ONTWERPRESOLUTIE over de bestrijding van seksueel misbruik van kinderen op internet
4.3.2015 - (2015/2564(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement
Laura Ferrara, Kristina Winberg, Peter Lundgren, Valentinas Mazuronis, Rolandas Paksas namens de EFDD-Fractie
Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B8-0217/2015
B8‑0220/2015
Resolutie van het Europees Parlement over de bestrijding van seksueel misbruik van kinderen op internet
Het Europees Parlement,
– gezien het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind van 20 november 1989, en de protocollen daarbij,
– gezien artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie,
– gezien artikel 24 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,
– gezien het Verdrag inzake cybercriminaliteit van de Raad van Europa van 23 november 2001,
– gezien het Verdrag van de Raad van Europa inzake de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik van 25 oktober 2007,
– gezien de EU-richtsnoeren ter bevordering en bescherming van de rechten van het kind,
– gezien Richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie, en ter vervanging van Kaderbesluit 2004/68/JBZ van de Raad,
– gezien Algemeen Commentaar nr. 14 (2013) van het VN-Comité voor de rechten van het kind, dat inhoudt dat het kind er recht op heeft dat zijn belang de eerste overweging vormt,
– gezien de in februari 2011 aangenomen EU-agenda voor de rechten van het kind,
– gezien de mededeling van de Commissie "Een bijzondere plaats voor kinderen in het externe optreden van de EU" (COM(2008)0055),
– gezien de EU-richtsnoeren ter bevordering en bescherming van de rechten van het kind,
– gezien het actieplan van de VN getiteld "A World fit for Children",
– gezien zijn resolutie van 14 november 2014 over het 25-jarig bestaan van het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind,
– gezien de Europese strategie voor de uitroeiing van mensenhandel (2012-2016), in het bijzonder de bepalingen over de financiering van de uitwerking van richtsnoeren voor kinderbeschermingssystemen en over de uitwisseling van beste praktijken,
– gezien het debat in de plenaire vergadering van 12 februari 2015 over de bestrijding van seksueel misbruik van kinderen op internet,
– gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen, met inbegrip van kinderpornografie, ernstige schendingen van de grondrechten vormen, in het bijzonder van de rechten van kinderen op de voor hun welzijn noodzakelijke bescherming en zorg, die zijn vastgelegd in het VN-Verdrag van 1989 inzake de rechten van het kind en in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie;
B. overwegende dat ernstige misdrijven zoals de seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie een integrale benadering vergen waarbij aandacht wordt besteed aan de vervolging van daders, de bescherming van minderjarige slachtoffers en de preventie van de desbetreffende praktijken;
C. overwegende dat bij de uitvoering van maatregelen ter bestrijding van deze misdrijven overeenkomstig het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind de belangen van het kind op de eerste plaats komen;
D. overwegende dat het aantal afbeeldingen van seksueel misbruik van kinderen en andere uiterst ernstige vormen van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen toeneemt en wordt verspreid middels het gebruik van nieuwe technologieën en het internet, die de gebruikers immers een ongekende anonimiteit bieden en die bijdragen aan een grotere blootstelling van kinderen aan specifieke risico´s, zoals kinderpornografie, de uitwisseling van materiaal over geweld, cybercriminaliteit, intimidatie, pesten, kinderlokkerij online (grooming);
E. overwegende dat de bescherming van minderjarigen in de digitale wereld op wetgevingsgebied en aan de basis moet worden aangepakt met efficiëntere maatregelen, onder meer door de industrie zo ver te krijgen dat zij haar deel van de verantwoordelijkheid op zich neemt, en op onderwijs- en opleidingsniveau door kinderen, ouders en leraren te leren hoe kan worden voorkomen dat minderjarigen toegang hebben tot illegale inhoud;
F. overwegende dat uitbuiting en seksuele exploitatie van kinderen op internet vanwege de internationale aard en de derhalve honderden betrokken landen, rechtsgebieden en rechtshandhavingsinstanties, een internationaal probleem vormen dat vraagt om een internationale oplossing;
G. overwegende dat er bij seksuele uitbuiting en seksueel misbruik van kinderen in grotere mate dan bij andere vormen van criminaliteit sprake is van chronische onderrapportering aan de rechtshandhavingsautoriteiten; overwegende dat de beschikbare gegevens over het aantal begane misdaden dan ook geen accuraat beeld geven van de omvang van het probleem;
H. overwegende dat een groot aantal delinquenten gebruik maakt van het Darknet en aldus vrijwel niet te traceren seksuele uitbuiting van kinderen toestaan en mogelijk maken, hetgeen tot gevolg heeft dat rechtshandhavingsinstanties ernstige vormen van seksueel misbruik slechts in beperkte mate kunnen onderzoeken;
I. overwegende dat de lidstaten Richtlijn 2011/93/EG ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie op 18 december 2013 hadden moeten omzetten en dat tot dusverre minder dan de helft van de lidstaten de richtlijn volledig ten uitvoer heeft gelegd;
J. overwegende dat uit het laatste verslag van Europol over cybercriminaliteit blijkt dat het overgrote deel van het materiaal betreffende misbruik van kinderen nog steeds niet-commerciëel op het open net wordt verspreid, met gebruikmaking van peer-to-peer-technologie; overwegende dat livestreaming van misbruik tegen betaling een nieuwe, bijzonder zorgwekkende tendens is, die de rechtshandhavingsinstanties moet aanzetten tot grotere waakzaamheid, het systematisch verzamelen van gegevens en effectieve samenwerking inzake preventiemaatregelen;
1. benadrukt met klem dat het een van de voornaamste taken van de Europese Unie en haar lidstaten is om een veilige omgeving voor kinderen en hun ontwikkeling te beschermen en te waarborgen;
2. is van mening dat persoonsgegevens van kinderen op internet naar behoren beschermd moeten worden en dat kinderen op een gemakkelijke en kindvriendelijke wijze moeten worden voorgelicht over de gevaren en de gevolgen van onlinegebruik van hun persoonsgegevens;
3. onderstreept, met het oog op de samenhang van de beleidsvorming en de te nemen maatregelen, de noodzaak van een allesomvattende, EU‑wijde gecoördineerde benadering die de misdaadbestrijding, de cyberveiligheid, de consumentenbescherming, de grondrechten, de rechten en het belang van kinderen, de gegevensbescherming en de e‑handel omvat;
4. is van mening dat nadere stappen moeten worden genomen om online kinderlokkerij te bestrijden, en dat de Commissie, samen met nationale regeringen, het maatschappelijk middenveld, socialemediabedrijven, leraren, schoolverpleegsters, maatschappelijk werkers, medewerkers van de kinderbescherming, kinderartsen en jeugd- en kinderorganisaties, een actieve rol moet spelen bij de bewustmaking over dit onderwerp;
5. benadrukt de noodzaak van internationale samenwerking met de strategische partners van de EU en rechtshandhavingsinstanties wereldwijd bij de bestrijding van kinderpornografie; benadrukt dat het noodzakelijk is om de internationale samenwerking en de transnationale onderzoeken op dit terrein, onder meer door Europol, te verbeteren;
6. is in dit verband verheugd over het gemeenschappelijke initiatief van de EU en 55 landen uit de hele wereld om zich te verenigen in de wereldwijde alliantie tegen seksuele uitbuiting van kinderen via het internet, met het doel meer slachtoffers te redden, een effectievere vervolging te waarborgen, en een algemene daling van de hoeveelheid materiaal op internet dat seksueel kindermisbruik bevat, te verwezenlijken; dringt er bij de wereldwijde alliantie op aan een beter antwoord te vinden op de nieuwe uitdagingen en bedreigingen en hier op een tijdige en flexibele manier mee om te springen; dringt er bij de lidstaten op aan de door deze alliantie bepaalde doelstellingen actief na te streven;
7. is van mening dat de definitie van kinderpornografie moet worden verduidelijkt en meer in overeenstemming moet worden gebracht met de definitie in internationale instrumenten;
8. vraagt de Commissie en de lidstaten de middelen voor de identificatie van slachtoffers en voor diensten voor slachtoffers te bevorderen en te versterken, met inbegrip van de diensten die gericht zijn op het melden van crimineel gedrag en interventieprogramma´s;
9. dringt er bij de Commissie op aan de wettelijke mogelijkheden, technische capaciteiten en financiële middelen te versterken om de samenwerking tussen rechtshandhavingsinstanties, waaronder Europol, te verbeteren om netwerken van kindermisbruikers doeltreffender te onderzoeken en te ontmantelen, waarbij de rechten en veiligheid van de betrokken kinderen voorop moeten worden gesteld en een deugdelijke rechtsgang in acht moet worden genomen;
10. verzoekt de lidstaten hun rechtshandhavingsinstanties van de nodige middelen, personeelsleden en technische capaciteiten te voorzien om daders te kunnen aanpakken en vervolgen, met inbegrip van passende scholing om de capaciteiten bij de justitie- en politie-eenheden te vergroten;
11. uit zijn bezorgdheid over de ontwikkeling en de zich uitbreidende tendensen van commercieel seksueel misbruik van kinderen online, waaronder nieuwe instrumenten voor distributie en verhandeling van materiaal dat kindermisbruik bevat, vooral via het Deep Web en het Darknet, en met name het verschijnsel van livestreaming van misbruik tegen betaling;
12. dringt aan op een doeltreffende werkrelatie tussen rechtshandhavingsinstanties, wettelijke rechtsinstanties, de ICT-industrie, internetproviders, de bankensector en niet-gouvernementele organisaties, onder deugdelijk juridisch en justitieel toezicht en met inachtneming van dat wat wettelijk en noodzakelijk is in het belang van het kind;
13. dringt er bij de lidstaten op aan de bepalingen van Richtlijn 2011/93/EU volledig om te zetten en ten uitvoer te leggen om doeltreffend onderzoek naar en vervolging van kindermisbruik online te waarborgen; dringt er in dit verband bij de Commissie op aan een evaluatie van deze richtlijn uit te voeren en hierover verslag uit te brengen aan het Parlement;
14. verzoekt zijn Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken recente ontwikkelingen nader te beoordelen en te monitoren en een grondige analyse uit te voeren van het huidige beleidskader voor de bestrijding van kindermisbruik op internet, in de vorm van een uitvoeringsverslag over richtlijn 2011/93/EU, en binnen een jaar aan de plenaire vergadering te rapporteren;
15. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie, de Raad en de parlementen van de lidstaten.