Ontwerpresolutie - B8-0372/2015Ontwerpresolutie
B8-0372/2015

ONTWERPRESOLUTIE over de herdenking van de fabrieksbranden in Bangladesh en de voortgang bij het Duurzaamheidspact Bangladesh

27.4.2015 - (2015/2589(RSP))

naar aanleiding van een verklaring van de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement

Fernando Ruas, Tokia Saïfi, Daniel Caspary, Franck Proust, Davor Ivo Stier, Milan Zver, Ivo Belet, Lara Comi, Thomas Mann, Dubravka Šuica, József Nagy, Claude Rolin, Alessandra Mussolini, Barbara Matera, Raffaele Fitto, Giovanni Toti, Elisabetta Gardini, Ivana Maletić, Andrej Plenković namens de PPE-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B8-0363/2015

Procedure : 2015/2589(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B8-0372/2015
Ingediende teksten :
B8-0372/2015
Debatten :
Aangenomen teksten :

B8‑0372/2015

Resolutie van het Europees Parlement over de herdenking van de fabrieksbranden in Bangladesh en de voortgang bij het Duurzaamheidspact Bangladesh

(2015/2589(RSP))

Het Europees Parlement,

–       gezien de samenwerkingsovereenkomst tussen de EG en Bangladesh van 2001,

–       gezien zijn eerdere resoluties over Bangladesh, met name die van 23 mei 2013[1],

–       gezien de herziene richtsnoeren van de OESO voor multinationale ondernemingen van 2011,

–       gezien de VN-richtsnoeren inzake bedrijfsleven en mensenrechten,

–       gezien de verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) over fundamentele beginselen en rechten op het werk,

–       gezien het Mondiaal Pact van de VN inzake mensenrechten, arbeid, milieu en corruptiebestrijding,

–       gezien het Duurzaamheidspact ter continuele verbetering van de arbeidsrechten en de veiligheid in fabrieken van confectiekleding en breigoederen in Bangladesh,

–       gezien de Verklaring van Johannesburg van de VN over duurzame consumptie en productie ter bevordering van sociale en economische ontwikkeling,

–       gezien de VN-richtsnoeren inzake het bedrijfsleven en mensenrechten, waarin voor zowel regeringen als bedrijven een kader wordt vastgelegd om mensenrechten te beschermen en in acht te nemen en dat in juni 2011 werd goedgekeurd door de Mensenrechtenraad,

–       gezien het Duurzaamheidspact ter continuele verbetering van de arbeidsrechten en de veiligheid in fabrieken van confectiekleding en breigoederen in Bangladesh,

–       gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,

A.     overwegende dat op 24 april 2013 1 134 mensen zijn omgekomen en duizenden anderen gewond zijn geraakt toen in Savar in Bangladesh het Rana Plaza-gebouw instortte;

B.     overwegende dat er bij de brand in een fabriek van Tazreen Fashion in Ashulia, een buitenwijk van Dhaka (Bangladesh), op 24 november 2012 minstens 112 mensen om het leven zijn gekomen;

C.     overwegende dat ten minste zes mensen zijn omgekomen en meer dan 60 mensen gewond zijn geraakt toen onlangs in Bangladesh het dak van een onafgebouwde cementfabriek instortte en overwegende dat er tussen 2006 en 2013 talloze andere mensen zijn omgekomen bij andere fabrieksbranden;

D.     overwegende dat de EU de belangrijkste handelspartner is van Bangladesh, met een uitvoer die 10% vertegenwoordigt van het bbp van het land, en dat 90% van deze uitvoer bestaat uit confectiekleding, wat neerkomt op 60% van de totale uitvoer aan confectiekleding van Bangladesh, en overwegende dat deze uitvoer zorgt voor 2,5 miljoen banen in het land;

E.     overwegende dat Bangladesh als een van de minst ontwikkelde landen in aanmerking komt voor accijnsvrije en quotavrije toegang tot de EU-markt voor al zijn producten die onder het "alles behalve wapens"-initiatief vallen, wat voor 55% van de export van Bangladesh geldt, die voor het grootste deel uit kleding en textiel bestaat;

F.     overwegende dat de confectiekledingsector een sterke drijvende kracht is voor economische groei in Bangladesh, en er de afgelopen twee decennia toe heeft bijgedragen dat de armoede werd teruggedrongen van 60% tot 30% van de bevolking, en overwegende dat deze sector werk biedt aan 4 miljoen personen, waarvan ongeveer 80% vrouwen;

G.     overwegende dat meer dan 5 000 nabestaanden van de slachtoffers en de overlevenden van de Rana Plaza-ramp nog slechts 40% van de hun toekomende schadevergoeding hebben ontvangen en dat er weliswaar afspraken bestaan over de uitbetaling van nog eens 30% van hun totale claims, maar dat de eindbetaling niet kan plaatsvinden omdat er 9 miljoen US-dollar te weinig is;

H.     overwegende dat het Parlement in zijn resolutie van 18 september 2014[2] betreurde dat de vrijwillige compensatieregeling via het donortrustfonds zijn doel niet heeft bereikt en opmerkte dat een verplicht mechanisme voordeliger zou zijn geweest voor de overlevenden en de families van de slachtoffers;

I.      overwegende dat de IAO het nationale initiatief van de regering van Bangladesh steunt om structureel brand- en elektriciteitsveiligheidsinspecties uit te voeren in zo'n 1 800 confectiefabrieken, die in vele gevallen verbouwde winkels of woonhuizen zijn;

J.      overwegende dat in het kader van de Overeenkomst inzake gebouwen- en brandveiligheid in Bangladesh en door de Alliantie voor de veiligheid van werknemers in Bangladesh inspecties zijn verricht in de 1 687 fabrieken waar de aangesloten bedrijven producten betrekken;

K.     overwegende dat er ernstige tekortkomingen zijn met betrekking tot transparantie en traceerbaarheid doorheen de mondiale bevoorradingsketens, en dat fatsoenlijk werk in deze bevoorradingsketens hoog op de agenda van de IAO-Conferentie van 2016 zal staan;

L.     overwegende dat het initiatief van de Commissie om een Duurzaamheidspact te lanceren een belangrijk rol gespeeld heeft bij de verbetering van de arbeidsomstandigheden voor werknemers in kledingfabrieken in Bangladesh, maar dat er meer vooruitgang moet worden geboekt bij de uitvoering ervan;

1.      herdenkt de slachtoffers van de branden in het Rana Plaza en Tazreen, en betreurt ten diepste het verlies van menselijke levens; benadrukt dat deze sterfgevallen vermeden hadden kunnen worden middels andere en betere regelingen inzake veiligheid op het werk;

2.      roept de verantwoordelijke internationale merken, de regering van Bangladesh en de vertegenwoordigers van de industrie in Bangladesh op tijdig de overeengekomen en verschuldigde compensatie voor de overlevenden en de families van de slachtoffers die zijn omgekomen in de voornoemde rampen volledig uit te betalen;

3.      verzoekt de Commissie internationale textielbedrijven die in de EU gevestigd zijn aan te moedigen bij te dragen tot het donortrustfonds;

4.      is ingenomen met het EU-initiatief in het kader waarvan de regering van Bangladesh, de EU, de VS en de IAO (de partners bij het pact) samengekomen zijn om te zorgen voor een nieuwe start op het vlak van gezondheid en veiligheid op de werkplek, arbeidsomstandigheden, eerbied voor arbeidsrechten en de bevordering van verantwoord ondernemersgedrag in de confectiekledingsector in Bangladesh;

5.      benadrukt dat de partners bij het pact de verbeteringen op het vlak van de eerbiediging van arbeidsrechten, gezondheid en veiligheid op het werk en verantwoord ondernemersgedrag sinds de lancering van het pact hebben erkend in het kader van het verslag betreffende de beoordeling van de uitvoering en de vooruitgang van 20 oktober 2014;

6.      erkent dat deze verbeteringen slechts een begin vormen gelet op het feit dat er een aantal gebieden is waarop bijkomende maatregelen moeten worden genomen om de in het pact omschreven acties volledig ten uitvoer te leggen, en met name met betrekking tot de eerbiediging van de arbeidsrechten, arbeidsinspecties, fatsoenlijke lonen, de structurele integriteit van gebouwen, veiligheid en gezondheid op het werk en verantwoord ondernemersgedrag;

7.      roept de partners bij het pact op deze specifieke kwesties aan te pakken en toezicht te houden op de tenuitvoerlegging van de in het pact opgenomen verplichtingen en de verwezenlijking van de acties die in samenwerking met de donoren en belanghebbenden zijn gedefinieerd;

8.      is er ten stelligste van overtuigd dat alle bedrijven die actief zijn in de kledingsector in Bangladesh de arbeidsnormen moeten eerbiedigen doorheen hun hele aanleveringsketen, in overeenstemming met de internationaal overeengekomen beginselen van maatschappelijk verantwoord ondernemerschap en na overleg met vertegenwoordigers van de werknemers;

9.      is ingenomen met de belangrijke toezeggingen van de regering van Bangladesh, gevolgd door concrete maatregelen, in respons op deze tragedies, en in het bijzonder de aanwerving van 153 arbeidsinspecteurs, het opwaarderen van het directoraat arbeidsinspectie, de verhoging van het minimumloon voor werknemers in de confectiekledingsector, de goedkeuring van de in 2013 herziene Bengalese Arbeidswet met het oog op de versterking van de rechten van werknemers, en de maatregelen met betrekking tot een permanent verzekeringsstelsel voor arbeidsongevallen;

10.    is ingenomen met het initiatief van de Commissie om een initiatief te lanceren inzake verantwoorde toeleveringsketens in de kledingsector in het kader van het Europees Jaar voor ontwikkeling 2015, waarbij alle relevante belanghebbenden zullen worden betrokken;

11.    roept de regering van Bangladesh op deze hervormingen ten volle toe te passen en correct uit te voeren en te blijven werken aan verdere hervormingen van het arbeidsstelsel om ervoor te zorgen dat vooruitgang wordt geboekt op de overige terreinen waar dit wordt verwacht; staat erop dat de IAO-verdragen nr. 87 en 98 volledig moeten worden nageleefd en dat deze verdragen van toepassing moeten zijn op alle werknemers, met inbegrip van de werknemers in exportproductiezones, waar vakbonden nog steeds verboden zijn en waarvan geweten is dat de arbeidsomstandigheden en de normen inzake gezondheid en veiligheid er ten zeerste te wensen overlaten;

12.    roept de Bengalese regering op corruptie te bestrijden, aangezien corruptie de doeltreffendheid van veel wetgevingsinitiatieven inzake veiligheid op de werkplek in het land zou kunnen ondermijnen;

13.    hoopt dat dit belangrijke initiatief uit juli 2013 kan worden aangenomen en uitgebreid naar andere landen in de wereld en andere sectoren, om zo verdere tragedies te voorkomen en de veiligheid op de werkplek te verhogen; roept de Commissie in deze context op de mogelijkheid te verkennen om gelijkaardige initiatieven op te starten met onze belangrijke handelspartners, in het kader waarvan de IAO, bedrijfstakken en regeringen samen kunnen werken om de veiligheid op de werkplek en de algemene arbeidsomstandigheden te verbeteren;

14.    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Europese Dienst voor extern optreden, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de VN-Mensenrechtenraad, en de regering en het parlement van Bangladesh.