Ontwerpresolutie - B8-0042/2015Ontwerpresolutie
B8-0042/2015

ONTWERPRESOLUTIE over de vrijheid van meningsuiting in Turkije: recente arrestaties van journalisten en leidinggevende mediamedewerkers en systematische pressie op media

12.1.2015 -  (2014/3011(RSP))

naar aanleiding van een verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid
ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement

Rebecca Harms, Ska Keller, Michel Reimon, Judith Sargentini, Barbara Lochbihler, Davor Škrlec, Jean Lambert, Heidi Hautala, Bodil Ceballos, Ulrike Lunacek namens de Verts/ALE-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B8-0036/2015

Procedure : 2014/3011(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B8-0042/2015
Ingediende teksten :
B8-0042/2015
Debatten :
Aangenomen teksten :

B8‑0042/2015

Resolutie van het Europees Parlement over de vrijheid van meningsuiting in Turkije: recente arrestaties van journalisten en leidinggevende mediamedewerkers en systematische pressie op media

(2014/3011(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien zijn eerdere resoluties over Turkije, met name die van 7 maart 2014 over het voortgangsverslag 2013 inzake Turkije[1], die van 12 juni 2013 over de situatie in Turkije[2] en die van 13 november 2014 over de Turkse acties die spanning veroorzaken in de exclusieve economische zone van Cyprus[3],

–  gezien de gezamenlijke verklaring van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid/vicevoorzitter van de Commissie, Federica Mogherini, en commissaris Johannes Hahn over de politie-invallen en de arrestaties van mediavertegenwoordigers in Turkije op 14 december 2014,

–  gezien de conclusies van de Raad Algemene Zaken van 16 december 2014,

–  gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat de Turkse veiligheidsdiensten op 14 december 2014 in heel Turkije een aantal journalisten, leidinggevende mediamedewerkers en andere mensen hebben opgepakt, onder wie de hoofdredacteur van Zaman, Ekrem Dumanli, de directeur van het televisiekanaal Samanyolu, Hidayet Karaca, en een politiechef uit Oost-Turkije;

B.  overwegende dat deze arrestaties deel lijken uit te maken van het aan de gang zijnde conflict tussen president Erdogan en de Gülenbeweging, die wordt geleid door de in de VS gevestigde islamgeleerde Fethullah Gülen, en hebben plaatsgevonden één jaar nadat de politie en het Openbaar Ministerie een aantal leden van Erdogans regering van corruptie hebben beschuldigd;

C.  overwegende dat de Nederlandse journaliste Frederike Geerdink op 6 januari 2015 in Diyarbakir werd opgepakt en ondervraagd door de politie alvorens dezelfde dag nog te worden vrijgelaten, na tussenkomst van de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken, die op dat ogenblik net op bezoek was in Turkije, en overwegende dat een andere Nederlandse journalist, Mehmet Ülger, op 7 januari bij zijn aankomst in de luchthaven van Istanbul werd opgepakt, ter ondervraging naar een politiekantoor werd gebracht en later die dag werd vrijgelaten;

D.  overwegende dat president Erdogan de bevolking in november 2014 de wet inzake binnenlandse veiligheid voorstelde, die inmiddels bij het Turkse parlement is ingediend en in aanzienlijke aanvullende bevoegdheden voorziet om op te treden tegen subversie, met name meer mogelijkheden voor de politie om doorzoekingen uit te voeren, voor de rechtbanken om activa te confisqueren en voor de overheid om telefoongesprekken af te luisteren; overwegende dat deze wet de bewaking en het aan banden leggen van criminelen zou versterken maar ook zou kunnen worden gebruikt tegen opposanten en een voortzetting vormt van de recente campagne tegen de media;

E.  overwegende dat president Erdogan op 17 december 2014, tien jaar na het besluit van de Europese Raad om de toetredingsonderhandelingen met Turkije te openen, resoluut inging tegen de kritiek van de EU op Turkije en verklaarde dat de EU niet het recht heeft om Turkije de les te lezen over vrijheid, democratie en mensenrechten; overwegende dat de tegenstanders van Erdogan en zijn regering in strafrechtszaken zijn verwikkeld geraakt en dat velen van hen hun baan hebben verloren, naar verluidt als gevolg van de pogingen van de overheid om dissidenten te intimideren en te criminaliseren;

F.  overwegende dat de media en ook eigenaars en managers van mediagroepen in Turkije de voorbije jaren steeds meer onder druk worden gezet; overwegende dat Turkije de afgelopen jaren als een van de slechtst presterende landen ter wereld geldt op het vlak van pers- en mediavrijheid, in het bijzonder als het gaat om het aantal journalisten in gevangenschap; overwegende dat heel wat journalisten die momenteel gevangen zitten, voor de Koerdische media werken; overwegende dat sommige journalisten niet in gevangenschap verkeren maar in afwachting zijn van een proces of beroep, en dat nog veel meer journalisten in de loop van het voorbije jaar gedurende een paar maanden of soms maar een paar dagen gevangen hebben gezeten; overwegende dat de Turkse overheid journalisten meestal aanklaagt uit hoofde van de Turkse antiterreurwet (TMK) en de artikelen uit de strafwet die betrekking hebben op terroristische bewegingen;

G.  overwegende dat de eerbiediging van de rechtsstaat en de grondrechten, met inbegrip van de vrijheid van meningsuiting, tot de essentiële waarden van de EU behoren, en dat Turkije in het kader van zijn kandidatuur voor EU-lidmaatschap en het toetredingsproces waarin het zich momenteel bevindt, formeel verplicht is deze waarden te respecteren;

H.  overwegende dat Recep Tayyp Erdogan begin 2014, toen hij nog Turks premier was, een oproep deed voor een "Europees jaar" dat de kandidatuur van zijn land voor EU-lidmaatschap nieuw leven zou inblazen;

1.  betreurt ten zeerste de arrestatie van tientallen journalisten en de razzia's bij oppositiemedia die op 14 december 2014 hebben plaatsgevonden; benadrukt dat deze arrestaties een zoveelste aanslag vormen op de persvrijheid en de meningsverscheidenheid in Turkije, en vraagt dat alle journalisten ogenblikkelijk worden vrijgelaten;

2.  vraagt de autoriteiten om zonder uitstel geloofwaardige en materiële bewijzen te leveren waaruit blijkt dat de opgepakte individuen de misdrijven waarvan ze worden beschuldigd, daadwerkelijk hebben begaan, en er hetzij voor te zorgen dat de rechtsprocedures snel van start gaan en geheel transparant en met afdoende juridische garanties verlopen, hetzij alle aanklachten in te trekken;

3.  is ervan overtuigd dat deze enorme golf van arrestaties vooraf gepland was en dat het geen toeval is dat diegenen die leden van de regerende partij publiekelijk van corruptie hebben beticht, nu worden vervolgd; roept president Erdogan en de Turkse regering er in deze context toe op een eind te maken aan alle acties die erop gericht zijn hun tegenstanders het zwijgen op te leggen en dissidenten te criminaliseren door hen wegens hun afwijkende mening als staatsvijanden te bestempelen;

4.  beklemtoont dat persvrijheid, vrijheid van meningsuiting en een levendig debat essentiële onderdelen vormen van elk democratisch land, en dat deze arrestaties en razzia's bijgevolg niet verenigbaar zijn met de rechtsstaat of met de democratische normen; vraagt de Turkse autoriteiten om vreedzame Gezi-demonstranten niet langer te vervolgen;

5.  betreurt dat de Turkse parlementscommissie die in mei 2014 is opgericht om de dossiers van het Openbaar Ministerie over het vermoedelijke wangedrag van vier voormalige ministers te bestuderen, heeft besloten om deze van corruptie betichte voormalige ministers niet voor de rechtbank te laten verschijnen, en laakt de schorsing, afgelopen maand, van de vier openbare aanklagers die dit onderzoek hebben gestart; is van mening dat ook dit een teken is van de uitholling van de rechtsstaat en de groeiende invloed van de regering op de rechterlijke macht;

6.  vraagt de HV/VV, de Raad en de Commissie om meer druk uit te oefenen op Turkije in verband met justitie, de rechtsstaat en de mensenrechten, aangezien deze elementen van cruciaal belang zijn in het toetredingsproces en voorrang moeten krijgen op internemarktkwesties; is van oordeel dat het openen van onderhandelingen over hoofdstuk 23 en hoofdstuk 24 over rechterlijke hervormingen en grondrechten hierbij concreet zou helpen;

7.  betreurt dat 2014, door president Erdogan als "Europees jaar" bestempeld, helemaal niet aan de verwachtingen heeft voldaan, aangezien de uitspraken van Turkije over zijn wens en streven om lid te worden van de EU in schril contrast staan met veel van zijn daden;

8.  vraagt dat er in het kader van het instrument voor pretoetredingssteun (IPA) meer middelen worden uitgetrokken ter ondersteuning van onafhankelijke media; onderstreept voorts het belang van de ondersteuning van organisaties uit het maatschappelijk middenveld, aangezien de opbouw van vertrouwen in de diverse onderdelen van een levendige, democratische samenleving alleen mogelijk is met behulp van een transparant en naar behoren functionerend maatschappelijk middenveld;

9.  herinnert Turkije aan zijn verplichtingen als lid van de Raad van Europa en aan de noodzaak van verdere rechterlijke hervormingen, mede gezien de talrijke zaken die voor het Europees Hof voor de Rechten van de Mens tegen Turkije lopen; vraagt Ankara om alle vonnissen van het Hof zonder voorbehoud uit te voeren;

10.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de EDEO, de Commissie, de lidstaten, de president van Turkije, de regering van Turkije, het Turkse parlement en de Raad van Europa.