Ontwerpresolutie - B8-0227/2015Ontwerpresolutie
B8-0227/2015

ONTWERPRESOLUTIE over de bestrijding van seksueel misbruik van kinderen op internet

4.3.2015 - (2015/2564(RSP))

naar aanleiding van een verklaring van de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement

Martina Anderson, Kateřina Konečná, Malin Björk, Lynn Boylan, Matt Carthy, Liadh Ní Riada, Dimitrios Papadimoulis, Kostas Chrysogonos, Sofia Sakorafa, Marisa Matias namens de GUE/NGL-Fractie

Procedure : 2015/2564(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B8-0227/2015
Ingediende teksten :
B8-0227/2015
Debatten :
Aangenomen teksten :

B8‑0227/2015

Resolutie van het Europees Parlement over de bestrijding van seksueel misbruik van kinderen op internet

(2015/2564(RSP))

Het Europees Parlement,

–       gezien het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind van 20 november 1989, en de protocollen daarbij,

–       gezien artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie,

–       gezien artikel 24 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

–       gezien het Verdrag van de Raad van Europa inzake cybercriminaliteit van 23 november 2001,

–       gezien het Verdrag van de Raad van Europa inzake de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik van 25 oktober 2007,

–       gezien de EU-richtsnoeren ter bevordering en bescherming van de rechten van het kind,

–       gezien Richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie, en ter vervanging van Kaderbesluit 2004/68/JBZ van de Raad,

–       gezien Algemeen Commentaar nr. 14 (2013) van het VN-Comité voor de rechten van het kind, dat inhoudt dat het kind er recht op heeft dat zijn belang de eerste overweging vormt,

–       gezien de in februari 2011 aangenomen EU-agenda voor de rechten van het kind,

–       gezien de mededeling van de Commissie "Een bijzondere plaats voor kinderen in het externe optreden van de EU" (COM(2008)0055),

–       gezien de EU-richtsnoeren ter bevordering en bescherming van de rechten van het kind,

–       gezien de strategie van de EU inzake de uitroeiing van mensenhandel (2012-2016), in het bijzonder de bepalingen over de financiering van de uitwerking van richtsnoeren voor kinderbeschermingssystemen en over de uitwisseling van beste praktijken,

–       gezien het debat in de plenaire vergadering van 12 februari 2015 over de bestrijding van seksueel misbruik van kinderen op internet,

–       gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,

A.     overwegende dat seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen, met inbegrip van kinderpornografie, ernstige schendingen van de grondrechten vormen, in het bijzonder van het recht van kinderen op de bescherming en zorg die noodzakelijk zijn om hun rechten af te dwingen, zoals vastgelegd in het VN-Verdrag van 1989 inzake de rechten van het kind en in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie;

B.     overwegende dat ernstige misdrijven zoals de seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie een integrale benadering vergen waarbij aandacht wordt besteed aan de bescherming van minderjarige slachtoffers, met inbegrip van zorg, het voorkomen van dergelijke praktijken, de vervolging van daders, en het feit dat de overheid het VN‑Verdrag inzake de rechten van het kind volledig moet uitvoeren, met name de algemene beginselen, artikel 2 (non-discriminatie), artikel 6 (recht op leven, overleven en ontwikkeling) en artikel 12 (recht van het kind om zijn stem te laten horen en in aanmerking te doen nemen);

C.     overwegende dat bijzondere aandacht moet worden besteed aan artikel 3 van het VN‑Verdrag inzake de rechten van het kind, met name dat bij de uitvoering van maatregelen ter bestrijding van deze misdrijven en om ervoor te zorgen dat deze een blijvend karakter hebben, de belangen van het kind op de eerste plaats moeten komen, zoals ook is bepaald in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie;

D.     overwegende dat het kind, onder voorbehoud van wettelijke en noodzakelijke beperkingen, krachtens artikel 13 van het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind recht heeft op vrijheid van meningsuiting, met inbegrip van het recht informatie te vragen, te ontvangen en te verstrekken; overwegende dat het kind krachtens artikel 17 van het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind recht heeft op toegang tot informatie en materiaal van diverse nationale en internationale bronnen, met inbegrip van massamedia, waarbij de overheid de ontwikkeling moet bevorderen van passende richtsnoeren om het kind te beschermen tegen informatie en materiaal die schadelijk zijn voor zijn of haar welzijn;

E.     overwegende dat in Algemeen Commentaar nr. 13 van het VN-Comité voor de rechten van het kind over het recht van het kind op vrijwaring tegen alle vormen van geweld wordt benadrukt dat het recht van kinderen om te worden gehoord en hun standpunten te laten meewegen systematisch moet worden geëerbiedigd in alle besluitvormingsprocessen, en dat de empowerment en deelname van kinderen centraal moeten staan bij strategieën en programma's inzake zorg en bescherming[1];

F.     overwegende dat in Algemeen Commentaar nr. 16 van het VN-Comité voor de rechten van het kind over de verplichtingen van de overheid met betrekking tot de impact van handel op de rechten van kinderen[2] tevens wordt gewezen op de gevaren van het internet en dat het bedrijfsleven kinderen en jongeren informatie moet verstrekken zodat zij de risico's daadwerkelijk kunnen beheersen en weten waar ze voor hulp terecht kunnen, en dat de aanbeveling wordt gedaan dat het bedrijfsleven met de ict-sector overlegt om passende maatregelen te ontwikkelen om kinderen te beschermen tegen gewelddadig en ongeschikt materiaal op internet;

G.     overwegende dat het benaderen van kinderen voor seksuele doeleinden en seksuele uitbuiting in het kader van het internet een bedreiging met specifieke kenmerken vormt, aangezien internet de gebruiker een ongekende anonimiteit biedt omdat hij zijn identiteit en persoonlijke kenmerken, zoals zijn leeftijd, kan verhullen;

H.     overwegende dat internet kinderen kan blootstellen aan specifieke risico's ten gevolge van verschijnselen als kinderpornografie, de uitwisseling van beelden met geweld, cybercriminaliteit, intimidatie, pesten, grooming, de mogelijkheid voor kinderen om toegang te krijgen tot goederen en diensten waarvoor wettelijke beperkingen gelden of die ongeschikt zijn voor hun leeftijd, en deze te kopen, blootstelling aan niet bij hun leeftijd passende, agressieve of misleidende reclame, zwendelpraktijken, identiteitsdiefstal, oplichterij en soortgelijke gevaren van financiële aard die tot traumatische ervaringen kunnen leiden;

I.      overwegende dat uitbuiting en seksuele exploitatie van kinderen op internet – zoals de proliferatie van materiaal in verband met seksuele uitbuiting van kinderen en cyberlokkerij – vanwege de internationale aard ervan nog steeds een groot probleem vormen voor de wethandhavingsautoriteiten, en dat het daarbij gaat om misdrijven als seksuele chantage, grooming, zelfgeproduceerd kinderpornografisch materiaal en live streaming, die bijzonder moeilijk te onderzoeken zijn vanwege de technologische innovaties waarmee de plegers, waaronder cyberlokkers, gemakkelijker en sneller toegang hebben tot materiaal;

J.      overwegende dat de door de lidstaten genomen maatregelen om illegale online inhoud te voorkomen, niet altijd doeltreffend zijn, met de juiste middelen gebeuren of volledig worden gehandhaafd, en onvermijdelijk leiden tot uiteenlopende benaderingen bij de bestrijding van schadelijke inhoud; overwegende dat er in de lidstaten onvoldoende middelen worden uitgetrokken voor voorlichtingsprogramma's voor kinderen en ouders om ervoor te zorgen dat kinderen veilig op het internet kunnen;

K.     overwegende dat de bescherming van minderjarigen in de digitale wereld op regelgevend niveau moet worden aangepakt door het inzetten van meer doeltreffende maatregelen, met inbegrip van aanvullende middelen, waarbij de desbetreffende instanties in de lidstaten de acties coördineren om kinderen die op internet gevaar lopen te beschermen, en waarbij ook meer middelen worden ingezet voor onderzoek en vervolging van daders;

1.      verzoekt de Commissie en de lidstaten uitvoering te geven aan deze resolutie en volledig uitvoering te geven aan artikel 12 van het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind, en rechtstreeks overleg te plegen met kinderen en jongeren en rekening te houden met hun standpunten;

2.      verzoekt de Commissie en de lidstaten de samenwerking tussen wetshandhavingsinstanties in en tussen de lidstaten te verbeteren, ten einde netwerken van kindermisbruikers doeltreffender te onderzoeken en te ontmantelen, en daarbij de rechten en veiligheid van de betrokken kinderen voorrang te geven; benadrukt dat bij al deze activiteiten de belangen van het kind de eerste overweging moeten zijn;

3.      benadrukt dat er in en tussen de lidstaten een allesomvattende aanpak moet komen om de rechten en de belangen van kinderen maximaal te beschermen en doeltreffende, consistente bescherming te garanderen, die onder meer bestaat uit misdaadbestrijding, cyberveiligheid, consumentenbescherming en grondrechten;

4.      erkent de verschillende rol, taken en verantwoordelijkheden van de overheid en de particuliere sector, onder meer met betrekking tot onderzoek, vervolging, het recht op privacy en gegevensbescherming; dringt aan op een doeltreffende samenwerking en, onder goed juridisch en justitieel toezicht en met inachtneming van wat wettelijk en noodzakelijk is in het belang van het kind en om kinderen te beschermen tegen seksueel misbruik op internet, uitwisseling van informatie tussen wetshandhavingsinstanties, andere relevante overheidsinstanties, gerechtelijke instanties en, waar wenselijk en noodzakelijk en met inachtneming van de wetgeving, de ict-sector, aanbieders van internetdiensten, de bankensector en niet-gouvernementele organisaties, inclusief kinder- en jeugdorganisaties, om ervoor te zorgen dat de bescherming en rechten van kinderen op internet worden gewaarborgd en dat kinderen wettelijk als kwetsbare personen worden beschouwd; verzoekt de Commissie het initiatief te nemen om alle lidstaten te vragen maatregelen te treffen om alle vormen van cyberlokken en -pesten te bestrijden;

5.      benadrukt dat maatregelen die de uitoefening van grondrechten op het internet beperken, noodzakelijk en evenredig moeten zijn, in overeenstemming met het recht van de lidstaten en van de EU en met inachtneming van de rechten van het kind uit hoofde van het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind; herinnert eraan dat illegale online-inhoud onmiddellijk van het internet moet worden verwijderd op basis van een deugdelijke rechtsgang; herinnert eraan dat de verwijdering van illegale online-inhoud, waarbij de ict-sector een bepaalde rol speelt, enkel mogelijk is met toestemming van de rechter; benadrukt dat het belangrijk is de beginselen van een eerlijke rechtsgang en de scheiding der machten te eerbiedigen;

6.      moedigt de lidstaten aan om nationale contactpunten in te richten en van de nodige middelen te voorzien, waar criminele en schadelijke inhoud en gedrag kunnen worden gemeld;

7.      herinnert eraan dat de lidstaten de nodige maatregelen moeten nemen en de nodige middelen moeten uittrekken om ervoor te zorgen dat personen die vrezen dat zij strafbare feiten in verband met seksueel misbruik en seksuele uitbuiting zouden kunnen plegen, in voorkomend geval toegang kunnen krijgen tot doeltreffende interventieprogramma's of -maatregelen die erop gericht zijn het risico te beoordelen en te voorkomen dat dergelijke strafbare feiten worden gepleegd;

8.      verzoekt de Commissie nader onderzoek te verrichten naar commerciële distributiemodellen in verborgen diensten, met inbegrip van monitoring van de criminele markten Deep Web en Darknet, om na te gaan of de verspreiding van commerciële seksuele uitbuiting van kinderen via internet een mogelijk gevolg is van de steeds grotere verschuiving van een traditioneel betalingssysteem naar een nieuwe, grotendeels ongereglementeerde digitale economie;

9.      verzoekt de Commissie en de lidstaten verder overleg te plegen met vertegenwoordigers van alternatieve betalingssystemen om na te gaan hoe beter kan worden samengewerkt met wetshandhavingsinstanties, onder meer een gezamenlijke opleiding om betalingsprocessen die gebruikt worden voor de commerciële distributie van materiaal dat kindermisbruik bevat, effectiever te identificeren;

10.    verzoekt de Commissie haar beoordeling bekend te maken van de mate waarin de lidstaten de nodige maatregelen hebben genomen om aan Richtlijn 2011/93/EU te voldoen, en haar verslag uiterlijk in juni 2015 aan het Europees Parlement voor te stellen;

11.    geeft zijn Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken de opdracht recente ontwikkelingen nader te beoordelen en te monitoren en een grondige analyse uit te voeren van het huidige beleidskader voor de bestrijding van kindermisbruik op internet, in de vorm van een uitvoeringsverslag over Richtlijn 2011/93/EU, en binnen een jaar aan de plenaire vergadering verslag uit te brengen.