de investeringen van de particuliere sector te stimuleren, die cruciaal zijn voor het economisch herstel van Europa op de lange termijn;

4.      is voorstander van een groeistrategie die tot doel heeft te zorgen voor het juiste beleidskader om bedrijven en ondernemers te laten floreren, banen te creëren, rijkdom te genereren en de levensstandaard te verhogen; constateert dat in de Europa 2020-strategie een koers voor de toekomst wordt uitgestippeld, maar betreurt het dat het aan politieke wil ontbreekt om hieraan voldoende stootkracht te verlenen voor de volledige uitvoering ervan;

5.      benadrukt dat de Europese overheidsuitgaven niet gevrijwaard kunnen blijven van de aanzienlijke inspanningen die de lidstaten zich getroosten om hun overheidsuitgaven onder controle te krijgen, en hamert erop dat er in de begroting van de Unie moet worden gezocht naar mogelijkheden om de belastingdruk op de belastingbetalers te verlichten; vindt dat de EU-begroting er duidelijk op gericht moet zijn om lidstaten te helpen structurele problemen aan te pakken, en dan met name het teruglopende concurrentievermogen en als gevolg daarvan stijgende werkloosheid; blijft erbij dat de administratiekosten van de EU omlaag moeten (bijvoorbeeld door het Parlement niet langer bijeen te laten komen in Straatsburg) en er echte besparingen moeten worden behaald in de EU-begroting;

6.      hecht aan het beginsel van Europese meerwaarde, dat de doorslag moet geven bij alle uitgaven, en waarbij onder andere de beginselen van doelmatigheid, doeltreffendheid en een gunstige kosten-batenverhouding worden gehanteerd, maar met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel, zoals omschreven in artikel 5 VEU en verankerd in protocol 1 over de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie;

7.      betreurt het dat een gedetailleerde vermelding van subsidiariteit in het werkprogramma van de Commissie ontbreekt; is ervan overtuigd dat dit beginsel de Europese Unie een richting op stuurt die op meer bijval kan rekenen onder de bevolking van onze Europese landen dan elk idee van een "steeds nauwer samenwerkende unie"; stelt voor dat de Commissie in een vroeg stadium bepaalt hoe de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit het best kunnen worden erkend en in acht worden genomen, en vooral hoe zij dergelijk beleid beter naar voren kan laten komen in haar interacties met nationale parlementen; verklaart met stelligheid dat bezwaren tegen economisch bestuur niet als dekmantel mogen dienen voor de centralisatie van beleid op het vlak van sociale zaken en werkgelegenheid;

8.      betreurt de schijnbaar lage prioriteit die de nieuwe Commissie toekent aan een doeltreffend beheer van de middelen die de Europese Unie ter beschikking zijn gesteld, en vooral het algehele gebrek aan ambitie om een positieve betrouwbaarheidsverklaring van de Europese Rekenkamer zeker te stellen; veroordeelt het verzuim van de nieuwe Commissie om een toegewijde voltijdscommissaris te hebben voor begrotingscontrole, waarom herhaaldelijk is verzocht door het Europees Parlement; denkt dat het feit dat de nieuwe Commissie geen voltijdscommissaris wilde benoemen, aantoont dat ze ofwel de omvang van de uitdaging waar ze mee te maken krijgt slecht kan inschatten ofwel weinig behoefte voelt om die uitdaging aan te gaan; dringt er bij de Commissie andermaal op aan alles in het werk te stellen om te blijven streven naar de invoering van gestandaardiseerde en op het passende politieke niveau ondertekende beheersverklaringen van de lidstaten over EU-middelen onder gedeeld beheer; benadrukt het belang van systematische, regelmatige en onafhankelijke evaluaties, om ervoor te zorgen dat alle uitgaven op kosteneffectieve wijze tot de gewenste resultaten leiden;

DEEL 2: SPECIFIEKE VOORSTELLEN VOOR HET WERKPROGRAMMA

Een nieuwe stimulans voor banen, groei en investeringen

9.      is van mening dat voor het creëren van een gunstiger klimaat voor nieuwe banen de Commissie de lidstaten moet helpen om de nodige structurele hervormingen door te voeren voor het aanpakken van de volgende factoren: discrepanties tussen gevraagde en aangeboden vaardigheden, ondernemerschap, demografische factoren, markttoegang, toegang tot financiering, gebrek aan flexibiliteit op de arbeidsmarkt, administratieve kosten en betere regelgeving;

10.    herinnert aan het belang van de verdere verdieping van de interne markt, en ziet graag dat de doelstelling "betere regelgeving" van de Commissie een gezond Europees ondernemersklimaat oplevert, waarbij de administratieve rompslomp wordt ingeperkt, regels die investeringen in de weg staan worden geschrapt en nieuwe wetgeving tot een minimum wordt beperkt;

11.    is verheugd over de nadruk op investeringen in de publieke sector, en pleit voor de verdere verwijdering van obstakels die investeringen in de hele Unie in de weg staan, met name voor kleine en middelgrote ondernemingen;

12.    is ingenomen met de politieke prioriteit van de Commissie om de regelgevingsdruk te verminderen, en verzoekt de Commissie, in het kader van het programma voor gezonde en resultaatgerichte regelgeving (REFIT), de toezeggingen in haar mededeling snel uit te voeren;

13.    benadrukt dat alle regelgevings- en wetgevingsvoorstellen gebaseerd moeten worden op bewijs van bedrijven en andere deskundigen en belanghebbende partijen, en verzoekt de voorzitter van de Europese Commissie zijn belofte na te komen om gebruik te blijven maken van de diensten van een wetenschappelijk hoofdadviseur;

14.    verwelkomt de maatregelen van de Commissie om de resultaten van de herziening van de top tien van de meest belastende wetten voor kmo’s aan te pakken, hetgeen ertoe zal leiden dat bedrijven gemakkelijker nieuwe banen zullen kunnen scheppen; meent dat de Commissie dringend voorrang moet geven aan de verbetering van de wetgeving in kwestie op een manier die tegemoet komt aan de zorgen van kmo's; is van mening dat de EU en de lidstaten tijdens het beleidsproces rekening moeten houden met de specifieke noden van bedrijven en steunmaatregelen moeten overwegen, vooral voor kmo's en micro-ondernemingen;

15.    wijst op de recente trend dat bedrijven hun productie en diensten naar Europa terughalen, en op de kansen die dit oplevert voor nieuwe banen; verzoekt de Commissie na te denken over manieren waarop de EU bedrijven kan helpen hun voordeel te doen met de mogelijkheden die het terughalen van activiteiten biedt;

16.    neemt kennis van de intentie van de Commissie om regels op het gebied van auteursrecht te moderniseren; pleit er echter wel voor dat bij dergelijke hervormingen rekening wordt gehouden met subsidiariteit en dat er stil wordt gestaan bij de culturele implicaties, gelijke toegankelijkheid en het beginsel dat waar de beste werkmethoden al hebben geleid tot een bevredigende verhouding tussen de houders van rechten en de commerciële gebruikers van zulke rechten, deze regelingen in acht worden genomen en ongestoord mogen worden voortgezet;

17.    dringt erop aan dat het nieuwe Europese Fonds voor strategische investeringen wordt ontworpen als aanvulling op de structuurfondsen, en dat eventuele innovatieve financiële instrumenten die naar voren worden geschoven in combinatie met dat fonds om de impact van de structuurfondsen te vergroten, op een duurzame manier moeten worden ontworpen waarbij rekening wordt gehouden met de belangen van de regio's; wenst dat het fonds zodanig gestructureerd wordt dat de nationalisatie van verlies en de privatisering van winst voorkomen wordt;

18.    is ingenomen met de sterke motivatie van de Commissie voor betere wetgeving en de REFIT-agenda; is voorstander van geschiktheidscontroles, en verlangt dat de Commissie daar meer aandacht aan besteedt; vindt de benadering in het werkprogramma om "schoon schip te maken" bemoedigend, en is van mening dat een frisse start precies is wat nodig is op veel beleidsgebieden; waarschuwt ervoor dat als er voorstellen zijn ingetrokken om te worden vervangen door nieuwe voorstellen, die nieuwe initiatieven geen grotere belasting mogen vormen voor de personen en bedrijven in kwestie;

19.    is voorstander van voortdurende ontwikkeling en modernisering van de intellectuele-eigendomswetten van de EU, en dan met name inspanningen om het functioneren van auteursrecht te verbeteren; zal de voorstellen van de Commissie op dit gebied in detail onderzoeken, in overeenstemming met haar doelstelling om de groei en de voltooiing van de digitale interne markt aan te wakkeren; herinnert de Commissie eraan dat er een goed evenwicht moet worden gevonden tussen de belangen van alle partijen die betrokken zijn bij activiteiten in verband met auteursrecht, en dat zonder de juiste handhaving intellectuele-eigendomsrechten niet voor alle partijen in kwestie meerwaarde bieden;

20.    vindt het goed dat de nadruk wordt gelegd op investeringen, en pleit voor de verdere verwijdering van obstakels die investeringen in de hele Unie in de weg staan; is ingenomen met de intrekking van de compensatieregeling voor investeerders; steunt maatregelen waarmee financiële retaildiensten de consument meer voordelen kunnen bieden;

21.    is van oordeel dat de externe effecten van de ontwikkelingen in bovengenoemde financiële sector nauwgezet in de gaten moeten worden gehouden; toont zich bezorgd over de ontwikkeling van verschillende normen tussen gelijke concurrenten ten gevolge van de standaardisering van financiële regelgeving; wijst op de aanzienlijke vooruitgang die sinds 2008, en met name sinds 2013, is geboekt op het gebied van de EU-regelgeving voor banken; is van mening dat de concurrentieaspecten van de grote hoeveelheid nieuwe EU‑regelgeving voor de financiële sector aan een alomvattende analyse onderworpen moet worden;

Een connectieve digitale interne markt

22.    is het er volledig mee eens dat de digitale interne markt prioriteit heeft, gezien de mogelijkheden die digitale activiteiten kunnen bieden voor banen, groei, innovatie en concurrentievermogen; merkt op dat de volgende onderwerpen moeten worden aangepakt: vertrouwen, privacy en gegevensbescherming, cybercriminaliteit en beveiliging, toegankelijkheid, digitale inhoud en auteursrecht, interoperabiliteit en normen, e‑betalingen, elektronische contracten, openbare inschrijvingen en facturering, e‑regering, digitale infrastructuur, e‑aanbestedingen, overheidsinformatie en openlijk toegankelijke gegevens, roaming en online tussenpersonen;

23.    is groot voorstander van nieuwe wetgevings- en niet-wetgevingsvoorstellen voor de digitale interne markt waarin groei de prioriteit is, en stelt voor dat deze initiatieven deel uitmaken van een "Digital Single Market Act"; benadrukt dat niet-wetgevings- en wetgevingsinitiatieven met het grootste potentieel om groei, banen en concurrentievermogen, waaronder e‑handel, te genereren, voorrang moeten krijgen in een Digital Single Market Act, in navolging van de aanpak bij de Single Market Acts;

24.    is ingenomen met de intentie van de Commissie om e‑handel te ontsluiten, aangezien consumenten ruim 11,7 miljard euro per jaar kunnen besparen als ze bij online winkelen uit een breder scala aan goederen en diensten kunnen kiezen; benadrukt in dit verband dat problemen in verband met diensten die alleen online worden aangeboden, toegang tot digitale inhoud, fraudepreventie, registratie van websites, verkooppromoties en etikettering alle zijn aangemerkt als obstakels voor de digitale interne markt;

25.    wijst op zijn recente resolutie over de "Digital Single Market Act", die werd aangenomen door een grote meerderheid en waarin belangrijke terreinen voor groei werden aangekaart die moeten worden aangepakt in de digitale interne markt, zoals e‑handel, "big data" en cloud computing; herinnert eraan dat deze resolutie tevens de aandacht vestigde op het cruciale belang van toegankelijkheid en veiligheid online;

26.    kijkt uit naar de strategie van de Commissie, die zich richt op de grote knelpunten voor de totstandbrenging van een veilige, betrouwbare en dynamische digitale interne markt; zou bijzonder verheugd zijn met vereenvoudigde regels voor consumenten die online en digitaal winkelen, maar wijst erop dat consumenten hetzelfde beschermingsniveau moeten genieten als in hun eigen traditionele markt;

27.    schaart zich achter de inspanningen van de Commissie om de EU-verordening over gegevensbescherming te voltooien; verlangt in dit verband dat alle hervormingen van de wetgeving inzake gegevensbescherming evenredig en werkbaar zijn en zowel consumenten- als privacyrechten beschermen, maar tegelijkertijd bedrijven, de economie en innovatie de mogelijkheid geven tot bloei te komen;

28.    pleit voor het bijhouden van trends in de dienstverlening bij de verwachte hervorming van de telecomsector, waarbij vooral wordt gelet op aanbiedingen voor gebundelde inhoud en diensten, om erop toe te zien dat grote spelers op de markt hun dominante positie niet misbruiken ten koste van de consumenten;

29.    benadrukt dat de niet-controversiële elementen van het pakket voor een connectief continent, wat betreft klantencontracten en gegevensverbruik, voorrang moeten krijgen bij de onderhandelingen over het pakket, zodat er vooruitgang kan worden geboekt;

30.    wijst op aanzienlijke bezwaren met betrekking tot belastingmaatregelen in de digitale economie, vooral belasting over de toegevoegde waarde (btw) en het mini-eenloketsysteem, vooral voor micro-ondernemingen, en dringt er bij de Commissie op aan de behoefte aan een drempel voor zulke bedrijven met spoed te heroverwegen;

Een schokbestendige energie-unie met een toekomstgericht beleid inzake klimaatverandering

31.    onderstreept het belang van de betaalbaarheid, duurzaamheid en veiligheid van de energievoorziening; is van oordeel dat het mededingingsbeleid van cruciaal belang is voor het dichterbij brengen van ontvlechting ("unbundling") en het aanpakken van de huidige fragmentering van de markt; merkt op dat de regulering van overheidssteun op dit gebied in dezelfde geest moet plaatsvinden als op elk ander terrein;

32.    benadrukt dat, gezien de gebeurtenissen in Oekraïne, de energiezekerheid moet worden vergroot met een reeks maatregelen verspreid over een breed scala aan mogelijkheden, zoals diversificatie van leveranciers, verbeteringen in de energie-efficiëntie om het verbruik te verminderen, een toenemend gebruik van eigen energiebronnen en aanzienlijke investeringen in infrastructuur; verzoekt om een opheldering van het concept "collectieve aanschaf" van gas en andere energieproducten; benadrukt dat nauwere samenwerking bij energieonderhandelingen gepaard moet gaan met een sterkere concurrentie op de interne markt, aangezien dat cruciaal is voor de voorzieningszekerheid op de lange termijn en tegelijkertijd bijdraagt aan onze diversificatiedoelstellingen;

33.    ziet uit naar voorstellen waarin de "energie-unie" nader wordt uitgewerkt, en staat achter inspanningen om het functioneren van de interne energiemarkt te verbeteren en maatregelen waarmee de grensoverschrijdende infrastructuur, zoals interconnectoren, met het oog daarop zullen worden verbeterd; spoort de Commissie aan erop toe te zien dat de ontwikkeling van eigen energiebronnen een cruciaal onderdeel van de energie-unie vormt; herinnert de Commissie er echter aan dat het de verantwoordelijkheid van de lidstaten is om over hun eigen energiemix te beslissen, en dat bij elk toekomstig beleid inzake koolstofvrije energievoorziening en emissievermindering rekening moet worden gehouden met de noodzaak om energiezekerheid en diversificatie te waarborgen (waarvan duurzaamheid dus niet los wordt gezien, zoals in het verleden het geval was);

34.    neemt, binnen het strategische kader voor de energie-unie, kennis van het onlangs bereikte akkoord tijdens de Europese Raad van oktober over het klimaat- en energiebeleid voor 2030, en is in het bijzonder ingenomen met het ontbreken van bindende doelstellingen voor hernieuwbare energie per lidstaat, aangezien de huidige doelstellingen inflexibel en duur gebleken zijn en bovendien investeringen in andere koolstofarme technologieën, zoals koolstofafvang en -opslag, in de kiem hebben gesmoord; hamert er echter op dat het in dit bestek een absolute vereiste is dat bepalingen ter bescherming van industrietakken waar een risico bestaat op koolstoflekkage, worden gehandhaafd;

35.    merkt op dat de Commissie het besluitvormingsproces voor de verlening van vergunningen voor genetisch gemodificeerde organismen (ggo's) zal herzien; vindt 2015 te vroeg om nieuwe wijzigingen in de EU-wetgeving over ggo's voor te stellen, aangezien de impact van de herziene richtlijn inzake de doelbewuste introductie van ggo's in het milieu (2001/18/EG) eerst moet worden beoordeeld;

36.    neemt kennis van de toezegging van eerste vicevoorzitter Timmermans om het voorstel voor de richtlijn inzake nationale emissieplafonds te handhaven, en gewijzigde voorstellen in te dienen om de synergieën met het energie- en klimaatpakket voor 2030 beter uit te laten komen en de administratieve rompslomp te beperken, gezien het belang van de verbetering van de luchtkwaliteit om belangrijke risico's voor de volksgezondheid aan te pakken en gezien de urgentie om internationaal overeengekomen 2020-limieten te halen; verzoekt de Commissie erop toe te zien dat in alle aanvullende wijzigingen de agenda voor slimme regelgeving op de voet wordt gevolgd en betere tenuitvoerlegging mogelijk wordt gemaakt; verlangt dat het besluit tot wijziging van het originele voorstel niet leidt tot onnodige vertragingen;

37.    is van mening dat investeren in een kringloopeconomie volledig verenigbaar kan zijn met de Commissieagenda voor banen, groei en concurrentievermogen, en het potentieel heeft om een win-winsituatie op te leveren voor alle belanghebbenden; dringt er daarom bij de Commissie op aan samen te werken met de lidstaten om deze doelstellingen te verwezenlijken en indien nodig de intrekking te heroverwegen;

38.    verzoekt de Commissie om een toelichting bij het tijdsschema en het proces voor de intrekking en de goedkeuring van een nieuw, gewijzigd wetgevingsvoorstel over de kringloopeconomie;

39.    verzoekt de Commissie haar voorstellen voor een kaderrichtlijn bodem en een richtlijn inzake toegang tot de rechter in milieuzaken in te trekken, gezien de onevenredige financiële en administratieve lasten die daarmee op Europese bedrijven zouden komen te liggen, waarbij groei en banen in het gedrang komen;

Een diepere en eerlijkere interne markt met een sterkere industriële basis

40.    is verheugd over het plan van de Commissie om een internemarktstrategie voor goederen en diensten op te stellen met het oog op een grotere wederzijdse erkenning en een verdere versterking van de belangrijkste industrie- en dienstensectoren waar het economische potentieel het grootst is, onder andere in de zakelijke dienstverlening, de bouw, de detailhandel, gereglementeerde beroepen, geavanceerde dienstverlening en levering van goederen;

41.    is groot voorstander van het besluit van de Commissie om het gemeenschappelijk Europees kooprecht af te schaffen en te wijzigen; merkt op dat het huidige voorstel op bezwaren is gestuit bij een aantal consumentenorganisaties, en is van mening dat een eventueel gewijzigd voorstel gebaseerd moet zijn op modelcontracten die gemakkelijker te begrijpen zijn voor consumenten en bedrijven; constateert in het kader van dit voorstel verder dat het essentieel is voor consumenten om online hetzelfde beschermingsniveau te genieten als ze offline krijgen op hun traditionele markt;

42.    benadrukt dat de bestaande regels voor de interne markt ten uitvoer moeten worden gelegd, waarbij eventueel optredende problemen moeten worden geëvalueerd en bestaande obstakels en mogelijkheden moeten worden geanalyseerd, en er tevens voor wordt gezorgd dat voor alle nieuwe maatregelen een effectbeoordeling is uitgevoerd, deze maatregelen toekomstbestendig zijn en afgestemd zijn op het digitale tijdperk;

43.    verzoekt de Raad en de Commissie de tenuitvoerlegging en de handhaving van overeengekomen wetgeving inzake de interne markt verder te versterken, vooral op het vlak van de goederen- en dienstensector, en beter gebruik te maken van de beginselen van wederzijdse evaluatie en erkenning;

44.    pleit voor een wijdverbreider gebruik van een evenredigheidstoets, gekoppeld aan het wederzijdse evaluatieproces, om onevenredige regels die de dienstverlening in de weg staan te identificeren, en pleit voor de intrekking van dergelijke wetgeving als voldoende lidstaten dat noodzakelijk achten;

45.    verzoekt om afschaffing van het onderzoek naar economische behoeften, dat ingezet kan worden om de toegang tot markten te beperken;

46.    benadrukt de rol van openbare aanbestedingen in het bevorderen van innovatie en de cruciale toegang tot de markten;

47.    dringt er bij de Commissie op aan om de rol van het eenloketsysteem te versterken zodat deze loketten aanbieders van diensten kunnen bijstaan bij eventuele vragen wanneer zij zich in een andere lidstaat vestigen (en dus niet alleen aanbieders van diensten die in de dienstenrichtlijn zijn opgenomen), waarbij tevens informatie wordt verstrekt over het toepasselijke belastingstelsel;

48.    schaart zich achter initiatieven die bijdragen aan de verjonging van de industriële basis van Europese landen, die steun nodig hebben op het vlak van onderzoek en innovatie, toegang tot financiering, en een beter regelgevingsklimaat waarmee bedrijven meer flexibiliteit wordt geboden; kijkt uit naar de specifieke maatregelen die zullen worden voorgesteld om de regelgevings- en administratieve druk op kmo's te verlichten;

49.    benadrukt de doorlopende tenuitvoerlegging van Horizon 2020, en vooral de grotere nadruk die wordt gelegd op het vertalen van onderzoek van wereldklasse in producten en diensten die kunnen bijdragen aan de heropleving van het concurrentievermogen van de Europese economieën;

50.    wijst op de intentie van de Commissie om het voorstel voor grondafhandeling in te trekken, en benadrukt dat de monopolies die nog altijd bestaan op bepaalde grote luchthavens in de EU moeten worden ondervangen door een nieuw voorstel voor grondafhandeling, met de nodige aandacht voor de lidstaten waar deze diensten al geliberaliseerd zijn; pleit voor een liberaliserings- en concurrentieniveau dat moet worden verwezenlijkt door het aantal dienstverleners op grote luchthavens in de EU te verhogen, aangezien dit de efficiëntie en de kwaliteit van de luchthavenexploitatie zal verbeteren en de kosten voor de gebruikers en passagiers van luchthavens zal beperken; benadrukt echter wel dat in het nieuwe voorstel geen sociale aangelegenheden mogen worden behandeld, met name overplaatsingen van personeel, noch de instelling en handhaving van minimale kwaliteitsnormen voor grondafhandelingsdiensten;

51.    tekent bezwaar aan tegen het gebrek aan duidelijkheid en transparantie van het regelgevingskader en de besluitvorming over de toewijzing van investeringen in het investeringsplan voor Europa met betrekking tot vervoersinfrastructuurprojecten; benadrukt het belang van duidelijkheid, aangezien het fonds particuliere investeringen in veiligere vervoersinfrastructuurprojecten mogelijk zal maken, waarbij moet worden opgemerkt dat de algemene doelstellingen en financieringsprioriteiten van het beleid op het vlak van CEF en TEN-T zijn: de verstrekking van EU-financiering aan minder winstgevende, grootschalige grensoverschrijdende projecten van algemeen belang (rond negen essentiële netwerkcorridors), de totstandbrenging van een alomvattend multimodaal EU-vervoersnetwerk en de aanpak van gebrekkige infrastructuur en toegankelijkheid en de lage interoperabiliteit tussen verschillende delen en regio's van de EU;

52.    benadrukt dat de Russische Federatie nog altijd weigert om het akkoord over de geleidelijke afschaffing van het vergoedingssysteem voor vluchten over Siberië na te leven, en dat Rusland in het kader van de recente EU-sancties tegen Rusland, heeft gedreigd Europese luchtvaartmaatschappijen te verbieden gebruik te maken van het Siberische luchtruim; dringt er bij de Commissie op aan doeltreffende wettelijke maatregelen te nemen (waaronder gelijkwaardige maatregelen waarin het gebruik van het luchtruim van de Unie door luchtvaartmaatschappijen uit de Russische Federatie wordt geweigerd of beperkt) om Rusland te dwingen geen illegale kosten meer in rekening te brengen waardoor luchtvaartmaatschappijen uit de Unie op de lange termijn kampen met discriminerende omstandigheden en vrije en eerlijke concurrentie tussen luchtvaartmaatschappijen op routes tussen de EU en Azië wordt belemmerd;

53.    is het eens met de intrekking van het gedateerde voorstel voor heffingen voor de beveiliging van de luchtvaart; vindt weliswaar dat heffingen voor de beveiliging van de luchtvaart billijk en evenredig moeten zijn, maar is sceptisch over de toekomst van dit voorstel, gezien alle moeilijkheden die erbij komen kijken, waaronder het toepassingsgebied van de richtlijn, kostengerelateerde problemen en overheidsfinanciering; is van mening dat gemeenschappelijke beginselen voor het opleggen van beveiligingsheffingen op Europese luchthavens moeten worden afgestemd op de richtlijn inzake luchthavengelden;

Een diepere en eerlijkere economische en monetaire unie

54.    benadrukt dat subsidiariteit op het gebied van belastingheffing essentieel is voor de democratische en economische gezondheid van Europa; wijst iedere poging om bezorgdheden over economische governance te gebruiken als voorwendsel om lidstaten op EU-niveau belastingbeleid op te leggen van de hand;

55.    staat positief tegenover het idee van een kapitaalmarktenunie of een interne kapitaalmarkt, maar zal de raadpleging door de Commissie en de ontwikkeling van een actieplan op de voet volgen, om te waarborgen dat een dergelijk plan ambitieus van opzet is en meer omvat dat uitsluitend de technische opheffing van belemmeringen;

56.    is ingenomen met het voorstel voor het instellen van een Europees kader voor het herstel en de afwikkeling van kritieke marktinfrastructuren, bedoeld om te zorgen voor een adequate bescherming van de activa van beleggers binnen die entiteiten;

57.    merkt op dat mondiale afspraken om bilateraal verhandelde producten onder te brengen in multilaterale infrastructuur ertoe leiden dat deze instellingen meer onder druk komen te staan;

58.    is het er daarom mee eens dat systeemrelevante financiële instellingen gekenmerkt moeten worden door degelijke governance en een sterk risicomanagement, ten behoeve van het systeem in zijn geheel;

59.    dringt erop aan dat de nadruk blijft liggen op groeivriendelijke begrotingsconsolidatie; stelt zich op het standpunt dat het stimuleren van investeringen geen alternatief mag zijn voor het doorvoeren van noodzakelijke structurele hervormingen;

60.    plaatst vraagtekens bij een aantal onderdelen van het investeringspakket en stelt in dit kader de volgende vragen: Hoe zullen in het kader van het investeringspakket projecten worden geselecteerd en geprioriteerd? Hoe zullen particuliere investeringen worden aangetrokken? Hoe zal het fonds voorkomen dat er een situatie ontstaat waarin winsten worden geprivatiseerd en verliezen worden genationaliseerd?;

61.    is verheugd dat de Commissie erkent dat fiscaliteit een bevoegdheid van de lidstaten is;

62.    geeft nogmaals aan ernstige bezwaren te hebben tegen de invoering van een belasting op financiële transacties, behalve als dat op mondiaal niveau gebeurt, en herinnert de Commissie aan het gebrek aan steun voor haar eerdere voorstel inzake een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting;

63.    merkt op dat informatieuitwisseling tussen belastingautoriteiten weliswaar nuttig kan zijn, maar dat de EU-lidstaten hierdoor niet in een nadeliger concurrentiepositie moeten komen te verkeren, terwijl zij zo hard werken aan verbetering van het investeringsklimaat en economisch herstel;

64.    dringt aan op een grondige analyse van de economische situatie van de eurozone;

65.    dringt aan op een vergelijkend onderzoek naar het herstel van de eurozone en het herstel in derde landen en regio's;

66.    vindt dat meer aandacht zou moeten uitgaan naar niet-bancaire financiering, zoals durfkapitaal en crowdfunding;

Een redelijke en evenwichtige vrijhandelsovereenkomst met de VS

67.    is ingenomen met de toezegging van de Commissie om de EU-strategie voor het handels- en investeringsbeleid tegen het licht te houden en daarbij de nadruk te leggen op de bijdrage daarvan aan het creëren van banen en groei in de hele EU; dringt aan op een strategische en toekomstgerichte evaluatie die breed van opzet is en die alle aspecten van het handels- en investeringsbeleid omvat en betrekking heeft op bilaterale, plurilaterale en multilaterale onderhandelingen en autonome maatregelen, met specifieke aandacht voor de handelsbetrekkingen met niet alleen de grote opkomende landen en de belangrijkste strategische partners in de wereld, maar eveneens met de landen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), waarmee de EU op dit moment nog geen hechte en omvattende vrijhandelsovereenkomsten heeft;

68.    dringt er bij de Commissie op aan dat zij voldoende middelen beschikbaar stelt voor de uitvoering van een ambitieuze handelsagenda met de handelspartners in de hele wereld en te streven naar afronding van de onderhandelingen over een hechte, omvattende en evenwichtige trans-Atlantische partnerschapsovereenkomst voor handel en investeringen (TTIP), en merkt daarbij op dat het handelsbeleid zich niet moet beperken tot dit gebied, maar ook betrekking moet hebben op alle multilaterale, plurilaterale en bilaterale handels- en investeringsovereenkomsten waarover momenteel wordt onderhandeld;

69.    onderkent het enorme potentieel van een succesvolle trans-Atlantische partnerschapsovereenkomst voor handel en investeringen (TTIP), en verwacht dat deze overeenkomst ervoor zal zorgen dat het voor ondernemingen, ongeacht hun omvang, aan beide zijden van de Atlantische Oceaan goedkoper en gemakkelijker zal worden te exporteren en dat deze overeenkomst de Europese economieën een voordeel van meer dan 100 miljard euro kan opleveren door een betere markttoegang en tariefverlaging of ‑afschaffing;

70.    heeft kennis genomen van de mededeling van de Commissie van 25 november over transparantie bij de TIPP-onderhandelingen en is van mening dat hiermee een goede stap wordt gezet in de richting van verbetering van de transparantie, raadpleging van belanghebbenden en toegang tot documenten, terwijl tegelijkertijd de vertrouwelijkheid gewaarborgd blijft voor zover dat voor de onderhandelaars nodig is om tot een goed definitief akkoord te komen; verklaart zich bereid met de Commissie samen te werken om te waarborgen dat de bepalingen van deze mededeling in 2015 zo snel mogelijk ten uitvoer worden gelegd;

71.    ziet de enorme voordelen voor alle partijen van een goede bilaterale handels- en investeringsovereenkomst met India en dringt erop aan de onderhandelingen nieuw leven in te blazen; dringt er voorts op aan de besprekingen snel weer op gang te brengen om te komen tot een omvattende overeenkomst die onder meer betrekking heeft op de sector dienstverlening (verzekeringen, banken, postbezorging, juridische dienstverlening, reclame, distributie en detailhandel) en de industriële sector (autoindustrie, wijn en sterkedrank, infrastructuur) en die steviger garanties biedt voor de bescherming van intellectuele-eigendomsrechten;

72.    verzoekt de Commissie in het kader van haar werkzaamheden in 2015 voorstellen in te dienen voor ontwerprichtlijnen, gericht tot de lidstaten, betreffende de actualisering van de bestaande overeenkomst met Mexico; verzoekt de Commissie in deze richtlijnen ambitieuze bepalingen op te nemen inzake de wederzijdse openstelling van de markt, inzake tarifering en inzake non-tarifaire en technische handelsbelemmeringen met betrekking tot een groot aantal sectoren, met inbegrip van, maar niet beperkt tot, financiële dienstverlening, professionele dienstverlening, verzekeringen, openbare aanbestedingen, chemicaliën, bewerkte voedingsmiddelen, handel in energie, intellectuele eigendom en de auto-industrie;

73.    betreurt dat de Commissie niet heeft toegezegd haar voorstel voor een verordening tot vaststelling van regels betreffende de toegang van goederen en diensten uit derde landen tot de aanbestedingsmarkt van de Unie in te trekken, ondanks de ernstige bezwaren van een groot aantal lidstaten tegen wat door velen gezien wordt als een protectionistische maatregel die kan leiden tot aanzienlijke handelsproblemen met een aantal handelspartners, zoals sluiting van de markt, als vergelding, niet alleen voor openbare aanbestedingen, maar ook in andere belangrijke sectoren; is van oordeel dat de problemen die de Commissie constateert beter aangepakt kunnen worden door middel van bilaterale onderhandelingen over diepe en brede vrijhandelsovereenkomsten of door meer landen aan te moedigen toe te treden tot de Overeenkomst inzake overheidsopdrachten;

74.    uit zijn bezorgdheid over het verzoek van de Commissie aan het Hof van Justitie om een advies over de vrijhandelsovereenkomst met Singapore en over het feit dat de inwerkingtreding van deze overeenkomst hiermee geruime tijd zal worden uitgesteld;

Een ruimte van justitie en fundamentele rechten op basis van wederzijds vertrouwen

75.    steunt de beslissing van de Commissie om wetgevingsvoorstellen die geen steun vinden binnen de Raad in te trekken en acht het in dit kader juist dat zij het voorstel inzake zwangerschapsverlof zal intrekken, en wijst erop dat de lidstaten het recht hebben om wetgeving vast te stellen die verder gaat dan de minimumvereisten van de EU-wetgeving;

76.    ondersteunt ten volle de strijd tegen grensoverschrijdende criminaliteit en corruptie; betreurt evenwel dat de Commissie haar voorstel voor de invoering van een Europees openbaar ministerie niet intrekt, ondanks het feit dat er binnen de Raad ernstige bezwaren zijn tegen dit voorstel en er ernstige bezorgdheid bestaat wat betreft de evenredigheid, rechtsgrondslag en subsidiariteit van dit voorstel en de naleving van fundamentele rechten;

77.    steunt het vaste voornemen van de Commissie om de bedreigingen voor de interne veiligheid van de lidstaten, zoals buitenlandse strijders en terrorisme, aan te pakken; dringt er in dit kader bij de Commissie op aan om de snelle goedkeuring van de EU-PNR-Richtlijn tot een van de prioriteiten van haar werkprogramma te maken;

78.    is ingenomen met het feit dat cybercriminaliteit hoog op de Europese Veiligheidsagenda staat; dringt bij de Commissie aan op krachtige maatregelen ter bescherming van kinderen op internet;

79.    betreurt dat de Commissie beursgenoteerde ondernemingen in de Europese Unie verplicht om ervoor te zorgen dat in hun raden van bestuur en raden van toezicht ten minste 40% van de functies wordt bekleed door het ondervertegenwoordigde geslacht; merkt op dat de Commissie zelf voor 32% bestaat uit vrouwen en voor 68% uit mannen; houdt vol dat de benoeming van leden van raden van bestuur uitsluitend dient plaats te vinden op basis van verdienste en verzoekt de Commissie derhalve haar voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de verbetering van de man-vrouwverhouding bij niet-uitvoerende bestuurders van beursgenoteerde ondernemingen en daarmee samenhangende maatregelen (COM(2012)0614) in te trekken;

80.    dringt er bij de Commissie op aan om overleg te voeren met de lidstaten en derde landen met het oog op de vaststelling van meetbare maatregelen om een einde te maken aan praktijken die schadelijk zijn voor vrouwen en meisjes, zoals kindhuwelijken, gedwongen huwelijken, besnijdenis van vrouwen, eermoorden, gedwongen sterilisatie, verkrachtingen in conflictsituaties, steniging en andere wreedheden; verzoekt de Commissie om met de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) samen te werken aan verbetering van de steun aan slachtoffers van dergelijke wreedheden;

81.    spreekt zijn krachtige steun uit voor maatregelen tegen alle vormen van discriminatie en voor beleid waarin het belang van het gezin als hoeksteen van de samenleving wordt erkend; is verheugd over de toezegging van de Commissie om zich in te zetten voor de bevordering van de arbeidsparticipatie van vrouwen;

Naar een nieuw beleid op het gebied van migratie

82.    onderschrijft de noodzaak van een streng maar eerlijk EU-beleid inzake migratie; is het volledig met de Commissie eens dat misbruik van het Europese migratiesysteem bestreden moet worden;

83.    herinnert de Commissie eraan dat in een aantal lidstaten grote bezorgdheid bestaat over misbruik van sociale uitkeringen door personen afkomstig uit andere EU-landen; benadrukt dat het aan de lidstaten zelf is om besluiten te nemen inzake hun sociale voorzieningen en sociale uitkeringen;

84.    is het ermee eens dat het migratiebeleid beter afgestemd moet worden op het externe beleid en verzoekt de Commissie om de samenwerking met derde landen, waaronder de Afrikaanse landen bezuiden de Sahara, Noord-Afrika en het Midden-Oosten, tot prioriteit te maken en te werken aan programma's voor terugkeer en hervestiging en migratiebeheerovereenkomsten met herkomst- en transitlanden; verzoekt de Commissie tevens om meer steun te verlenen door het bieden van humanitaire hulp, politieke bijstand en bijstand op het gebied van opleiding;

85.    dringt er bij de Commissie op aan iets te doen aan de gebrekkige detentieomstandigheden en problemen op het gebied van asielprocedures in de EU, aangezien het oplossen van deze problemen van groot belang is voor een doeltreffende en efficiënte verwerking van toenemende migratiestromen;

86.    staat ten volle achter de plannen van de Commissie om strenge maatregelen vast te stellen tegen mensenhandel en -smokkel, en de plannen om derde landen hulp te bieden in de vorm van onderwijs en scholing, bedoeld om de gevaren van mensenhandel onder de aandacht te brengen; verzoekt de Commissie met klem om als prioriteit concrete maatregelen ten uitvoer te leggen om een einde te maken aan het verderfelijke verschijnsel van moderne slavernij;

87.    verzoekt de Commissie te onderzoeken hoe de rol van Frontex en het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken in de toekomst verbeterd kan worden, zodat de EU beter in staat is het hoofd te bieden aan de toenemende migratiedruk en overige uitdagingen op het gebied van zowel de beveiliging van de buitengrenzen als het voorkomen van het verlies van mensenlevens op zee;

88.    dringt aan op een omvattend onderzoek door de Commissie naar de effectiviteit van de benutting van EU-hulpbronnen en financiering op het gebied van migratie en asiel, met name de benutting van de middelen voor binnenlandse zaken op het gebied van asiel, integratie, grensbewaking en terugkeer;

Een sterkere speler op wereldvlak

89.    eerbiedigt het recht van lidstaten om op het gebied van buitenlandse zaken, veiligheids- en defensiebeleid unilateraal besluiten te nemen en is, in voorkomend geval, voorstander van het formuleren van gemeenschappelijke antwoorden via de Europese Raad op gemeenschappelijke bestaande en dreigende gevaren en uitdagingen;

90.    verklaart nogmaals te willen samenwerken met, en niet te willen concurreren met, organisaties zoals de VN, NAVO en de G20, om te waarborgen dat de EU en haar lidstaten op doeltreffende wijze kunnen inspelen op bestaande en toekomstige buitenlandse en veiligheidsdreigingen, met name in de directe oostelijke en zuidelijke buurlanden van de Unie;

91.    verzoekt de Commissie van de gelegenheid die 2015 als Europees jaar van de ontwikkeling biedt gebruik te maken en een programma voor regelmatige herziening van de Overeenkomst van Cotonou in gang te zetten, met name gericht op de mensenrechten- en democratieclausules;

92.    is van oordeel dat de toekomstige doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling (SDG's) aanzienlijk minder doelstellingen en streefcijfers moeten omvatten, om ervoor te zorgen dat de ontwikkelingsagenda voor de periode na 2015 samenhangender en doeltreffender is, en is voorts van oordeel dat er meer nadruk gelegd moet worden op economische groei en het scheppen van welvaart in de ontwikkelingslanden zelf en op de handel en de ondersteuning van kmo's, door een gunstig klimaat te creëren voor kleine ondernemers en de toegang tot financiering te vergemakkelijken; is voorstander van nieuwe inspanningen ter bestrijding van corruptie, witwaspraktijken en illegale kapitaalbewegingen, als absolute prioriteit op het gebied van ontwikkelingsfinanciering;

93.    dringt aan op de vaststelling van één dwingende, duidelijke reeks doelstellingen, gericht op de uitbanning van extreme armoede tegen 2030 door middel van duurzame ontwikkeling, waarbij de nadruk moet liggen op duurzame groei en het scheppen van welvaart, met inbegrip van duurzame consumptie en productie als kernelementen van duurzame ontwikkeling, vrede, goed bestuur, transparantie, controleerbare instanties, alsmede geweldloosheid en eerbiediging van de beginselen van de rechtsstaat;

94.    pleit ervoor de inspanningen op het gebied van ontwikkeling weer meer te richten op handel en investeringen ten behoeve van ontwikkeling en wijst op het belang van de economische partnerschapsovereenkomsten (EPO's) waarvan de onderhandelingen zijn afgerond, omdat deze EPO's belangrijke ontwikkelingsinstrumenten zijn die gebaseerd zijn op wederkerigheid en liberalisering van de handel tussen regionale partijen; denkt dat de EPO-besprekingen volgend jaar een goede gelegenheid zullen zijn om aan te dringen op een doeltreffend toezicht op deze overeenkomsten en ervoor te zorgen dat onze betrekkingen met de ACS-landen in overeenstemming zijn met onze ontwikkelingsdoelstellingen;

95.    pleit voor langetermijnmaatregelen, gericht op het voorkomen van uitbraken van ziekten; benadrukt dat aanzienlijke investeringen in lokale gezondheidszorgstelsels noodzakelijk zijn, omdat de aangesloten landen alleen met goed toegeruste ziekenhuizen met voldoende personeel in staat zijn om niet alleen tijdelijke crises te overwinnen, maar ook de strijd aan te gaan met de meer algemeen voorkomende ziekten, zoals malaria en met diarree gepaard gaande ziekten;

Een Unie van democratische verandering

Institutionele aangelegenheden

96.    herinnert de Commissie aan de belofte die door haar voorzitter, de heer Juncker, is gedaan dat de Commissie akkoord zal gaan met een "eerlijke oplossing" voor het Verenigd Koninkrijk en voor andere landen die op bepaalde gebieden hun soevereiniteit terug willen; vraagt de Commissie hierover onderhandelingen te starten en dit onderwerp op de eerstvolgende intergouvernementele conferentie aan de orde te stellen en het op de agenda te houden totdat de onderhandelingen hierover kunnen worden afgerond;

97.    is bezorgd over het gebrek aan transparantie binnen het Europees Hof van Justitie; verzoekt in dit verband het Europees Hof van Justitie zijn rechters de mogelijkheid te bieden een afwijkend standpunt te laten vastleggen, zoals ook de praktijk is bij andere internationale rechterlijke instanties, zoals het Europees Hof voor de rechten van de mens in Straatsburg;

98.    wijst op het advies van het Hof van Justitie van de Europese Unie inzake de overeenkomst inzake toetreding van de EU tot het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM); betwijfelt of het zinvol is deze procedure voort te zetten, gezien de extra complexiteit die dat zal opleveren en de onzekerheid die zal ontstaan door het feit dat er dan twee concurrerende rechterlijke instanties bevoegd zullen zijn ter zake van de rechten uit hoofde van het EVRM en de rechten uit hoofde van het Handvest; is nog altijd van oordeel dat toetreding tot het EVRM geen prioriteit voor de EU dient te zijn en dat de verdragsluitende partijen er beter voor kunnen kiezen het EVRM te herzien, met het oog op verbetering van de besluitvorming op het gebied van de mensenrechten;

99.    is ingenomen met de toezeggingen op het gebied van betere regelgeving en transparantie, en met name met de toezeggingen die zijn gedaan met betrekking tot de herziening van internationale overeenkomsten; is van oordeel dat dergelijke institutionele hervormingen noodzakelijk zijn om het vertrouwen te herstellen en de in veel gevallen gedateerde instellingen en opvattingen nieuw elan te geven; is desondanks teleurgesteld dat de wens tot hervorming niet duidelijker tot uitdrukking komt in dit werkprogramma;

Begrotingsvraagstukken

100.  dringt er bij de Commissie op aan dat zij met de lidstaten samenwerkt om ervoor te zorgen dat er striktere procedures en mechanismen worden ingevoerd om te waarborgen dat middelen beter en doeltreffender worden besteed; is van oordeel dat het huidige probleem met de betalingen dringend aangepakt moet worden en dat er duurzame langetermijnoplossingen moeten worden gevonden;

101.  benadrukt dat de EU-begroting een investeringsbegroting moet zijn, gericht op het bereiken van concrete resultaten; is van mening dat de begroting gericht moet zijn op uitgavengebieden met een duidelijke en aantoonbare meerwaarde en dat alle instrumenten zo efficiënt mogelijk benut moeten worden; dringt in dit verband aan op meer en betere controle;

102.  herinnert eraan dat ook bij de Europese overheidsuitgaven rekening gehouden moet worden met de aanzienlijke inspanningen die de lidstaten zich getroosten om hun overheidsuitgaven onder controle te krijgen; dringt erop aan dat de EU-instellingen bezuinigen doorvoeren met betrekking tot hun personeelsbestand en dat het aanwerven van personeel voor nieuwe prioriteiten gecompenseerd wordt door middel van inkrimping op andere gebieden en dat de begrotingen van de EU-instellingen dus flink omlaag worden gebracht;

103.  vindt dat de begroting van de Unie niet mag leiden tot een hogere belastingdruk voor de belastingbetaler en dat de begroting erop gericht moet zijn de lidstaten te helpen de huidige structurele uitdagingen, zoals het herstel van het concurrentievermogen, het hoofd te bieden;

104.  vindt dat het besluitvormingsproces rond de jaarlijkse begrotingsprocedure herzien moet worden; is in dit kader van mening dat de Raad de begroting moet vaststellen en dat het Parlement, samen met de Commissie de uitgavenprioriteiten moet bepalen en toezicht moet houden op het eindresultaat van de bestedingen;

Gemeenschappelijk landbouwbeleid

105.  is ingenomen met de toezegging van de Commissie om te werken aan vereenvoudiging van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB); herhaalt evenwel dat deze vereenvoudiging meer moet omvatten dan slechts het afslanken van wetgeving en tevens gericht moet zijn op verlichting van de regelgevingslast waar veel boeren in de EU onder gebukt gaan; merkt in dit verband op dat de meest recente GLB-hervorming de complexiteit van het GLB aanzienlijk heeft doen toenemen;

106.  stelt vast dat de Commissie toezegt de vergroeningsmaatregelen in het kader van rechtstreekse betalingen een jaar na de inwerkingtreding te zullen evalueren; dringt er echter bij de Commissie met klem op aan een dergelijke evaluatie in de vorm te gieten van een volledige tussentijdse evaluatie van alle aspecten van het GLB en hierbij niet alleen aandacht te besteden aan de vergroeningsmaatregelen, om ervoor te zorgen dat het beleid eerlijker wordt en minder belastend voor boeren en nationale overheden en dat Europese boeren concurrerend kunnen zijn op de mondiale markt;

107.  verzoekt de Commissie de invoering van vergroeningsmaatregelen binnen de eerste pijler van het GLB een jaar uit te stellen, zodat er meer tijd is om oplossingen te vinden voor de ernstige problemen die veel nationale overheden ondervinden bij de tenuitvoerlegging van deze hervormingen;

108.  benadrukt dat de EU op het gebied van voedselveiligheid en gezondheid hoge normen kent en dat deze normen essentieel zijn voor het vertrouwen van Europese consumenten, en benadrukt dat deze normen niet mogen worden afgezwakt of komen te vervallen bij onderhandelingen over handelsovereenkomsten met derde landen;

Gemeenschappelijk visserijbeleid

109.  betreurt dat niet verwezen wordt naar de uitvoering en handhaving van en het toezicht op het herziene gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB), aangezien er in het kader van het GVB per 1 januari 2015 enkele aanzienlijke wijzigingen zijn doorgevoerd: versterking van het regionale aspect van het GVB, de uitvoering van het teruggooiverbod met behoud van rechtszekerheid voor vissers, het halen van de doelstellingen voor maximaal duurzame vangst en het verzamelen van gegevens die nodig zijn voor een beter beheer van de Europese visserijhulpbronnen; is van oordeel dat verdere hervorming van het GVB noodzakelijk is;

110.  verzoekt de Commissie nauw met de lidstaten samen te werken, met name met het oog op de ondersteuning van kleinschalige visserij, het behoud van traditionele methoden voor de visvangst en verbetering van het nationaal en regionaal toezicht op de visstand en visserijmethoden;

111.  verzoekt te Commissie een effectbeoordeling te presenteren met betrekking tot de sportvisserij en het effect daarvan op de EU-visbestanden, in overeenstemming met de huidige bepalingen van het GVB;

112.  constateert dat het meersoortenbeheersplan voor de Oostzee en de inwerkingtreding van de aanlandingsplicht, waarin de hervorming van het GVB voorziet, in de plaats zullen treden van een aantal verordeningen die momenteel worden tegengehouden door de Raad; verzoekt de Commissie toezicht te houden op de uitvoering van het meersoortenbeheersplan voor de Oostzee en de invoering van de aanlandingsplicht;

113.  verzoekt te Commissie te overwegen het verbod op pulsvisserij bij de komende herziening van de verordening betreffende technische maatregelen op te heffen en wijst erop dat het hierbij gaat om een duurzame en innovatieve techniek die een bijdrage kan leveren aan vermindering van de teruggooi;

114.  verzoekt de Commissie specifiek met IJsland overleg te voeren met het oog op de totstandkoming van een visserijovereenkomst gericht op de langetermijnbescherming van makreel;

Regionaal beleid

115.  is ingenomen met de toezegging van de Commissie om de partnerschapsbanden met de lidstaten, de nationale parlementen en de regio's aan te halen om de uitvoering en doeltreffendheid van de structuurfondsen te verbeteren, en om de nieuwe regels voor de fondsen 2014-2020 zo vlot mogelijk in te voeren; benadrukt het belang van voorkoming van onregelmatigheden en fraude, alsmede het belang van eenvoudige regelgeving om de toegang tot de fondsen zo gemakkelijk mogelijk te maken;

o

o o

116.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.