Ontwerpresolutie - B8-0219/2015Ontwerpresolutie
B8-0219/2015

ONTWERPRESOLUTIE over de bestrijding van seksueel misbruik van kinderen op internet

4.3.2015 - (2015/2564(RSP))

naar aanleiding van een verklaring van de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement

Timothy Kirkhope, Julie Girling, Jørn Dohrmann, Helga Stevens, Beatrix von Storch, Emma McClarkin, Jussi Halla-aho, Ruža Tomašić, Daniel Dalton, Vicky Ford, Evžen Tošenovský, Kazimierz Michał Ujazdowski, Marek Józef Gróbarczyk, Anna Elżbieta Fotyga, Zdzisław Krasnodębski, Janusz Wojciechowski, Jadwiga Wiśniewska, Branislav Škripek, Beata Gosiewska namens de ECR-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B8-0217/2015

Procedure : 2015/2564(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B8-0219/2015
Ingediende teksten :
B8-0219/2015
Debatten :
Aangenomen teksten :

B8‑0219/2015

Resolutie van het Europees Parlement over de bestrijding van seksueel misbruik van kinderen op internet

(2015/2564(RSP))

Het Europees Parlement,

–       gezien het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind van 20 november 1989, en de protocollen daarbij,

–       gezien artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie,

–       gezien artikel 24 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

–       gezien het Verdrag inzake cybercriminaliteit van de Raad van Europa van 23 november 2001,

–       gezien het Verdrag van de Raad van Europa inzake de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik van 25 oktober 2007,

–       gezien Richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie, en ter vervanging van Kaderbesluit 2004/68/JBZ van de Raad,

–       gezien Algemeen Commentaar nr. 14 (2013) van het VN-Comité voor de rechten van het kind, dat inhoudt dat het kind er recht op heeft dat zijn belang de eerste overweging vormt,

–       gezien de in februari 2011 aangenomen EU-agenda voor de rechten van het kind,

–       gezien de mededeling van de Commissie "Een bijzondere plaats voor kinderen in het externe optreden van de EU" (COM(2008)0055),

–       gezien de EU-richtsnoeren ter bevordering en bescherming van de rechten van het kind,

–       gezien de strategie van de EU inzake de uitroeiing van mensenhandel (2012-2016), in het bijzonder de bepalingen over de financiering van de uitwerking van richtsnoeren voor kinderbeschermingssystemen en over de uitwisseling van beste praktijken,

–       gezien het debat in de plenaire vergadering van 12 februari 2015 over de bestrijding van seksueel misbruik van kinderen op internet,

–       gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,

A.     overwegende dat seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen, met inbegrip van afbeeldingen van seksueel misbruik van kinderen, ernstige schendingen vormen van de grondrechten, in het bijzonder van de rechten van kinderen op de voor hun welzijn noodzakelijke bescherming en zorg, die zijn vastgelegd in het VN-Verdrag van 1989 inzake de rechten van het kind en in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie;

B.     overwegende dat ernstige misdrijven zoals de seksuele uitbuiting van kinderen en afbeeldingen van seksueel misbruik van kinderen een integrale benadering vergen waarbij aandacht wordt besteed aan de vervolging van de daders, de bescherming van de minderjarige slachtoffers en de preventie van deze praktijken;

C.     overwegende dat bij de uitvoering van maatregelen ter bestrijding van deze misdrijven, overeenkomstig het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en het VN‑Verdrag inzake de rechten van het kind, de belangen van het kind op de eerste plaats moeten komen;

D.     overwegende dat het internet kinderen kan blootstellen aan specifieke risico's, vanwege verschijnselen als afbeeldingen van seksueel misbruik van kinderen, de uitwisseling van materiaal over geweld, cybercriminaliteit, intimidatie, pesten, grooming, de mogelijkheid voor kinderen om toegang te krijgen tot goederen en diensten waarvoor wettelijke beperkingen gelden of die ongeschikt zijn voor hun leeftijd of deze te kopen; overwegende dat de blootstelling van kinderen aan dergelijke risico's verergerd is door het wijdverbreid gebruik van en de toegang tot mobiele technologie en het internet;

E.     overwegende dat de bescherming van minderjarigen in de digitale wereld op wetgevingsgebied en aan de basis moet worden aangepakt met efficiëntere maatregelen, onder meer door de industrie zo ver te krijgen dat zij haar deel van de verantwoordelijkheid op zich neemt, en op onderwijs- en opleidingsniveau door kinderen, ouders en leraren te leren hoe kan worden voorkomen dat minderjarigen toegang hebben tot illegale inhoud;

F.     overwegende dat dit probleem ten gevolge van zijn internationale aard, waarbij de uitbuiting van kinderen en de seksuele uitbuiting van kinderen online in honderden landen plaatsvindt en honderden rechtsgebieden en rechtshandhavingsinstanties een rol spelen, een internationale oplossing vergt ;

G.     overwegende dat gevallen van seksuele uitbuiting en seksueel misbruik van kinderen al jarenlang te weinig worden gemeld bij de rechtshandhavingsautoriteiten en dat dit probleem erger is dan bij andere vormen van misdaad; overwegende dat de beschikbare gegevens over het aantal begane misdrijven dan ook geen accuraat beeld geven van de omvang van het probleem;

H.     overwegende dat een groot aantal daders het Darknet gebruiken, waar zij anonieme groepen vormen die gebruik maken van verborgen forums, websitediensten, sociale netwerkplatformen en opslagproviders voor beelden van misbruik van kinderen, en waardoor een praktisch niet te traceren seksuele exploitatie van kinderen mogelijk en gemakkelijker wordt gemaakt;

I.      overwegende dat vele misdadigers gebruik maken van versleuteling, virtuele munteenheden en andere defensieve maatregelen om hun activiteiten te beveiligen, wat een serieus probleem vormt voor de rechtshandhavingsinstanties ;

J.      overwegende dat de lidstaten Richtlijn 2011/93/EG ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie op 18 december 2013 hadden moeten omzetten en dat tot dusverre minder dan de helft van de lidstaten deze richtlijn volledig ten uitvoer heeft gelegd;

K.     overwegende dat uit het laatste verslag van Europol over cybercriminaliteit blijkt dat het overgrote deel van het materiaal dat seksueel misbruik van kinderen bevat (CAM) nog steeds niet-commerciëel op het open net wordt verspreid, met gebruikmaking van peer-to-peer-technologie; overwegende dat livestreaming van misbruik tegen betaling een nieuwe, bijzonder zorgwekkende tendens is, die de rechtshandhavingsinstanties moet aanzetten tot grotere waakzaamheid, systematisch verzamelen van gegevens en effectieve samenwerking inzake preventiemaatregelen;

L.     overwegende dat Europol een zorgwekkende ontwikkeling in de betrokken leeftijdsgroepen heeft vastgesteld, namelijk dat de slachtoffers jonger zijn dan vroeger, en overwegende dat het grote aantal beelden die bij het agentschap worden gemeld en de verfijnde versleutelingstechnieken aangeven dat Europol over onvoldoende technische expertise of middelen beschikt om het probleem over de hele breedte aan te pakken;

overwegende dat de rechtshandhavingsinstanties op dit gebied achterop hinken op de misdadigers;

M.    overwegende dat uit een analyse van de Internet Watch Foundation is gebleken dat in 2012 amper acht topdistributeurs verantwoordelijk waren voor 513 'merken' van commerciële distributie van CAM en dat de 10 meest productieve daarvan die in 2012 waren gesignaleerd allemaal met een enkele topdistributeur in verband stonden;

1.      benadrukt met klem dat het een van de voornaamste taken van de Europese Unie en haar lidstaten is om een veilige omgeving voor kinderen en hun ontwikkeling te beschermen en te waarborgen;

2.      is van mening dat persoonsgegevens van kinderen op internet naar behoren beschermd moeten worden en dat kinderen op een gemakkelijke en kindvriendelijke wijze moeten worden voorgelicht over de gevaren en de gevolgen van onlinegebruik van hun persoonsgegevens;

3.      onderstreept met klem dat de rechten en de bescherming van kinderen op het internet gewaarborgd moeten worden en dat stappen moeten worden ondernomen om ervoor te zorgen dat alle illegale inhoud terstond wordt verwijderd en gemeld aan de rechtshandhavingsinstanties, en dat er voldoende instrumenten zijn om onderzoek te voeren naar daders en hen te vervolgen;

4.      onderstreept, met het oog op de samenhang van de beleidsvorming en de te nemen maatregelen, de noodzaak van een allesomvattende, EU‑wijde gecoördineerde benadering die de misdaadbestrijding, de cyberveiligheid, de consumentenbescherming, de grondrechten, de gegevensbescherming en de e‑handel omvat;

5.      is van oordeel dat ter bestrijding van cybergrooming verdere stappen moeten worden genomen en dat de Commissie, samen met de nationale regeringen, het maatschappelijk middenveld, socialemediabedrijven, ouders, leraren, sociaal werkers, ambtenaren voor de kinderbescherming, kinderartsen en kinder- en jongerenorganisaties, een actieve rol moet vervullen bij het vergroten van de bewustwording over deze kwestie door middel van richtsnoeren, onder meer middels de uitwisseling van optimale praktijken en het opzetten van sociale platformen voor samenwerking en de uitwisseling van informatie hierover, ten einde de potentiële risico's en bedreigingen voor kinderen op te sporen;

6.      benadrukt de noodzaak van internationale samenwerking met de strategische partners van de EU en rechtshandhavingsinstanties wereldwijd bij de bestrijding van afbeeldingen van seksueel misbruik van kinderen; onderstreept dat de internationale samenwerking en transnationale onderzoeken op dit gebied moeten worden verbeterd middels samenwerkingsovereenkomsten en door de internationale uitwisseling van informatie over deze misdrijven en daders te vergemakkelijken, onder meer via Europol;

7.      is in dit verband verheugd over het gemeenschappelijke initiatief van de EU en 55 landen uit de hele wereld, verenigd in de Wereldwijde alliantie tegen seksuele uitbuiting van kinderen via het internet, met het doel meer slachtoffers te redden, een meer effectieve vervolging te waarborgen, het bewustzijn over deze kwestie te verhogen en een algemene daling van de hoeveelheid beelden van seksueel misbruik van kinderen op internet te verwezenlijken; verzoekt de Commissie met grotere regelmaat over de geboekte vooruitgang in het kader van deze alliantie te berichten;

8.      is van mening dat het cruciaal is om de juiste terminologie te gebruiken voor misdrijven tegen kinderen, waaronder de beschrijving van beelden van seksueel misbruik van kinderen, en de passende term "materiaal dat seksueel misbruik van kinderen bevat" te gebruiken in plaats van "kinderpornografie";

9.      vraagt de Commissie en de lidstaten de middelen voor de identificatie van slachtoffers en voor diensten voor slachtoffers te bevorderen en te versterken, en vraagt dat zo spoedig mogelijk desbetreffende platforms worden opgericht en dat de bestaande platforms binnen Europol worden versterkt;

10.    meent dat de rechtshandhavingsinstanties, met inbegrip van Europol, de technische expertise en het onderzoeksvermogen moeten verwerven om nieuwe hoogtechnologische capaciteiten te ontwikkelen voor het analyseren van enorme hoeveelheden beelden of materiaal betreffende seksueel misbruik van kinderen dat versleuteld of verborgen is op het 'Dark Web', en om de daders op te sporen en te vervolgen teneinde de veiligheid en de rechten van kinderen te beschermen

11.    verzoekt met klem de lidstaten die Richtlijn 2011/93/EG ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie nog niet hebben omgezet, dit alsnog te doen; verzoekt de Commissie derhalve strikt toe te zien op de volledige en doeltreffende tenuitvoerlegging van de richtlijn en tijdig bij het Parlement en zijn bevoegde commissie verslag uit te brengen over haar bevindingen;

12.    verzoekt de lidstaten hun wetshandhavingsinstanties van de nodige middelen, personeelsleden, onderzoeksbevoegdheden en technische capaciteiten te voorzien om daders flink aan te pakken en te vervolgen, met inbegrip van passende scholing om de capaciteit bij de justitie- en politie-eenheden te vergroten;

13.    uit zijn bezorgdheid over de ontwikkeling en toenemende tendensen van commerciële seksuele uitbuiting van kinderen online, waaronder nieuwe middelen voor de verspreiding van en handel met materiaal dat seksueel misbruik van kinderen bevat, vooral via het Deep Web en Darknet, en met name het verschijnsel van livestreaming van misbruik tegen betaling; vraagt de Commissie en de lidstaten dan ook om met vertegenwoordigers van alternatieve betalingssystemen verder overleg te voeren teneinde na te gaan hoe beter kan worden samengewerkt met wetshandhavingsinstanties, onder meer een gezamenlijke opleiding om betalingsprocessen die gebruikt worden voor de commerciële distributie van materiaal dat kindermisbruik bevat, effectiever te identificeren;

14.    vraagt de EU, de lidstaten en de wereldwijde alliantie om nauwer samen te werken met de internetindustrie en socialemediabedrijven zoals Google en Yahoo en met sociaalnetwerksites zoals Facebook om te helpen bij dit werk;

15.    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie, de Raad en de parlementen van de lidstaten.