Ontwerpresolutie - B8-0217/2015/REV1Ontwerpresolutie
B8-0217/2015/REV1

ONTWERPRESOLUTIE over de bestrijding van seksueel misbruik van kinderen op internet

4.3.2015 - (2015/2564(RSP))

naar aanleiding van een verklaring van de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement

Roberta Metsola, Monika Hohlmeier, Tadeusz Zwiefka, Elissavet Vozemberg, Michał Boni, Jeroen Lenaers, Anna Maria Corazza Bildt, Kinga Gál, Traian Ungureanu, József Nagy, Lara Comi, Theodoros Zagorakis, Maria Spyraki, Barbara Matera, Alessandra Mussolini, Emil Radev namens de PPE-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B8-0217/2015

Procedure : 2015/2564(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B8-0217/2015
Ingediende teksten :
B8-0217/2015
Debatten :
Aangenomen teksten :

B8‑0217/2015

Resolutie van het Europees Parlement over de bestrijding van seksueel misbruik van kinderen op internet

(2015/2564(RSP))

Het Europees Parlement,

–       gezien het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind van 20 november 1989, en de protocollen daarbij,

–       gezien artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie,

–       gezien artikel 24 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

–       gezien het Verdrag inzake cybercriminaliteit van de Raad van Europa van 23 november 2001,

–       gezien het Verdrag van de Raad van Europa inzake de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik van 25 oktober 2007,

–       gezien de EU-richtsnoeren ter bevordering en bescherming van de rechten van het kind,

–       gezien Richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie, en ter vervanging van Kaderbesluit 2004/68/JBZ van de Raad,

–       gezien zijn resolutie van 27 november 2014 over het 25-jarig bestaan van het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind[1],

–       gezien de dreigingsevaluatie van Europol voor 2014 inzake door internet gefaciliteerde georganiseerde criminaliteit (Internet Organised Crime Threat Assessment, iOCTA),

–       gezien het debat in de plenaire vergadering van 12 februari 2015 over de bestrijding van seksueel misbruik van kinderen op internet,

–       gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,

A.     overwegende dat kinderen de meest kwetsbare groep in onze samenleving zijn en dat wetgevers bijzondere aandacht aan hen moeten besteden teneinde hen te beschermen;

B.     overwegende dat seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen ernstige schendingen van de grondrechten vormen en dat daarom een integrale benadering noodzakelijk is waarbij aandacht wordt besteed aan de vervolging van daders, de bescherming van minderjarige slachtoffers en de preventie van deze praktijken;

C.     overwegende dat in het openbaar bijzondere aandacht moet worden besteed aan het correct gebruik van terminologie in verband met seksuele uitbuiting van kinderen;

D.     overwegende dat seksuele uitbuiting van kinderen en seksueel misbruik van kinderen op internet – met inbegrip van de proliferatie op internet van materiaal dat seksuele uitbuiting van kinderen bevat en cyberlokken – vanwege de internationale aard ervan nog steeds een groot probleem vormen voor de wethandhavingsautoriteiten, en dat het daarbij gaat om misdrijven als seksuele chantage, grooming, zelfgeproduceerd materiaal dat seksueel misbruik van kinderen bevat en livestreaming van kindermisbruik, die bijzonder moeilijk te onderzoeken zijn vanwege de technologische innovaties waarmee de plegers, waaronder cyberlokkers, gemakkelijker en sneller toegang hebben tot materiaal;

E.     overwegende dat de slachtoffers van de meeste vormen van seksuele uitbuiting en seksueel misbruik van kinderen veel minder vaak melding maken van dit misdrijf dan slachtoffers van andere vormen van criminaliteit en dat tijdens de strafrechtelijke procedure vaak onsamenhangend wordt gerapporteerd; overwegende dat het daarom moeilijk is de omvang van het misbruik en het aantal slachtoffers en daders in de EU vast te stellen;

F.     overwegende dat precieze gegevens over gevallen van seksuele uitbuiting en seksueel misbruik van kinderen online onbestaand, onvolledig of vervat in andere categorieën van misbruik of misdaad zijn of dat er geen aangifte over werd gedaan;

G.     overwegende dat seksuele uitbuiting in de online-omgeving verschillende vormen kan aannemen, gaande van jongeren die worden overtuigd of gedwongen om seksueel expliciete beelden van zichzelf te sturen of online te plaatsen, tot jongeren die worden overtuigd of gedwongen om via een webcam of smartphone deel te nemen aan seksuele activiteiten of via sms of online seksueel-getinte conversaties te hebben, waardoor de misbruikers of cyberlokkers kunnen dreigen beelden, video's of kopieën van conversaties naar vrienden of familieleden van de betrokken jongere te sturen als zij niet blijven deelnemen aan de seksuele activiteiten; overwegende dat lang nadat het seksueel misbruik is opgehouden, de beelden en/of video's nog kunnen worden gedeeld en vrij beschikbaar blijven waardoor wie dan ook ze kan bekijken, waardoor het slachtoffer constant het risico loopt opnieuw slachtoffer te zijn en gestigmatiseerd te worden;

H.     overwegende dat ngo's hun bezorgdheid uiten over de ontwikkeling van onlinegrooming, een fenomeen waarbij volwassenen gebruik maken van sociale media, applicaties voor instant messaging, ook dating-applicaties voor tieners, of platformen voor onlinegaming, om contact te leggen met jongeren of kinderen, een band met hen op te bouwen teneinde hen te misbruiken;

I.      overwegende dat volgens informatie van de Internet Watch Foundation over webpagina's met materiaal dat seksueel misbruik van kinderen bevat, meer dan 80 % van de slachtoffers jonger dan 10 jaar is; overwegende dat uit gegevens van het internationaal samenwerkingsverband van internetmeldpunten blijkt dat het aantal zeer jonge kinderen dat slachtoffer is van seksueel misbruik, toeneemt en dat het misbruik extremer en sadistischer van aard wordt;

J.      overwegende dat melding wordt gemaakt van de bijzonder gewelddadige en verontrustende trend van livestreaming van kindermisbruik, meer bepaald van kindermisbruik in andere delen van de wereld, live voor de camera, op verzoek van westerlingen, en dat deze vorm van kindermisbruik waarschijnlijk toeneemt;

K.     overwegende dat erop moet worden gewezen dat mensenhandelaars gebruik maken van kinderen die geen juridische identiteit hebben en "onzichtbaar" zijn voor de voor seksueel misbruik online bevoegde autoriteiten;

L.     overwegende dat het internet en uitgebreidere informatie- en communicatietechnologie nu stevig deel uitmaken van het dagdagelijkse leven van kinderen in de EU en prominent aanwezig zijn in hun ontspannings-, onderwijs- en sociaal leven; overwegende dat kinderen in de EU, van wie 91 % in een huishouden met toegang tot het internet woont, nu meer risico lopen om voor daders online toegankelijk te zijn; overwegende dat het aantal uren dat 12- tot 15-jarigen elke week online doorbrengen, is gestegen van 14,9 in 2011 tot 17,1 in 2012, een stijging van bijna 15 %;

M.    overwegende dat het internet kinderen ook de kans biedt een afzonderlijke identiteit aan te nemen waardoor zij kunnen zijn wie zij willen en risico's nemen die zij offline niet zouden dulden, waardoor de impact toeneemt van misbruik door daders die gebruik maken van het bestaan van een afgebakende en schijnbaar anonieme online-omgeving om online hun identiteit te verbergen en zich voor te doen als een kind en te chatten en vriendschap te sluiten met de kinderen waar zij hun oog op hebben laten vallen;

N.     overwegende dat een groot aantal delinquenten het darknet gebruiken, waar zij anonieme groepen vormen die gebruik maken van verborgen forums, websitediensten, sociale netwerkplatformen en opslagproviders voor materiaal dat seksueel misbruik van kinderen bevat, en waardoor de praktisch niet te traceren seksuele exploitatie van kinderen mogelijk en gemakkelijker wordt gemaakt; overwegende dat vele misdadigers gebruik maken van versleuteling, virtuele munteenheden en andere defensieve maatregelen om hun activiteiten te beveiligen, wat een serieus probleem vormt voor de rechtshandhavingsinstanties;

O.     overwegende dat de lidstaten Richtlijn 2011/93/EG ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie op 18 december 2013 hadden moeten omzetten en dat tot dusverre minder dan de helft van de lidstaten deze richtlijn volledig ten uitvoer heeft gelegd;

1.      is van mening dat het een van de voornaamste taken van de Europese Unie en haar lidstaten is om een veilige omgeving voor kinderen te beschermen en te waarborgen;

2.      is van mening dat persoonsgegevens van kinderen op internet naar behoren beschermd moeten worden en dat kinderen op een gemakkelijke en kindvriendelijke wijze moeten worden voorgelicht over de gevaren en de gevolgen van onlinegebruik van hun persoonsgegevens; benadrukt dat het aanmaken van onlineprofielen van kinderen verboden moet worden; is van mening dat alle kinderen het recht moeten hebben op een gezonde en veilige online-omgeving en toegang tot het internet;

3.      is van mening dat de misleidende term "kinderpornografie" niet meer mag worden gebruikt om beelden van seksueel misbruik van kinderen te omschrijven of ernaar te verwijzen en dat de gepaste formulering "materiaal dat seksueel misbruik van kinderen bevat" gebruikt moet worden;

4.      vraagt de Commissie en de lidstaten de middelen voor de identificatie van slachtoffers en voor diensten voor slachtoffers te bevorderen en te versterken en zo spoedig mogelijk relevante platformen op te richten en de bestaande platformen binnen Europol te versterken; benadrukt bovendien dat de bijstand aan misbruikte kinderen dringend moet worden verbeterd via gepersonaliseerde herstel- en re-integratieprogramma's; vraagt de lidstaten Richtlijn 2012/29/EU tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten ten uitvoer te leggen;

5.      is van oordeel dat ter bestrijding van cybergrooming verdere stappen moeten worden ondernomen en dat de Commissie, samen met de lidstaten en het maatschappelijk middenveld, waaronder leraren en kinder- en jongerenorganisaties, een actieve rol moet vervullen bij het vergroten van de bewustwording over deze kwestie middels het vaststellen van richtsnoeren, de uitwisseling van beste praktijken en het opzetten van sociale platformen voor de samenwerking en uitwisseling van informatie op dit vlak;

6.      betreurt het ten zeerste dat veel lidstaten Richtlijn 2011/93/EG ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie nog niet hebben omgezet; vraagt de Commissie derhalve strikt toe te zien op de volledige en effectieve tenuitvoerlegging, tijdig aan het Parlement, en in het bijzonder de bevoegde commissie, over haar bevindingen verslag te leggen, en gepaste maatregelen te nemen tegen lidstaten die een inbreuk plegen; belooft zelf als follow-up een uitvoeringsverslag op te stellen over deze wetgeving;

7.      dringt er bij de Commissie op aan de handelingsbevoegdheid, technische capaciteiten en financiële middelen te versterken om de samenwerking tussen wetshandhavingsinstanties, ook met Europol en Eurojust, te verbeteren om netwerken van kindermisbruikers meer doeltreffend te onderzoeken en te ontmantelen en daarbij voorrang te geven aan de rechten en veiligheid van de betrokken kinderen; benadrukt daarom dat bovendien de werkzaamheden van gespecialiseerde centra, zoals het cybercriminaliteitscentrum van Europol, moeten worden versterkt en verbreed, zodat hun waardevolle werk op het vlak van het in kaart brengen van de dreigingen en trends van de weerzinwekkende misdaad van seksuele uitbuiting en seksueel misbruik van kinderen online wordt bevorderd;

8.      verzoekt de lidstaten hun wetshandhavingsinstanties van de nodige middelen, personeelsleden, onderzoeksbevoegdheden en technische capaciteiten te voorzien om daders naar behoren en doeltreffend te kunnen aanpakken en vervolgen, met inbegrip van passende scholing om de capaciteiten bij de justitie- en politie-eenheden te vergroten; dringt er op dezelfde wijze bij de Commissie op aan alle gepaste maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat de onderzoekscapaciteiten en minimumnormen voor vervolging tussen de lidstaten worden geharmoniseerd, zodat deze misdaden doeltreffend kunnen worden vervolgd, zoals voorzien in Richtlijn 2001/93/EG;

9.      onderstreept dat de internationale samenwerking en transnationale onderzoeken op dit gebied moeten worden verbeterd middels samenwerkingsovereenkomsten en door de internationale uitwisseling van informatie over deze misdrijven en daders te vergemakkelijken, onder meer via Europol; is in dit verband verheugd over het gemeenschappelijke initiatief van de EU en 55 landen uit de hele wereld om zich te verenigen in de wereldwijde alliantie tegen seksuele uitbuiting van kinderen via het internet, met het doel meer slachtoffers te redden, een effectievere vervolging te waarborgen, het bewustzijn over deze kwestie te verhogen en een algemene daling van de hoeveelheid materiaal op internet dat seksueel kindermisbruik bevat, te verwezenlijken; verzoekt de Commissie met grotere regelmaat over de geboekte vooruitgang in het kader van deze alliantie te berichten;

10.    verzoekt om een effectieve, op partnerschap gebaseerde aanpak en informatie-uitwisseling tussen wetshandhavingsagentschappen, gerechtelijke autoriteiten, de ICT-industrie, internetaanbieders, de bankensector en niet-gouvernementele organisaties, inclusief kinder- en jeugdorganisaties, om ervoor te zorgen dat de rechten en de bescherming van kinderen op internet worden gewaarborgd, dat illegale inhoud onmiddellijk wordt verwijderd en, indien gepast, aan wetshandhavingsinstanties wordt gemeld; is in dit verband verheugd over de CEO-Coalitie, die het internet veiligere heeft gemaakt voor kinderen, alsook over het werk van de Europese financiële coalitie tegen seksuele uitbuiting van kinderen op internet (EFC);

11.    vraagt de Commissie en de lidstaten gepaste maatregelen te nemen om de meldingen van misbruik van kinderen te verbeteren en te bevorderen en te overwegen om, in volledige samenwerking met de relevante industriesectoren en private ondernemingen, systematische meldingssystemen, zoals een "alarmknop" op computers en mobiele toestellen, in te voeren; steunt de ontwikkeling van meldpunten waar kinderen misbruik anoniem kunnen aanklagen;

12.    is van mening dat wetshandhavingsinstanties technische kennis en onderzoeksbekwaamheid moeten verwerven, waardoor zij nieuwe hoogtechnologische capaciteiten kunnen ontwikkelen om de uitdagingen aan te gaan om grote hoeveelheden beelden van kindermisbruik of versleuteld of op het darknet verborgen materiaal te analyseren en de daders tegen wie een gerechtelijk bevel is uitgevaardigd, op te sporen en te vervolgen, waarbij de focus moet liggen op de meest actieve daders die een onmiddellijk gevaar vormen voor de integriteit van een kind;

13.    vraagt de Commissie in samenwerking met alle relevante actoren een passende bewustmakingscampagne te starten om kinderen mondiger te maken en ouders en opvoeders te steunen in het begrijpen van en omgaan met onlinerisico's en het beschermen van de veiligheid van kinderen online, de lidstaten te steunen bij het opstellen van programma's ter preventie van seksueel misbruik online, bewustmakingscampagnes voor verantwoordelijk gedrag op sociale media te bevorderen en grote zoekprogramma's en sociale media aan te moedigen een proactieve benadering voor de bescherming van de veiligheid van kinderen online aan te nemen;

14.    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie, de Raad en de parlementen van de lidstaten.