Ontwerpresolutie - B8-0043/2015Ontwerpresolutie
B8-0043/2015

ONTWERPRESOLUTIE over de vrijheid van meningsuiting in Turkije: recente arrestaties van journalisten en leidinggevende mediamedewerkers en systematische pressie op media

12.1.2015 - (2014/3011(RSP))

naar aanleiding van een verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid
ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement

Renate Sommer, Cristian Dan Preda, Arnaud Danjean, Jacek Saryusz-Wolski, Elmar Brok, Andrej Plenković, Tunne Kelam, David McAllister, Philippe Juvin, Michael Gahler, Michaela Šojdrová, Artis Pabriks, Barbara Matera, Davor Ivo Stier, Claude Rolin, Dubravka Šuica, Giovanni La Via, Pascal Arimont, Ivana Maletić, Lara Comi namens de PPE-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B8-0036/2015

Procedure : 2014/3011(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B8-0043/2015
Ingediende teksten :
B8-0043/2015
Debatten :
Aangenomen teksten :

B8‑0043/2015

Resolutie van het Europees Parlement over de vrijheid van meningsuiting in Turkije: recente arrestaties van journalisten en leidinggevende mediamedewerkers en systematische pressie op media

(2014/3011(RSP))

Het Europees Parlement,

–       gezien zijn eerdere resoluties over Turkije,

–       gezien de conclusies van de Raad Algemene Zaken van 16 december 2014,

–       gezien de verklaring van de commissaris voor de mensenrechten van de Raad van Europa van 15 december 2014,

–       gezien de gezamenlijke verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de commissaris voor het Europees Nabuurschapsbeleid en Uitbreidingsonderhandelingen van 14 december 2014,

–       gezien het voortgangsverslag over Turkije 2014 van 8 oktober 2014,

–       gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,

A.     overwegende dat de Turkse politie op 14 december 2014 journalisten en leidinggevende mediamedewerkers heeft gearresteerd, onder wie Ekrem Dumanlı, hoofdredacteur van de krant Zaman, en Hidayet Karaca, directeur van de omroeporganisatie Samanyolu; overwegende dat in een door een rechter in Istanbul uitgevaardigd arrestatiebevel staat dat zij het voorwerp van een strafrechtelijk onderzoek zijn wegens de vorming van een organisatie die "door middel van pressie, intimidatie en bedreigingen heeft getracht de staatsmacht naar zich toe te trekken" en daarbij gebruik heeft gemaakt van "leugens, vrijheidsberoving en valsheid in geschrifte";

B.     overwegende dat de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de commissaris voor het Europees Nabuurschapsbeleid en Uitbreidingsonderhandelingen op 14 december 2014 hebben verklaard dat "de politie-invallen en de arrestaties van journalisten en mediavertegenwoordigers onverenigbaar zijn met de mediavrijheid"; overwegende dat zij "verwachten dat het beginsel van het vermoeden van onschuld zal zegevieren en herinneren aan het onvervreemdbare recht op een onafhankelijk en transparant onderzoek in geval van veronderstelde onregelmatigheden, onder volledige eerbiediging van de rechten van de verdachten";

C.     overwegende dat een aantal van de in december 2014 gearresteerde personen inmiddels is vrijgelaten; overwegende dat een rechtbank in Istanbul op 19 december 2014 bekendmaakte dat Ekrem Dumanlı voorwaardelijk zou worden vrijgelaten en dat voor hem een reisverbod zou gelden hangende het strafrechtelijke onderzoek, maar dat Hidayet Karaca in hechtenis zou blijven totdat het onderzoek is afgerond; overwegende dat een rechtbank in Istanbul op 31 december 2014 het bezwaar van een officier van justitie tegen de vrijlating van Ekrem Dumanlı en zeven andere personen heeft verworpen;

D.     overwegende dat de Commissie in het voortgangsverslag 2014 over Turkije vaststelt dat er positieve stappen zijn gezet met de goedkeuring van het actieplan inzake schendingen van het Europees Verdrag inzake de rechten van de mens en een vermindering van de duur van het voorarrest, waarna veel journalisten zijn vrijgelaten; overwegende dat de Commissie ook vaststelt dat er wetgeving is goedgekeurd die de vrijheid van meningsuiting, onder andere op internet, verder beperkt, en dat de daadwerkelijke uitoefening van deze vrijheid en van de persvrijheid in de praktijk aan banden is gelegd;

E.     overwegende dat de Raad op 16 december 2014 opnieuw heeft bevestigd hoe waardevol de EU-betrekkingen met Turkije zijn, en verheugd was over de doorlopende uitvoering van hervormingen die in vorige jaren zijn goedgekeurd, vooral maatregelen die in het democratiseringspakket van september 2013 werden aangekondigd en het actieplan ter voorkoming van schendingen van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens overwegende dat de Raad betreurt dat de reactie van de regering op de beschuldigingen van corruptie in december 2013 ernstige twijfels doet rijzen omtrent de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechterlijke macht, en heeft aangetoond dat de onverdraagzaamheid jegens de politieke oppositie, betogers en kritische media toeneemt;

1.      veroordeelt de recente politie-invallen en het vasthouden van een aantal journalisten en mediavertegenwoordigers in Turkije; benadrukt dat door dit optreden de eerbiediging van de vrijheid van de media, een kernbeginsel van de democratie, op losse schroeven komt te staan;

2.      onderstreept dat een aantal bepalingen uit het Turkse rechtskader en de interpretatie ervan door leden van de rechterlijke macht een hinderpaal blijven vormen voor de vrijheid van meningsuiting, met inbegrip van de mediavrijheid; herinnert eraan dat vrijheid van meningsuiting en pluriformiteit van de media centrale Europese waarden zijn, en dat een onafhankelijke pers essentieel is voor een democratische samenleving, aangezien zij burgers in staat stelt geïnformeerd deel te nemen aan de collectieve besluitvorming en daardoor de democratie versterkt; uit zijn ernstige bezorgdheid over het aantal journalisten dat in voorlopige hechtenis zit, en dringt er bij de gerechtelijke autoriteiten van Turkije op aan deze zaken zo spoedig mogelijk te toetsen en te behandelen; herinnert eraan dat de eerbiediging van de rechtsstaat en van de grondrechten bepalend is voor de vooruitgang in de onderhandelingen; benadrukt dat het de verantwoordelijkheid van Turkije is om erop toe te zien dat de rechtsstaat en de grondrechten geëerbiedigd worden;

3.      wijst erop dat, zoals in het voortgangsverslag 2014 over Turkije vermeld staat, als gevolg van rechtszaken tegen journalisten en schrijvers, het ontslaan van tal van journalisten en het feit dat de media grotendeels in handen zijn van concerns, mediaeigenaren en journalisten op grote schaal zelfcensuur blijven toepassen, ook bij vraagstukken van openbaar belang, zoals beschuldigingen van corruptie;

4.      dringt er bij de Turkije op aan aan hervormingen te werken die tot behoorlijke "checks and balances" leiden en volledige garanties bieden ten aanzien van de vrijheid, waaronder de vrijheid van denken, van meningsuiting en van de media, de democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en de eerbiediging van de mensenrechten;

5.      benadrukt dat, blijkens de conclusies van de Raad van 16 december 2014, bij het instrument voor pretoetredingssteun (IPA II) voor de periode 2014-2020 sterker zal worden gelet op de samenhang tussen financiële steun en de algehele vooruitgang bij de uitvoering van de pretoetredingsstrategie; onderstreept dat, zoals werd aangegeven in het indicatieve strategiedocument voor Turkije (2014-2020) van 26 augustus 2014, van Turkije wordt verwacht dat het land de eerbiediging van grondrechten en vrijheden, waaronder de essentiële vrijheid van meningsuiting (waaronder de vrijheid van media) zal versterken;

6.      neemt kennis van de goedkeuring van het actieplan inzake schendingen van het Europees Verdrag inzake de rechten van de mens, dat voorziet in herziening van enkele bepalingen in het Turkse wetboek van strafrecht die de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid beperken op de gebieden waarop het Europees Hof voor de rechten van de mens heeft vastgesteld dat Turkije handelt in strijd met het Europees Verdrag inzake de rechten van de mens;

7.      constateert dat het actieplan niet voorziet in een herziening van alle relevante bepalingen in de antiterreurwet of het wetboek van strafrecht, die zijn gebruikt om de vrijheid van meningsuiting te beknotten; benadrukt dat de hervorming van deze wetten met prioriteit moet worden doorgevoerd;

8.      verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de regering en het parlement van Turkije.