ONTWERPRESOLUTIE over de prioriteiten van de EU voor de VN-Mensenrechtenraad (UNHRC) in 2015
4.3.2015 - (2015/2572(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement
Renate Weber, Marietje Schaake, Nathalie Griesbeck, Angelika Mlinar namens de ALDE-Fractie
Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B8-0228/2015
B8‑0228/2015
Resolutie van het Europees Parlement over de prioriteiten van de EU voor de VN-Mensenrechtenraad (UNHRC) in 2015
Het Europees Parlement,
– gezien de Universele Verklaring van de rechten van de mens en de mensenrechtenverdragen van de VN alsmede de facultatieve protocollen daarbij, waaronder het Verdrag inzake de rechten van het kind en het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen (CEDAW),
– gezien Resolutie 60/251 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, waarbij de VN-Mensenrechtenraad (UNHRC) is opgericht,
– gezien het Europees Verdrag betreffende de rechten van de mens, het Europees Sociaal Handvest en het Handvest van de grondrechten van de EU,
– gezien het strategisch kader en het actieplan voor mensenrechten en democratie van de EU van 25 juni 2012,
– gezien zijn eerdere resoluties over de UNHRC,
– gezien zijn eerdere resoluties over de schending van mensenrechten, inclusief zijn resoluties over dringende gevallen van mensenrechtenschendingen,
– gezien zijn resolutie van... over het jaarverslag over mensenrechten en democratie in de wereld in 2013 en het mensenrechtenbeleid van de Europese Unie ter zake[1],
– gezien de conclusies van de Raad Buitenlandse Zaken van 9 februari 2015 over de prioriteiten van de EU in mensenrechtenfora van de VN,
– gezien de artikelen 2, 3, lid 5, 18, 21, 27 en 47 van het Verdrag betreffende de Europese Unie,
– gezien de komende 28e zitting van de UNHRC die zal plaatsvinden van 2 t/m 27 maart 2015,
– gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de eerbiediging, bevordering en waarborging van het universele karakter van de mensenrechten een onderdeel is van het ethische en juridische acquis van de Europese Unie en een van de hoekstenen is van de Europese eenheid en integriteit,
B. overwegende dat iedere mens mensenrechten heeft, ongeacht zijn nationaliteit, ras, geslacht, etnische afkomst, godsdienst of enige andere status, en dat de eerbiediging van deze rechten verankerd is in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten en latere internationale verdragen, verklaringen en resoluties over de mensenrechten;
C. overwegende dat alle mensenrechten – ongeacht of het gaat om burgerrechten, politieke, economische, sociale of culturele rechten – ondeelbaar, onderling verbonden en van elkaar afhankelijk zijn en dat het ontnemen van een van deze rechten een rechtstreekse en negatieve impact heeft op de andere rechten;
D. overwegende dat het niet-eerbiedigen van mensenrechten en het ontbreken van legitieme democratische participatie tot instabiliteit, falende staten, humanitaire crises en gewapende conflicten leiden;
E. overwegende dat het optreden van de Unie in haar betrekkingen met derde landen gegrondvest is op artikel 21 van het Verdrag van Lissabon, dat het universele en ondeelbare karakter van mensenrechten en fundamentele vrijheden bekrachtigt en voorziet in eerbiediging van de menselijke waardigheid, de beginselen van gelijkheid en solidariteit en de beginselen van het VN-Handvest en het internationaal recht;
F. overwegende dat alle staten verplicht zijn de grondrechten van hun volkeren te eerbiedigen, de plicht hebben concrete maatregelen te treffen om de eerbiediging van deze rechten op nationaal niveau te vergemakkelijken, en op internationaal niveau moeten samenwerken om belemmeringen voor de verwezenlijking van de mensenrechten op elk terrein op te heffen;
G. overwegende dat de reguliere zittingen van de UNHRC, de benoeming van speciale rapporteurs, het universeel periodiek toetsingsmechanisme en de "speciale procedures", met behulp waarvan concrete situaties in landen of thematische kwesties worden aangepakt, bijdragen tot de bevordering en eerbiediging van de mensenrechten, de democratie en de beginselen van de rechtsstaat;
H. overwegende dat sommige van de huidige leden van de UNHRC helaas te boek staan als behorend tot degenen die de mensenrechten het meest met voeten treden en een slechte reputatie hebben als het gaat om het volgen van de speciale VN-procedures en de naleving van hun verslagleggingsverplichtingen ten aanzien van de VN-organen van het Mensenrechtenverdrag;
VN-Mensenrechtenraad
1. is tevreden over de prioriteiten van de EU voor de aanstaande 28e reguliere zitting van de UNHRC zoals geschetst in de conclusies van de Raad van 9 februari 2015;
2. spreekt zijn voldoening uit over de benoeming van ambassadeur Joachim Rücker tot voorzitter van de UNHRC voor 2015;
3. feliciteert Zeid Ra'ad Zeid Al-Hussein met zijn benoeming tot Hoge VN-Commissaris voor de mensenrechten (UNHCHR) en bevestigt diens inspanningen en mandaat ten volle te steunen;
4. is verheugd over de aanwezigheid van VV/HV Federica Mogherini bij de UNHRC-zitting op hoog niveau, aangezien dit het juiste signaal afgeeft wat betreft de grote betrokkenheid van de EU bij het multilaterale mensenrechtenstelsel;
5. is ingenomen met het jaarverslag van de UNHCHR aan de Algemene Vergadering van de VN over de periode december 2013-november 2014, en steunt de onafhankelijkheid en integriteit van het Bureau van de UNHCHR ten volle; benadrukt dat deze onafhankelijkheid moet worden verdedigd om te waarborgen dat de UNHCHR zijn taak op doeltreffende en onpartijdige wijze kan blijven uitvoeren; herhaalt dat de UNHCHR van voldoende financiële middelen moet worden voorzien;
6. herinnert eraan dat het Europees Parlement en zijn Subcommissie mensenrechten zich inzetten voor een sterk multilateraal mensenrechtenstelsel onder auspiciën van de VN, waaronder de Derde Commissie van de Algemene Vergadering, de Mensenrechtenraad en het Bureau van de Hoge Commissaris voor de rechten van de mens, en dat zij de werkzaamheden van aanverwante gespecialiseerde VN-organen, zoals de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) en de speciale procedures van de VN, steunen;
7. spoort de EDEO ertoe aan om, met name via de EU-delegaties in New York en Genève, de samenhang van het EU-optreden te vergroten door middel van tijdig en inhoudelijk overleg teneinde het standpunt van de EU unaniem uit te dragen; wijst er opnieuw op hoe belangrijk het is om de in New York en Genève uitgevoerde werkzaamheden in de context van de Algemene Vergadering van de VN, de Derde Commissie en de UNHRC in de interne en externe activiteiten van de EU op dit vlak te integreren teneinde de samenhang ervan te waarborgen;
8. is van mening dat de aanhoudende intimidatie en detentie van mensenrechtenactivisten en oppositieleden door een aantal landen van de UNHRC, zoals Algerije, China, Cuba, Ethiopië, Saudi-Arabië, Rusland, de Verenigde Arabische Emiraten, Gabon, Kazakhstan, Qatar en Vietnam, de geloofwaardigheid van de UNHRC aantast; herhaalt zijn standpunt dat de leden van de UNHRC moeten worden gekozen uit landen die de mensenrechten, de beginselen van de rechtsstaat en de democratie eerbiedigen en die overeengekomen zijn om de permanente uitnodigingen uit te breiden tot alle deskundigen in het kader van de speciale procedures, en verzoekt de lidstaten met klem de invoering aan te moedigen van prestatiecriteria voor de mensenrechten, die moeten gelden voor elk land dat zich kandidaat stelt voor UNHRC-lidmaatschap, en deze criteria vervolgens aan te nemen; verzoekt de lidstaten om transparante, open en competitieve procedures voor de verkiezing van UNHRC-leden aan te moedigen;
9. bekrachtigt zijn steun voor het mechanisme van universele periodieke toetsing (UPR) en zijn waardering voor de waardevolle resultaten hiervan, en roept de VN-leden op zich actief voor te bereiden op de toetsing, onder meer door het maatschappelijk middenveld hierbij te betrekken, zich tijdens de UPR-zitting in de interactieve dialoog te mengen, de UPR-aanbevelingen op te volgen en concrete maatregelen te treffen om nog beter aan hun mensenrechtenverplichtingen te voldoen;
10. blijft zich verzetten tegen blokstemming in de UNHRC; verzoekt de bij de UNHRC aangesloten landen met klem transparant te blijven in hun stemgedrag;
11. verzoekt de EU en haar lidstaten om de UPR-aanbevelingen in alle beleidsdialogen tussen de EU en de desbetreffende landen te laten meewegen met als doel om manieren te vinden waarmee landen bij de tenuitvoerlegging van de aanbevelingen kunnen worden ondersteund;
12. bekrachtigt zijn steun aan de speciale procedures en de onafhankelijke status van de mandaathouders, waardoor zij hun taak op volstrekt neutrale wijze kunnen uitvoeren, en roept alle staten op hun medewerking aan deze procedures te verlenen; spoort de lidstaten tevens aan om gevallen te melden van niet-meewerkende staten met mandaathouders voor speciale VN-procedures;
13. acht het van belang dat parlementaire delegaties naar de zittingen van de UNHRC en andere relevante zittingen van de Algemene Vergadering van de VN worden afgevaardigd;
14. betreurt het feit dat de mogelijkheden voor interactie tussen het maatschappelijk middenveld en de UNHRC voortdurend slinken en dat ngo's tijdens deze zittingen steeds minder gelegenheid krijgen om het woord te voeren; dringt er bij de EU en de UNHRC op aan te waarborgen dat vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld een zo groot mogelijke bijdrage kunnen leveren aan de 28e zitting van de UNHRC, alsook aan het proces van de universele periodieke toetsing en andere VN-mensenrechtenmechanismen, zonder dat de betrokken organisaties bij hun terugkeer naar eigen land hoeven te vrezen voor represailles;
Burgerrechten en politieke rechten
15. herhaalt dat vrijheid van meningsuiting niet alleen de hoeksteen vormt van elke vrije en democratische maatschappij, maar ook een grondrecht van elk individu is; staat zeer afkeurend tegenover de moord in januari 2015 in Frankrijk op twaalf personen, waaronder striptekenaars van de krant Charlie Hebdo, en op vier mensen in een Joodse supermarkt, alsmede de moord op een filmregisseur en een bewaker van een synagoge in Kopenhagen, door terroristen die het gemunt hebben op de vrijheid van meningsuiting en de godsdienstvrijheid;
16. veroordeelt het feit dat extremistische en jihadistische groeperingen in alle landen en met name in Syrië, Irak, Libië, Myanmar, Nigeria en Centraal-Afrika, onder het mom van religie de bevolking terroriseren door middel van aanslagen met vuurwapens, bomaanslagen, ontvoeringen en andere gewelddaden; is van oordeel dat in de strijd tegen het terrorisme maatregelen moeten worden genomen voor de aanpak van de onderliggende oorzaken, waaronder sociale uitsluiting, politieke marginalisering en ongelijkheid; dringt aan op meer inspanningen voor de bescherming van de rechten van personen die tot religieuze minderheden behoren;
17. spreekt zijn bezorgdheid uit over alle beperkingen van de vrijheid van vergadering en vereniging, waaronder het verbieden van maatschappelijke organisaties, agressief gebruik van wetgeving inzake smaad en andere restrictieve wetgeving, excessieve regels inzake registratie en verslaglegging en overdreven beperkende regels inzake buitenlandse financiering, en herhaalt dat de vrijheid van vereniging en vreedzame vergadering fundamentele elementen van de mensenrechten vormen;
18. roept alle regeringen op maatschappelijke organisaties en mensenrechtenactivisten te steunen en hen in staat te stellen zonder angst, repressie of intimidatie hun werk te doen en met de Mensenrechtenraad samen te werken in het kader van het UPR-mechanisme, alsmede te waarborgen dat landen die verantwoordelijk zijn voor represailles tegen mensenrechtenactivisten ter verantwoording worden geroepen, met name als represailles een fatale afloop hebben, zoals de dood in maart 2014 van de Chinese mensenrechtenactivist Cao Shunli, die geprobeerd had het vliegtuig te nemen om de zitting van de Mensenrechtenraad in september 2013 in Genève bij te wonen;
19. bevestigt andermaal zijn veroordeling van het gebruik van de doodstraf, en spreekt zijn krachtige steun uit voor een moratorium hierop, als stap in de richting van de afschaffing ervan;
20. herinnert aan het belang van de strijd tegen foltering en andere vormen van mishandeling en het feit dat de EU zich ertoe heeft verplicht deze kwestie tot prioriteit te verheffen, ook wat betreft kinderen, en het werk van de speciale VN-rapporteur te vergemakkelijken; verzoekt de EDEO, de Commissie en de EU-lidstaten blijk te geven van hun gemeenschappelijke inzet voor de uitroeiing van foltering en de ondersteuning van slachtoffers, met name door te blijven c.q. te gaan bijdragen aan het vrijwillige VN‑fonds voor de slachtoffers van foltering en het speciale fonds dat krachtens het facultatieve protocol bij het Verdrag tegen foltering is ingesteld;
21. spreekt zijn bezorgdheid uit over de voortdurende en wijdverspreide discriminatie van migranten, waaronder asielzoekers en vluchtelingen, en de schendingen van hun rechten; verzoekt de EU en de lidstaten de werkzaamheden van de speciale VN-rapporteur voor de mensenrechten van migranten en de tenuitvoerlegging van zijn aanbevelingen te steunen; verzoekt de regeringen de mensenrechten alsook de daaraan inherente waardigheid van migranten te eerbiedigen, een einde te maken aan willekeurige arrestaties en opsluitingen, en, teneinde excessieve detentie van illegale migranten tegen te gaan, de duur van gevangenhouding indien nodig te herzien en gebruik te maken van alternatieven voor opsluiting; verzoekt de regeringen onder alle omstandigheden het beginsel van non-refoulement na te leven en hun internationale wettelijke verplichtingen met betrekking tot de uitzetting van migranten volledig na te komen; verzoekt staten, indien zij dat nog niet hebben gedaan, systemen en procedures in te voeren waarmee hun verplichtingen op het vlak van het internationaal humanitair recht in al hun programma's en door alle instanties op het gebied van migratie volledig worden nagekomen;
22. steunt het meest recente verslag en de conclusies van de speciale UNHRC-rapporteur voor hedendaagse vormen van racisme, rassendiscriminatie, vreemdelingenhaat en daaraan gerelateerde intolerantie; verzoekt de EU en haar lidstaten de aanbevelingen van de speciale rapporteur op te nemen in hun interne beleid ter bestrijding van de verspreiding van rassenhaat, etnische haat en vreemdelingenhaat en het aanzetten tot geweld op internet en via de sociale media, door passende wetgevingsmaatregelen te nemen en daarbij de andere grondrechten, zoals de vrijheid van meningsuiting, ten volle te eerbiedigen;
23. onderkent dat de snelle ontwikkeling van informatie- en communicatietechnologieën wereldwijd veranderingen teweeg heeft gebracht voor het klimaat waarin de vrijheid van meningsuiting wordt uitgeoefend en zowel aanzienlijke voor- als nadelen heeft opgeleverd; is in dit verband verheugd over het feit dat de Raad in mei 2014 de EU-richtsnoeren voor de vrijheid van meningsuiting online en offline heeft goedgekeurd, en veroordeelt alle beperkingen van digitale communicatie, met inbegrip van maatregelen die gericht zijn tegen spelers in het maatschappelijk middenveld; herhaalt dat bijzondere aandacht moet uitgaan naar de rechten van journalisten en bloggers;
24. spoort de UNHRC ertoe aan het debat over de bescherming van de persoonlijke levenssfeer voort te zetten en met het oog daarop een speciale VN-rapporteur te benoemen voor het recht op privacy, met name in het kader van de digitale communicatie;
Sociale en economische rechten
25. constateert dat met de VN-ontwikkelingsagenda voor de periode na 2015 voor de Millenniumontwikkelingsdoelstellingen uitbanning van de armoede in uiterlijk 2030 wordt nagestreefd middels een holistische aanpak van de economische, sociale en milieuproblematiek; is ingenomen met het syntheseverslag van de secretaris-generaal van de VN in aanloop naar de buitengewone VN-top over de agenda met doelstellingen voor duurzame ontwikkeling na 2015; steunt de oproepen van de VN-secretaris-generaal voor een op de behoeften en rechten van mensen toegespitste aanpak om een einde te maken aan armoede;
26. acht het van belang dat de toenemende en extreme ongelijkheid wordt aangepakt om de armoede in het algemeen te bestrijden en de sociale en economische rechten in het bijzonder te bevorderen door de toegang tot voedsel, water, onderwijs, gezondheidszorg en passende huisvesting te vergemakkelijken; benadrukt in deze context dat landroof een steeds groter probleem wordt dat moet worden aangepakt;
27. is van mening dat corruptie, belastingontduiking, wanbeheer van openbare goederen en gebrek aan verantwoordingsplicht bijdragen tot de schending van de rechten van burgers, aangezien hierdoor niet de hoognodige investeringen kunnen worden gedaan in openbare diensten zoals onderwijs, basisgezondheidszorg en andere sociale infrastructuur, en aldus de spiraal van armoede in stand wordt gehouden; herinnert eraan dat regeringen er krachtens het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten toe verplicht zijn de rechten van hun burgers te eerbiedigen door voldoende middelen beschikbaar te stellen; benadrukt in dit verband dat bijzondere aandacht dient te worden besteed aan de bescherming van mensenrechtenactivisten die actief zijn op het vlak van economische, sociale en culturele rechten;
28. bekrachtigt zijn steun voor de benoeming van een speciale VN-rapporteur voor financiële criminaliteit, corruptie en mensenrechten;
Bedrijfsleven en mensenrechten
29. pleit ervoor dat de VN-richtsnoeren inzake bedrijven en mensenrechten zowel binnen als buiten de EU op doeltreffende wijze en op grote schaal worden overgenomen en ten uitvoer worden gelegd; verzoekt alle belanghebbenden actief deel te nemen aan de 11e zitting van de werkgroep van de VN over de mensenrechtenproblematiek in het kader van transnationale ondernemingen en andere bedrijven, en steun te verlenen aan de inspanningen om hun beleid aan te passen aan de OESO-richtsnoeren voor multinationale ondernemingen en aan de VN-richtsnoeren inzake het bedrijfsleven en mensenrechten; herhaalt zijn verzoek aan de Commissie om vóór eind 2015 verslag uit te brengen over de tenuitvoerlegging van de VN-richtsnoeren inzake het bedrijfsleven en mensenrechten door de EU-lidstaten;
30. verzoekt de EU en haar lidstaten deel te nemen aan het komende debat over een juridisch bindend internationaal instrument voor het bedrijfsleven en mensenrechten in het kader van de VN;
Vrouwenrechten
31. verzoekt de EU actief deel te nemen aan de 59e zitting van de Commissie voor de positie van de vrouw, en weerstand te blijven bieden aan alle pogingen tot ondermijning van het VN-actieplatform van Beijing, dat zal worden herzien ter gelegenheid van het feit dat de Vierde Wereldvrouwenconferentie 20 jaar geleden plaatsvond, onder meer voor wat betreft de toegang tot onderwijs en gezondheidszorg als fundamentele mensenrechten, en seksuele en reproductieve rechten;
32. laat zich kritisch uit over het feit dat ondanks de tot dusverre geboekte vooruitgang bij de totstandbrenging van gendergelijkheid en de versterking van de positie van de vrouw, in veel landen discriminerende wetgeving blijft bestaan, met name op he gebied van het gezin en eigendomsverwerving; merkt op dat vrouwen nog steeds in grote mate ondervertegenwoordigd zijn in besluitvormingsfuncties en dat geweld jegens vrouwen nog steeds veelvuldig voorkomt en de toegang tot de rechter beperkt blijft, ondanks het aantal vrouwen dat dagelijks omkomt als gevolg van huiselijk geweld; toont zich uitermate bezorgd over het feit dat in sommige landen zelfs sprake is van achteruitgang, met name op het gebied van seksuele en reproductieve rechten;
33. is sterk gekant tegen het gebruik van seksueel geweld tegen vrouwen als oorlogstactiek, waaronder misdrijven als massaverkrachtingen, seksuele slavernij, gedwongen prostitutie, genderspecifieke misdrijven zoals genitale verminking, mensenhandel, uithuwelijking op jonge leeftijd en gedwongen huwelijken, eerwraak en alle andere vormen van seksueel geweld van vergelijkbare ernst; verzoekt de EU en al haar lidstaten opnieuw om het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld te ondertekenen en te ratificeren;
34. herinnert tevens aan de toezegging van de EU om mensenrechten en genderaspecten te integreren in missies in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid, overeenkomstig de op dit punt cruciale Resoluties 1325 en 1820 van de VN-Veiligheidsraad betreffende vrouwen, vrede en veiligheid; herhaalt in dit verband zijn verzoek aan de EU en haar lidstaten om in het proces van de totstandbrenging van duurzame verzoening de systematische deelname van vrouwen als een essentieel onderdeel van vredesprocessen te ondersteunen en om te erkennen dat er genderperspectieven moeten worden aangebracht in conflictpreventie, vredeshandhaving, humanitaire hulpverlening, wederopbouw na conflicten en democratische overgangsprocessen;
Rechten van het kind
35. uit zijn bezorgdheid over het feit dat er, hoewel er sinds de aanneming van het Verdrag inzake de rechten van het kind in 1989 vooruitgang is geboekt, ten minste 58 miljoen kinderen, en met name meisjes, kinderen uit arme gezinnen, kinderen met een handicap en kinderen in conflictgebieden, niet naar school gaan en veel kinderen nog steeds aan ziektes lijden die gemakkelijk voorkomen kunnen worden, terwijl andere kinderen kinderarbeid verrichten;
36. roept alle staten op zich ertoe te verbinden de ergste vormen van kinderarbeid, zoals gedefinieerd in artikel 3 van IAO-verdrag nr. 182, uit te bannen, waaronder kinderslavernij, kinderhandel, kinderprostitutie en gevaarlijk werk dat de lichamelijke en geestelijke gezondheid van het kind schaadt;
37. herinnert eraan dat het een van de voornaamste overheidsplichten is om alle kinderen onderwijs te bieden door voor betere kansen te zorgen, adequate instellingen op te richten en de structurele oorzaken van grote belemmeringen voor algemeen basisonderwijs aan te pakken, zoals het percentage vroegtijdige schoolverlaters, dat in het algemeen basisonderwijs een groot struikelblok blijft;
38. wenst dat voldoende financiering wordt uitgetrokken voor demobilisatie- en reïntegratieprogramma's voor kinderen die betrokken waren bij gewapende conflicten en voor voormalige kindsoldaten; wijst opnieuw op zijn volledige steun voor de campagne "Kinderen, geen soldaten", zoals aangegeven tijdens de hoorzitting over hetzelfde thema in de Subcommissie mensenrechten op 3 december 2014; is ingenomen met de jaarverslagen van de speciale vertegenwoordiger van de VN voor kinderen in gewapende conflicten en de speciale vertegenwoordiger van de VN voor geweld jegens kinderen alsook met het verslag van de speciale rapporteur voor kinderhandel, kinderprostitutie en kinderpornografie;
Rechten van LGBTI
39. maakt zich ernstige zorgen over de recente toename van het aantal discriminerende wetten en praktijken en gewelddaden tegen personen op grond van hun seksuele gerichtheid en genderidentiteit; vindt dat de situatie van LGBTI op de voet moet worden gevolgd, onder andere in Nigeria en Gambia, waar onlangs ingevoerde anti-LGBTI-wetten een bedreiging vormen voor het leven van seksuele minderheden; toont zich uitermate verontrust over "anti-propagandawetten" waarmee de vrijheid van meningsuiting en vergadering wordt ingeperkt, zoals die in Rusland en Litouwen al ten uitvoer zijn gelegd en nog in behandeling zijn bij het Kirgizische parlement; is ingenomen met de UNHRC-resolutie over de bestrijding van geweld en discriminatie op grond van seksuele gerichtheid en genderidentiteit van 26 september 2014; vindt het betreurenswaardig dat de UNHRC op 26 juni 2014 een resolutie heeft aangenomen over de bescherming van het gezin waarmee mogelijk het beginsel van universele en ondeelbare mensenrechten wordt ondermijnd; bekrachtigt zijn steun aan de niet-aflatende werkzaamheden van het UNHRC om de vrije uitoefening van alle mensenrechten door LGBTI te bevorderen en te beschermen, voornamelijk met behulp van verklaringen, verslagen en de "vrij & gelijk"-campagne; spoort de UNHRC aan zijn strijd tegen discriminerende wetten en praktijken voort te zetten;
Klimaatverandering en mensenrechten
40. benadrukt dat de gevolgen van klimaatverandering voor kwetsbare groepen en personen groot zijn, vooral in lage-inkomenslanden, landen met een kust en laaggelegen eilandstaten die de economische middelen ontberen om zich aan te passen aan ingrijpende ecologische veranderingen;
41. is ingenomen met het feit dat de UNHRC inziet dat ecologische veranderingen de bestaanszekerheid van bevolkingen in het gedrang brengen en de verwezenlijking van fundamentele, internationaal erkende mensenrechten in de weg staan; verzoekt de staten die partij zijn bij de UNHRC met klem om op de conferentie over klimaatverandering van 2015 in Parijs dringende en ambitieuze matigings- en aanpassingsmaatregelen te nemen;
42. stelt verontrust vast dat vooral inheemse volkeren getroffen worden door klimaatgerelateerde incidenten; wijst er in dit verband op dat de meeste inheemse volkeren onder de armoedegrens leven en nauwelijks of geen toegang hebben tot vertegenwoordiging, politieke besluitvorming of de rechter;
43. verzoekt de Commissie en de EDEO actief deel te nemen aan het debat over de term "klimaatvluchteling", met inbegrip van de mogelijke definitie in het internationale recht of in enige juridisch bindende internationale overeenkomst;
De strijd tegen straffeloosheid en het Internationaal Strafhof (ICC)
44. herhaalt zijn volledige steun voor de werkzaamheden van het ICC die erop gericht zijn een einde te maken aan de straffeloosheid ten aanzien van plegers van de ernstigste misdrijven die de internationale gemeenschap met zorg vervullen, en gerechtigheid te bieden aan slachtoffers van oorlogsmisdaden, misdrijven tegen de menselijkheid en genocide; blijft alert op pogingen om de legitimiteit of de onafhankelijkheid van het ICC te ondermijnen; spoort de EU en haar lidstaten aan om samen te werken met het Hof en het sterke diplomatieke, politieke en financiële steun te bieden, waaronder in de VN; dringt er bij de EU, haar lidstaten en de speciale vertegenwoordigers van de EU op aan om het ICC, de handhaving van zijn besluiten en de strijd tegen straffeloosheid met betrekking tot schendingen van het Statuut van Rome, actief te steunen;
Inheemse bevolkingsgroepen
45. roept alle belanghebbenden op de herziening van het mandaat van het deskundigenmechanisme inzake de rechten van inheemse volken te steunen, in overeenstemming met het slotdocument van de Wereldconferentie over inheemse volkeren (Resolutie 69/2 van de Algemene Vergadering van de VN), om de tenuitvoerlegging van de Verklaring inzake de rechten van inheemse volkeren te controleren, te evalueren en te verbeteren; dringt er bij de lidstaten op aan te verzoeken dat alle houders van mandaten voor speciale VN-procedures bijzondere aandacht besteden aan problemen waarmee inheemse vrouwen en meisjes kampen, en hierover stelselmatig verslag uitbrengen aan de UNHRC; dringt er bij de EDEO en de lidstaten op aan de ontwikkeling van het op het hele bestel gerichte actieplan inzake inheemse volken actief te steunen, waar de Algemene Vergadering van de VN in haar resolutie van september 2014 om heeft verzocht, in het bijzonder wat betreft de organisatie van regelmatige raadplegingen van inheemse volken als onderdeel van dit proces;
Internationale cultuur- en sportevenementen en mensenrechten
46. laat zich kritisch uit over het feit dat autoritaire staten steeds vaker immense sport- of culturele evenementen organiseren om hun internationale legitimiteit een zetje te geven, terwijl ze de kritiek vanuit hun eigen land steeds verder aan banden leggen; verzoekt de EU en haar lidstaten dit probleem te berde te brengen, onder andere bij de UNHRC, en met nationale sportfederaties, het bedrijfsleven en organisaties uit het maatschappelijk middenveld te spreken over de praktische details van hun deelname aan dergelijke evenementen, bijvoorbeeld de eerste Europese Spelen in Baku in 2015 en het door FIFA georganiseerde WK in Rusland in 2018;
Drones
47. herhaalt zijn oproep voor het opstellen van een gemeenschappelijk standpunt van de EU over het gebruik van gewapende drones, waarin het grootste belang wordt gehecht aan de eerbiediging van de mensenrechten en het internationaal humanitair recht, en waarin kwesties zoals het rechtskader, evenredigheid, verantwoording en de bescherming van burgers en transparantie aan bod komen; dringt er nogmaals bij de EU op aan om een verbod uit te vaardigen op de ontwikkeling, de productie en het gebruik van volledig autonome wapens waarmee aanvallen zonder menselijke tussenkomst kunnen worden uitgevoerd; verzoekt de EU zich achter inspanningen op regionaal en internationaal niveau te scharen om de praktijk van buitengerechtelijke en gerichte executies te verwerpen en te verbieden, en juridische maatregelen te nemen als een persoon of entiteit in verband kan worden gebracht met een onrechtmatige, gerichte moord in het buitenland; staat erop dat mensenrechten deel uitmaken van alle dialogen over terrrorismebestrijding met derde landen;
Prioriteiten van de EU inzake landenspecifieke kwesties
Oekraïne
48. veroordeelt het agressieve en expansionistische beleid van Rusland sterk, aangezien het een bedreiging vormt voor de eenheid en de onafhankelijkheid van Oekraïne en een mogelijke bedreiging van de wereldvrede; veroordeelt terroristische daden door en crimineel gedrag van de separatisten en andere illegale strijdkrachten in het oosten van Oekraïne; veroordeelt de grootschalige mensenrechtenschendingen door alle partijen in het conflict, en staat volledig achter de VN-missie voor toezicht op de mensenrechten en de speciale waarnemingsmissie van de OVSE in Oekraïne; veroordeelt de illegale annexatie van de Krim door Rusland, en blijft verontrust over de discriminatie en wijdverbreide mensenrechtenschendingen ten aanzien van de plaatselijke bevolking in deze regio, en met name de Krim-Tataren; verzoekt de EU-lidstaten hun steun te verlenen aan alle mogelijke inspanningen op VN‑niveau om straffeloosheid tegen te gaan en onpartijdige onderzoeken in te stellen naar de gewelddadige gebeurtenissen en mensenrechtenschendingen in verband met de Maidan-betogingen, de annexatie van de Krim en het gewapende conflict in de oostelijke gebieden;
Syrië
49. toont zich uiterst bezorgd over de kwetsbare veiligheidssituatie en de humanitaire crisis als gevolg van het geweld dat het Assad-regime, IS en andere militaire groeperingen tegen burgers hebben gebruikt; is zeer verontrust over de stelselmatige schendingen van de mensenrechten en het internationaal humanitair recht in Syrië, aangezien dit kan leiden tot oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid; dringt er bij alle partijen op aan het geldende internationale humanitaire recht na te leven om burgers te beschermen, hun mensenrechten te eerbiedigen en tegemoet te komen aan hun basisbehoeften, en pleit voor de onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating van alle personen die lukraak gevangen genomen of ontvoerd zijn vanwege de uitoefening van hun mensenrechten of andere vreedzame politieke activiteiten;
Irak
50. drukt zijn grote bezorgdheid uit over de onstabiele veiligheidssituatie en de humanitaire crisis in Irak; stelt vast dat de mensenrechtensituatie verslechtert nu IS/Da'esch en andere militaire groeperingen zich schuldig maken aan ontvoeringen, massaexecuties en de vervolging van etnische en religieuze minderheden in Irak;
Azerbeidzjan
51. toont zich zeer verontrust over het politieoptreden tegen verdedigers van mensenrechten, journalisten en activisten in Azerbeidzjan; constateert dat de regering van Azerbeidzjan steeds slechter presteert op het vlak van vrijheid van meningsuiting, aangezien tientallen politieke activisten zijn gearresteerd en belangrijke journalisten gevangen zijn genomen;
Turkije
52. toont zich verontrust over de verslechterende mensenrechtensituatie in Turkije, aangezien de onafhankelijkheid van de rechtspraak en de scheiding van de macht stelselmatig worden aangetast; tekent ernstig bezwaar aan tegen het feit dat de regering zich hardmaakt voor een nieuwe veiligheidswet waarmee de politiebevoegdheden aanzienlijk worden uitgebreid; stelt vast dat de vrijheid van meningsuiting en vrijheid van de media onder druk staan, met uitzonderlijk hoge belastingen voor mediaorganisaties, de trend om belangrijke redacteuren en journalisten te ontslaan en de tendens richting zelfcensuur in Turkije; onderstreept dat de regering hervormingen van de rechterlijke macht in Turkije moet steunen om de rechtsstaat en de eerbiediging van democratische waarden en fundamentele vrijheid te versterken;
Democratische Volksrepubliek Korea (DVK)
53. is ingenomen met de geplande verlenging van het mandaat van de speciale rapporteur voor de mensenrechtensituatie in de Democratische Volksrepubliek Korea (DVK); is daarnaast ingenomen met de resolutie van de Algemene Vergadering van de VN waarin de VN-Veiligheidsraad ertoe wordt aangespoord gepaste maatregelen te nemen om de verantwoordingsplicht te waarborgen, onder meer door te overwegen om de situatie in de DVK door te verwijzen naar het Internationaal Strafhof;
Iran
54. is ingenomen met de resolutie van de UNHRC van maart 2014 over de mensenrechtensituatie in de Islamitische Republiek Iran en met de verlenging van het mandaat van de speciale rapporteur van de VN, en roept Iran ertoe op de speciale rapporteur toegang te verlenen tot het land, omdat Iran hiermee kan aantonen bereid te zijn het gesprek over de mensenrechten aan te gaan; veroordeelt opnieuw de toepassing van de doodstraf en het grote aantal terechtstellingen zonder correcte rechtspraak of een eerlijk proces in Iran; sluit zich aan bij de gezamenlijke verklaring van de houders van mandaten voor de speciale VN-procedures van augustus 2014 waarin zij de golf van arrestaties en veroordelingen van vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld in Iran afkeuren; verzoekt de EU en de UNHRC de mensenrechtensituatie van nabij te blijven volgen en ervoor te zorgen dat mensenrechten een belangrijke prioriteit blijven in alle contacten met de Iraanse regering;
Myanmar/Birma
55. steunt het verslag van de speciale rapporteur van de VN voor de 69e zitting van de Algemene Vergadering van de VN over de mensenrechtensituatie in Myanmar, waarin wordt onderkend dat er vorderingen zijn gemaakt, maar er wel op wordt gewezen dat er op bepaalde terreinen nog altijd grote problemen bestaan; verzoekt de regering van Myanmar mensenrechten en rechten van minderheden op te nemen in het institutionele en rechtskader van het land en in alle beleidsdomeinen, en de vrijheid van meningsuiting en vergadering te eerbiedigen opdat de burgers hun standpunten over het beleid van de regering vrijuit kenbaar kunnen maken, zonder bang te hoeven zijn, geïntimideerd te worden of lastiggevallen te worden;
Belarus
56. maakt zich ernstige zorgen over de aanhoudende mensenrechtenschendingen in Belarus; spreekt zijn afkeuring uit over de drie terechtstellingen die in 2014 hebben plaatsgevonden, de intimidatie van mensenrechtenactivisten, de vervolging van onafhankelijke journalisten, de censuur op alle internetcommunicatie en de restrictieve wetgeving betreffende niet-gouvernementele organisaties; pleit voor de verlenging van het mandaat van de speciale rapporteur van de VN, en roept de regering van Belarus ertoe op om de houders van mandaten voor speciale VN-procedures en de speciale rapporteur onbeperkt toegang tot het land te verlenen;
Bahrein
57. blijft bezorgd over het politieoptreden tegen oppositieleiders, spelers uit het maatschappelijk middenveld en activisten in Bahrein en de situatie van mensenrechtenactivisten en politieke tegenstanders in het land; verzoekt de autoriteiten in Bahrein een constructieve en inclusieve dialoog aan te gaan met als doel echte verzoening en de eerbiediging van de mensenrechten van alle gemeenschappen in Bahrein; verlangt de onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating van alle gewetensgevangenen, journalisten, mensenrechtenactivisten en vreedzame demonstranten, en steunt de gezamenlijke verklaring van de houders van mandaten voor de speciale VN-procedures van 4 februari 2015 betreffende de arrestatie van een belangrijke politieke tegenstander en de beëindiging van de daaropvolgende demonstraties; verzoekt de EU-lidstaten en de andere leden van de UNHRC om de mensenrechtensituatie in Bahrein op de voet te blijven volgen en hierbij met name te letten op de tenuitvoerlegging van de toezeggingen die Bahrein tijdens de universele periodieke toetsing heeft gedaan alsmede van de aanbevelingen van de Bahreinse onafhankelijke onderzoekscommissie, waarop positief is gereageerd door de koning van Bahrein;
Egypte
58. spreekt zijn voldoening uit over het verloop van de universele periodieke toetsing voor Egypte in november 2014 en verwacht dat de UPR tijdens de volgende zitting van de UNHRC zal worden goedgekeurd; dringt bij Egypte aan op onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating van alle activisten en mensenrechtenverdedigers, alsmede van de personen die gevangen worden gehouden omdat zij op vreedzame wijze gebruik hebben gemaakt van hun vrijheid van meningsuiting, vergadering en vereniging; eist tevens dat de Egyptische regering wetgeving aanneemt die aansluit bij de internationale normen, het in de Egyptische grondwet vastgelegde recht op vereniging en het recht om financiering te ontvangen en te verstrekken waarborgt, en dat zij de wet op protestdemonstraties van november 2013 intrekt en een nieuwe wet aanneemt die de vrijheid van vergadering vrijwaart; verzoekt de Egyptische regering met klem een gerechtelijk onderzoek in te stellen naar de identiteit van de opdrachtgevers en uitvoerders van buitengerechtelijke executies bij de onderdrukking van de overwegend vreedzame demonstraties die sinds 3 juli 2013 hebben plaatsgevonden, waaronder de ontruiming van het Rabaa- en Nahda-plein op 14 augustus 2013, waarbij ten minste 1 000 demonstranten om het leven kwamen;
Mali
59. is ingenomen met het werk van de onafhankelijke VN-deskundige inzake de mensenrechtensituatie in Mali, en roept de UNHRC op zijn mandaat te verlengen; is ingenomen met de vooruitgang die de regering van Mali heeft geboekt bij het herstellen van de rechterlijke macht in bepaalde delen van het land en bij het onderzoek naar de foltering van en de moord op 21 elitesoldaten in 2012, alsmede met de oprichting van de Commissie voor waarheid, gerechtigheid en verzoening; blijft bezorgd over de verslechtering van de veiligheidssituatie en het aanhoudend inzetten en rekruteren van kindsoldaten, en roept de regering van Mali ertoe op te onderzoeken wie er binnen alle strijdende partijen verantwoordelijk waren voor oorlogsmisdaden tijdens het gewapende conflict in 2012-2013 en hen ter verantwoording te roepen, en ervoor te zorgen dat in eventuele toekomstige vredesovereenkomsten wordt opgeroepen tot verantwoordingsplicht, versterking van de waarheidscommissie en doorlichting van leden van de veiligheidstroepen;
Zuid-Sudan
60. dringt er bij de Afrikaanse Unie op aan het rapport van haar onderzoekscommissie naar de mensenrechtenschendingen en gevallen van misbruik die alle betrokken partijen in Zuid-Soedan hebben begaan, openbaar te maken, om er op die manier voor te zorgen dat vervolging van degenen die zich sinds het begin van het conflict aan dergelijke schendingen schuldig hebben gemaakt, dichterbij komt;
Sri Lanka
61. neemt kennis van de toezeggingen van de onlangs gekozen regering van Sri Lanka en roept haar op concrete stappen te zetten op het gebied van verantwoordingsplicht, met inbegrip van gedegen onderzoek en vervolging alsmede andere stappen om het algemenere probleem van straffeloosheid en mensenrechtenschendingen aan te pakken, en volledige medewerking te verlenen aan het Bureau van de Hoge Commissaris voor de mensenrechten en diens internationale onderzoek in Sri Lanka
62. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de voorzitter van de 69e Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, de voorzitter van de VN-Mensenrechtenraad en de Hoge VN-commissaris voor de mensenrechten.
- [1] Aangenomen teksten, P7_TA(2015).