ONTWERPRESOLUTIE over de vrijheid van meningsuiting in Turkije: recente arrestaties van journalisten en leidinggevende mediamedewerkers en systematische pressie op media
12.1.2015 - (2014/3011(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement
Charles Tannock, Mark Demesmaeker, Angel Dzhambazki namens de ECR-Fractie
Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B8-0036/2015
B8‑0045/2015
Resolutie van het Europees Parlement over de vrijheid van meningsuiting in Turkije: recente arrestaties van journalisten en leidinggevende mediamedewerkers en systematische pressie op media
Het Europees Parlement,
– gezien zijn eerdere resoluties over Turkije,
– gezien de conclusies van de Raad Algemene Zaken van 16 december 2014,
– gezien de gezamenlijke verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de commissaris voor het Europees Nabuurschapsbeleid en Uitbreidingsonderhandelingen van 14 december 2014,
– gezien de verklaring van de commissaris voor de mensenrechten van de Raad van Europa van 15 december 2014,
– gezien het voortgangsverslag over Turkije 2014 van 8 oktober 2014,
– gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de Turkse politie op 14 december 2014 journalisten en leidinggevende mediamedewerkers heeft gearresteerd, onder wie Ekrem Dumanlı, hoofdredacteur van de krant Zaman, en Hidayet Karaca, directeur van de omroeporganisatie Samanyolu; overwegende dat er volgens een door een rechter in Istanbul uitgevaardigd arrestatiebevel een strafrechtelijk onderzoek tegen hen is ingesteld wegens de vorming van een organisatie die "door middel van pressie, intimidatie en bedreigingen heeft getracht de staatsmacht aan zich te trekken" en daarbij gebruik heeft gemaakt van "leugens, vrijheidsberoving en valsheid in geschrifte";
B. overwegende dat een aantal van de in december 2014 gearresteerde personen inmiddels is vrijgelaten; overwegende dat een rechtbank in Istanbul op 19 december 2014 de voorwaardelijke vrijlating van Ekrem Dumanlı heeft bekendgemaakt, voor wie een reisverbod geldt hangende het strafrechtelijke onderzoek; overwegende dat Hidayet Karaca echter in hechtenis blijft totdat het onderzoek is afgerond;
C. overwegende dat deze arrestaties deel uitmaken van een algemene strafexpeditie van de Turkse autoriteiten tegen het netwerk van de in de VS woonachtige geestelijke Fethullah Gulen, die ervan wordt beschuldigd aan het hoofd te staan van een "parallelle staat" in Turkije, en zijn vermeende aanhangers;
D. overwegende dat Turkije de laatste jaren op de index voor pers- en mediavrijheid wegzakt, omdat steeds meer journalisten, bloggers, mediaeigenaren en anderen worden bedreigd, geïntimideerd en zelfs gevangen gezet voor het leveren van kritiek op de Turkse president Erdogan en de regering-Davotuğlu;
E. overwegende dat de EU en haar lidstaten scherpe kritiek hebben geuit op de arrestaties op 14 december en deze "onverenigbaar met de Europese waarden" en "onverenigbaar met de vrijheid van de media" hebben genoemd; overwegende dat president Erdogan daarop heeft gezegd dat de EU "zich met haar eigen zaken moet bemoeien en haar opvattingen voor zich moet houden";
F. overwegende dat de Commissie in het voortgangsverslag 2014 over Turkije vaststelt dat er positieve stappen zijn gezet met de goedkeuring van het actieplan inzake schendingen van het Europese Verdrag inzake de rechten van de mens en een vermindering van de duur van het voorarrest, waarna veel journalisten op vrije voeten zijn gekomen; overwegende dat de Commissie echter ook vaststelt dat er wetgeving is goedgekeurd die de vrijheid van meningsuiting, ook op internet, verder beperkt, en dat de daadwerkelijke uitoefening van deze vrijheid en van de persvrijheid in de praktijk aan banden is gelegd;
G. overwegende dat Turkije sinds 1999 een kandidaat is voor het EU-lidmaatschap en dat de toetredingsonderhandelingen in 2005 zijn begonnen; overwegende dat het land een belangrijke opkomende economie is, lid van de NAVO en de G20 is en als een essentiële partner van de EU wordt beschouwd;
1. veroordeelt de recente politie-invallen en het vasthouden van een aantal journalisten en mediavertegenwoordigers in Turkije; benadrukt dat door dit optreden de eerbiediging van de vrijheid van de media, een kernbeginsel van de democratie, op losse schroeven komt te staan;
2. onderstreept dat een aantal bepalingen uit het Turkse rechtskader en de interpretatie ervan door leden van de rechterlijke macht een hinderpaal blijven vormen voor de vrijheid van meningsuiting, met inbegrip van de mediavrijheid; herinnert eraan dat vrijheid van meningsuiting en pluralisme in de media van cruciaal belang zijn voor een democratische samenleving, aangezien zij burgers in staat stellen actief en geïnformeerd deel te nemen aan de collectieve besluitvorming en daardoor de democratie versterken; uit zijn ernstige bezorgdheid over het aantal journalisten dat in voorlopige hechtenis zit, en dringt er bij de gerechtelijke autoriteiten van Turkije op aan deze zaken zo spoedig mogelijk te toetsen en te behandelen; wijst erop dat eerbiediging van rechtsstatelijke beginselen en van de grondrechten bepalend is voor de vooruitgang in de toetredingsonderhandelingen;
3. wijst erop dat, zoals in het voortgangsverslag 2014 over Turkije vermeld staat, rechtszaken tegen journalisten en schrijvers, naast het ontslaan van tal van journalisten, er de oorzaak van blijven dat mediaeigenaren en journalisten op grote schaal zelfcensuur toepassen, ook bij vraagstukken van openbaar belang, zoals beschuldigingen van corruptie;
4. dringt er bij de Turkse regering op aan van koers te veranderen en aan hervormingen te werken die tot behoorlijke "checks and balances" leiden en volledige garanties bieden ten aanzien van de vrijheid, waaronder de vrijheid van denken, van meningsuiting en van de media, de democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en de eerbiediging van de mensenrechten, waardoor Turkije verankerd wordt in de westerse democratie, economie en veiligheidssfeer;
5. merkt op dat, blijkens de conclusies van de Raad van 16 december 2014, bij het instrument voor pretoetredingssteun (IPA II) voor de periode 2014-2020 sterker zal worden gelet op de samenhang tussen financiële steun van de EU en de globale vooruitgang bij de uitvoering van de pretoetredingsstrategie;
6. neemt kennis van de goedkeuring van het actieplan inzake schendingen van het Europese Verdrag inzake de rechten van de mens, dat voorziet in herziening van enkele bepalingen in het Turkse wetboek van strafrecht die de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid beperken op de gebieden waarop het Europees Hof voor de rechten van de mens heeft vastgesteld dat Turkije in strijd handelt met het Europese Verdrag inzake de rechten van de mens;
7. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de regering en het parlement van Turkije.