ONTWERPRESOLUTIE over de humanitaire crisis in Irak en Syrië, met name in de context van IS
9.2.2015 - (2015/2559(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement
Fabio Massimo Castaldo, Ignazio Corrao, Laura Agea, Tiziana Beghin, Piernicola Pedicini, Valentinas Mazuronis namens de EFDD-Fractie
Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B8-0136/2015
B8‑0140/2015
Resolutie van het Europees Parlement over de humanitaire crisis in Irak en Syrië, met name in de context van IS
Het Europees Parlement,
– gezien zijn eerdere resoluties over Irak en Syrië,
– gezien de conclusies van de Raad Buitenlandse Zaken van 15 december 2014 en 20 oktober 2014,
– gezien de opmerkingen die Federica Mogherini, vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV), op 22 december 2014 in Bagdad heeft gemaakt,
– gezien de verklaringen van de VV/HV van 25 januari en 1 februari 2015 over de executie van de Japanse gijzelaar Haruna Yukawa en de moord op Kenji Goto in Syrië,
– gezien resoluties 2139, 2165 en 2191 van de VN-Veiligheidsraad,
– gezien de Verdragen van Genève en de aanvullende protocollen hierbij van 1977,
– gezien het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind van 1989 en het aanvullende protocol hierbij van 2000,
– gezien het Statuut van Rome van het Internationaal Strafhof (ICC),
– gezien de briefing over Syrië van de adjunct-secretaris-generaal van de VN voor humanitaire zaken en de VN-noodhulpcoördinator aan de VN-Veiligheidsraad,
– gezien het in het kader van het Verdrag inzake de rechten van het kind door de VN-commissie voor de rechten van het kind opgestelde tweede, derde en vierde periodieke rapport over Irak,
– gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de VN-commissie voor de rechten van het kind in een rapport over de situatie van kinderen in Irak melding maakt van verscheidene massa-executies van jongens en van onthoofdingen, kruisigingen en het levend begraven van kinderen, die voornamelijk maar niet uitsluitend gericht zijn tegen kinderen van minderheden;
B. overwegende dat de Islamitische Staat (IS) in toenemende mate gebruikmaakt van jongens onder de leeftijd van 18 jaar als bommenmakers, informanten en menselijke schilden; overwegende dat voor het plegen van zelfmoordaanslagen met name geestelijk gehandicapte kinderen worden ingezet; overwegende dat IS zich schuldig maakt aan systematisch seksueel geweld, onder meer door de ontvoering, seksuele onderwerping en verhandeling van kinderen;
C. overwegende dat IS kinderen van soms nog geen acht jaar oud opleidt tot kindsoldaten;
D. overwegende dat het geweld in het centrale, westelijke en noordelijke deel van Irak tot volksverhuizingen blijft leiden; overwegende dat mensen die de door de Koerden gecontroleerde gebieden in het noorden niet kunnen bereiken of het zich als gevolg van de overbevolking niet kunnen veroorloven daar te gaan leven, naar het zuiden vluchten;
E. overwegende dat ongeveer 50 000 ontheemde gezinnen, oftewel 2 500 000 mensen, in de zuidelijke provincies Basra, Dhi Qar, Al-Qadisiyah, Maysan, Wasit, Al-Muthanna, An-Najaf, Karbala en Babil momenteel hulp ontvangen in het kader van het VN-Wereldvoedselprogramma (WVP); overwegende dat het tegelijk onduidelijk is hoeveel mensen deze steun niet ontvangen; overwegende dat de bevolking die deze steun ontvangt, hiervan volledig afhankelijk is en bijgevolg kwetsbaar wordt; overwegende dat er grote bezorgdheid heerst over de houdbaarheid van het huidige hulpverleningsniveau, aangezien de financiële middelen hiervoor in maart uitgeput zullen zijn;
F. overwegende dat de humanitaire situatie in Syrië en Irak dramatisch is verslechterd; overwegende dat meer dan 3 miljoen Irakezen binnen eigen land ontheemd zijn, waarvan 2,1 miljoen alleen al tijdens het voorbije jaar, en dat naar schatting 330 000 mensen in kwalitatief ondermaatse opvangplaatsen leven; overwegende dat het Bureau van de Verenigde Naties voor de coördinatie van humanitaire aangelegenheden (OCHA) midden 2014 schatte dat 10,8 miljoen Syriërs als gevolg van het conflict humanitaire hulp nodig hadden en 7,6 miljoen Syriërs binnen eigen land ontheemd waren; overwegende dat deze aantallen in 2015 bij gebrek aan een algemene politieke oplossing waarschijnlijk gestaag zullen blijven toenemen;
G. overwegende dat 3,8 miljoen mensen uit Syrië naar de omringende landen zijn gevlucht; overwegende dat de meeste vluchtelingen terechtkomen in Turkije, Jordanië, Libanon en Egypte;
H. overwegende dat Iraakse christenen, Turkmenen, jezidi's en andere minderheden door IS zijn vervolgd sinds de militie in 2014 zijn bloedige tocht door Noord-Irak begon, en dat naar schatting 800 000 leden van de Iraakse religieuze minderheden hun woonplaats ontlucht zijn;
I. overwegende dat er tot dusver in heel Irak 25 tentenkampen zijn opgericht om de massaal vluchtende bevolking op te vangen; overwegende dat nog eens 11 tentenkampen momenteel in aanbouw zijn;
J. overwegende dat de reikwijdte en het type van de programma's die het Bureau van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor vluchtelingen (UNHCR) voert om overlevenden van geweld en mensenrechtenschendingen te helpen (onder meer door in opvangplaatsen te voorzien), volgens het UNHCR rechtstreeks te lijden hebben onder een gebrek aan financiering; overwegende dat het UNHCR maar 53 % van de 337 miljoen USD die het nodig heeft voor zijn optreden in Irak, heeft ontvangen, en dat het voorlopig slechts het gebruik mag plannen van 31 % van de in 2015 benodigde 556 miljoen USD;
K. overwegende dat het UNHCR heeft bepaald dat het in 2015 362 miljoen USD nodig heeft; overwegende dat een tekort aan geld gevolgen heeft voor een brede waaier van activiteiten en uiteindelijk de hulpbehoevenden benadeelt; overwegende dat er in 2015 voor volwaardige bijstand aan de Syrische bevolking naar schatting 2,9 miljard USD nodig is;
L. overwegende dat humanitaire organisaties inspanningen blijven leveren om mensen in dringende nood te helpen, maar dat de situatie ter plaatse zo problematisch is dat het gevaarlijk is om in het land zelf op te treden; overwegende dat veel plaatselijke ngo's in Ar-Raqqah hun humanitaire activiteiten hebben geschorst en dat een aantal activiteiten volledig is stopgezet omdat er geen afspraken bestaan met de gewapende groeperingen ter plaatse en omdat de door IS gecontroleerde gebieden Ar-Raqqah en Deir ez-Zor moeilijk toegankelijk zijn;
M. overwegende dat het aantal leveringen vanuit Turkije en Jordanië naar Syrië blijft toenemen en dat er sinds 26 januari 2015 in het kader van resoluties 2165 en 1291 van de VN-Veiligheidsraad 56 verzendingen hebben plaatsgevonden;
N. overwegende dat er in 2014 heel wat verzoeken om humanitaire konvooien onbeantwoord zijn gebleven, zijn afgewezen of afhankelijk zijn gesteld van voorwaarden waaraan niet kon worden voldaan;
O. overwegende dat grote delen van door IS bezet Syrië en Irak als gevolg van het conflict en de instorting van de staatsgezondheidszorg kwetsbaar zijn voor uitbraken van besmettelijke ziekten, wat de druk op de burgerbevolking nog doet toenemen;
P. overwegende dat er op de sociale media foto's zijn rondgegaan van kisten met hulp van het WVP waarop nieuwe etiketten zijn aangebracht met het opschrift ‘Islamitische Staat in Syrië';
Q. overwegende dat Koerdische ambtenaren die de strijd met IS hebben aangebonden, al een tijdlang om meer ondersteuning vragen; overwegende dat de Iraakse premier Haider al-Abadi heeft beklemtoond dat Irak weliswaar hulp nodig heeft maar geen buitenlandse strijdmachten op zijn grondgebied zal dulden; overwegende dat sinds juni 2014 ongeveer 1000 Koerden zijn omgekomen in de strijd tegen IS, 5000 Koerden gewond zijn geraakt en nog eens 38 Koerden waarschijnlijk door IS worden gegijzeld;
R. overwegende dat IS aan geld komt door olie te smokkelen, de plaatselijke bevolking belastingen op te leggen, archeologische schatten te plunderen en losgeld te eisen voor gijzelaars; overwegende dat de Iraakse regering de lonen en pensioenen van tienduizenden overheidsambtenaren blijft betalen, zelfs als deze in door IS gecontroleerde steden wonen en werken; overwegende dat IS volgens bepaalde ramingen tot wel 50 % van deze lonen in beslag neemt;
1. veroordeelt met klem de moorden op Haruna Yukawa, Kenji Goto en Moaz al-Kasasbeh die IS heeft begaan; maakt zich ernstige zorgen over de veiligheid van anderen die nog door de extremisten van IS worden gevangen gehouden; betuigt zijn diepe medeleven met de nabestaanden van deze en alle andere slachtoffers van het conflict;
2. veroordeelt in de sterkst mogelijke bewoordingen de systematische schendingen van de mensenrechten en de schendingen van het internationaal humanitair recht als gevolg van de acties van IS en aanverwante terroristische groeperingen, die oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid vormen; roept de Iraakse regering ertoe op het Statuut van Rome, waarbij het Internationaal Strafhof (ICC) is opgericht, te ratificeren zodat het ICC de oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid door IS kan vervolgen;
3. veroordeelt in de sterkst mogelijke bewoordingen het verhandelen van ontvoerde Iraakse kinderen als seksslaven, het kruisigen en levend begraven van kinderen en jongeren en het gebruik van kinderen als menselijke schilden of soldaten; benadrukt dat deze handelingen niet alleen verboden zijn uit hoofde van het internationale recht, maar ook walgelijk en laf;
4. vraagt de Iraakse autoriteiten met klem alle nodige maatregelen te nemen om kinderen die in de greep van IS verkeren, te redden, de plegers van misdaden te vervolgen en de veiligheid en bescherming van kinderen en hun gezin te garanderen; benadrukt dat de hierboven genoemde handelingen misdaden tegen de menselijkheid zijn en bijgevolg het voorwerp van gerechtelijke vervolging moeten vormen; is er stellig van overtuigd dat de internationale gemeenschap, inclusief de EU en de VN, alle hulp moeten bieden die nodig is om jonge mensen te beschermen en eventueel gezamenlijke initiatieven ter plaatse moet uitwerken, zoals de oprichting van centra waar kinderen van trauma's kunnen herstellen;
5. beklemtoont opnieuw dat de enige mogelijke oplossing voor de crisis in Syrië en Irak politiek is; vraagt om speciale wapenstilstanden zodat hulpbehoevende mensen humanitaire bijstand kunnen ontvangen; is een vurig voorstander van het voorstel van Staffan De Mistura, speciaal afgezant van de VN voor Syrië, om het conflict in Aleppo te onderbreken; vraagt de Syrische regering en de oppositie constructief te werk te gaan en alle mogelijke maatregelen te nemen waarmee IS kan worden uitgeschakeld; steunt de Genève II-besprekingen, het plan van Moskou en alle andere initiatieven die het overleg tussen Syrië en diverse andere spelers kunnen bevorderen;
6. vraagt de VN-Veiligheidsraad om de oprichting te overwegen van een VN-missie met als taak de veiligstelling van humanitaire werkzaamheden en de afbakening van veilige zones, inclusief humanitaire corridors, met als doel de bevolking te beschermen die wordt bedreigd door IS, Jabhat al-Nusra, de Hamza-beweging, Ahrar al-Sham en andere met IS geaffilieerde groeperingen;
7. is van mening dat beleidsmaatregelen die tot uitsluiting leiden, tot de belangrijkste oorzaken van de crisis behoren, aangezien dit beleid een omgeving heeft gecreëerd waarin radicale organisaties zoals IS veld hebben kunnen winnen; gelooft dat de beste strategie om IS te bestrijden, erin bestaat dat de betrokken overheden met behulp van inclusieve beleidsmaatregelen die uiteenlopende meningen, etnische identiteiten en overtuigingen mogelijk maken en alle burgers gelijk behandelen, echte inspanningen leveren om een pluralistische samenleving in het leven te roepen;
8. prijst de rol van de omringende landen, waaronder Libanon, Jordanië, Turkije en de regionale Koerdische regering, bij de opvang van vluchtelingen; roept de internationale gemeenschap ertoe op de financiële steun aan deze landen te verhogen, zodat de leefomstandigheden van de vluchtelingen, die op dit ogenblik in hoge mate onder de winterkou lijden, kunnen worden verbeterd;
9. vindt het uiterst verontrustend dat de hulpverlening ondanks alle inspanningen van de internationale gemeenschap ontoereikend blijft; benadrukt dat er dringend meer geld nodig is om de grensoverschrijdende interventies in landelijke zones van Daraa, Quneitra, Idlib en Oost-Aleppo uit te breiden; prijst de inzet van de EU-lidstaten en wijst erop dat de EU de grootste financiële steunverlener is, maar meent, aangezien het om een volstrekt nieuwe situatie gaat, dat er meer inspanningen nodig zijn; vraagt dat de EU al de mechanismen waarover zij beschikt, inzet om de crisis het hoofd te bieden; vraagt om de organisatie van een nieuwe internationale humanitaire toezeggingsconferentie voor Syrië en Irak en verzoekt de internationale gemeenschap met klem om genereus te zijn, zodat het lijden van de door de crisis getroffen bevolking kan worden verlicht; is van mening dat de VN steun moet bieden bij het coördineren van de financiële en humanitaire steun afkomstig van verschillende bronnen om de doeltreffendheid van de steun te verhogen;
10. vindt het uiterst verontrustend dat resolutie 2149 (2014) van de VN-Veiligheidsraad nog altijd genegeerd wordt; vraagt alle ter plaatse aanwezige spelers nogmaals met klem om deze resolutie te eerbiedigen en de toegang tot humanitaire steun te verbeteren en een eind te maken aan aanvallen op burgers en de bezetting van bevolkte gebieden;
11. verzoekt de Syrische overheid om de administratieve verplichtingen waaraan internationale ngo's moeten voldoen, te schrappen; benadrukt dat deze ngo's over ervaring en beschikken en goed uitgerust zijn, en aldus essentiële partners zijn voor het optreden in Syrië;
12. maakt zich zorgen over het feit dat de infrastructuur voor essentiële diensten het doelwit blijft van opzettelijke en lukrake aanvallen, met als gevolg dat de verstrekking van steun in gebieden die deze steun nodig hebben, wordt gehinderd; verzoekt alle bij het conflict betrokken partijen om geen aanvallen uit te voeren op ziekenhuizen en het medische personeel ter plaatse; brengt in herinnering dat dergelijke aanvallen overduidelijk ingaan tegen de Verdragen I en IV van Genève;
13. veroordeelt de verwijdering door regeringstroepen van alle chirurgische instrumenten en alle kits voor verloskunde, geboorteregeling en de bestrijding van diarree uit een konvooi dat op weg was naar de wijk Al-Waer in de stad Homs, en wijst erop dat deze inbeslagneming een schending van het internationale humanitaire recht vormt; verzoekt de regeringstroepen en andere spelers met klem om medische konvooien conform het internationale humanitaire recht ongehinderd tot oorlogszones toe te laten;
14. herhaalt dat alle bij het conflict in Syrië en Irak betrokken partijen de veiligheid van medewerkers en humanitaire partners van de VN moeten waarborgen en hun vrijheid van beweging en toegang niet mogen beperken;
15. keurt de vervalsing van de etiketten op pakketten met steun van het WVP binnen Syrië af; roept alle bij het conflict betrokken partijen ertoe op de humanitaire beginselen te eerbiedigen en humanitaire hulpverleners in staat te stellen de kwetsbaarste burgers van voedsel te voorzien; vraagt dat er een onderzoek wordt ingesteld om te achterhalen hoe deze pakketten in de handen van IS zijn terechtgekomen;
16. is er stellig van overtuigd dat de internationale gemeenschap het als een van haar prioriteiten moet beschouwen om IS van zijn financiële middelen te beroven; vraagt internationale ondernemingen en alle andere eventueel betrokken spelers om geen gesmokkelde olie te kopen en niets te ondernemen dat deze smokkel zou kunnen in de hand werken; is van mening dat er een diepgaand internationaal onderzoek moet komen, onder auspiciën van de VN, om de identiteit vast te stellen van de kopers van illegale, uit de door IS gecontroleerde gebieden afkomstige olie en van de vermogende sponsors van IS, en dat er sancties tegen hen moeten worden genomen;
17. meent dat de Iraakse overheid een aantal maatregelen kan nemen om de financiering die IS verkrijgt door de lonen van overheidsambtenaren in beslag te nemen, te verminderen, bijvoorbeeld door deze lonen op een geblokkeerde rekening te storten, die wordt gedeblokkeerd wanneer de ambtenaren de door IS gecontroleerde gebieden definitief verlaten, door alle ambtenaren ertoe te verplichten hun loon persoonlijk bij de Iraakse overheid af te halen, of door Soennitische stammen ertoe te overhalen om te eisen dat IS een kleiner deel van de lonen in beslag neemt;
18. veroordeelt nogmaals de geweldpleging tegen en het doden van lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen en transgenders (lhbt'ers) in de regio, misdrijven die volstrekt onbestraft blijven; wijst erop dat lhbt'ers in de regio in een bijzonder kwetsbare positie verkeren omdat zij slechts weinig steun ontvangen van hun families en van de gemeenschap en door de overheid nauwelijks worden beschermd, en dat hun veiligheid in vluchtelingengemeenschappen en bepaalde gastgemeenschappen onvoldoende gewaarborgd wordt; dringt er bij de Iraakse regering, de EU-delegatie in Irak en de ambassades van de lidstaten in de regio op aan lhbt'ers bescherming te bieden en zorg te dragen voor onmiddellijke hervestiging van lhbt'ers die uit veiligheidsoverwegingen gevlucht zijn;
19. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Raad, de Commissie, de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de regering en de Raad van Volksvertegenwoordigers van Irak, het regionale bestuur van Koerdistan, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de VN-Veiligheidsraad, de VN-Mensenrechtenraad en alle partijen die bij het conflict in Syrië betrokken zijn.