ONTWERPRESOLUTIE over het verslag van de buitengewone Europese Raad van 23 april 2015 - De recente tragedies in de Middellandse Zee en het migratie- en asielbeleid van de EU
27.4.2015 - (2015/2660(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement
Ska Keller, Judith Sargentini, Bodil Ceballos, Eva Joly, Jean Lambert, Barbara Lochbihler, Davor Škrlec, Ulrike Lunacek, Josep-Maria Terricabras, Ernest Urtasun namens de Verts/ALE-Fractie
Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B8-0367/2015
B8‑0378/2015
Resolutie van het Europees Parlement over het verslag van de buitengewone Europese Raad van 23 april 2015 - De recente tragedies in de Middellandse Zee en het migratie- en asielbeleid van de EU
Het Europees Parlement,
– gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,
– gezien het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden,
– gezien de Universele Verklaring van de rechten van de mens van 1948,
– gezien het Verdrag van Genève van 1951 en de aanvullende protocollen hierbij,
– gezien zijn resolutie van 9 oktober 2013 over maatregelen van de EU en de lidstaten om met de vluchtelingenstroom als gevolg van het conflict in Syrië om te gaan[1],
– gezien zijn resolutie van 23 oktober 2013 over migratiestromen over de Middellandse Zee, in het bijzonder in het licht van de tragische gebeurtenissen bij Lampedusa,
– gezien zijn resolutie van 17 december 2014 over de situatie in het Middellandse Zeegebied en de noodzaak van een holistische EU-aanpak van migratie [2],
– gezien het 10-puntenplan dat door de Commissie is voorgesteld in de aanloop naar de buitengewone bijeenkomst van de Europese Raad van 23 april 2015,
– gezien de verklaring die is goedgekeurd na de buitengewone bijeenkomst van de Europese Raad van 23 april 2015,
– gezien het initiatief van de UNHCR voor het centrale Middellandse Zeegebied en de voorstellen van de UNHCR voor de aanpak van de huidige en toekomstige aankomst van asielzoekers, vluchtelingen en migranten in Europa,
– gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de verdrinkingsdood van meer dan 800 mensen de ergste ramp is in de Middellandse Zee sedert de Tweede Wereldoorlog en overwegende dat ten minste 1500 migranten zijn gestorven sedert het begin van 2015 en dat er nog veel meer vermisten zijn;
B. overwegende dat ten minste 30.000 mensen op zee zijn gestorven in de laatste twintig jaar en dat dit erop wijst dat een drastisch andere aanpak nodig is, dat al het mogelijke moet worden gedaan om het leven te redden van mensen die met de verdrinkingsdood worden bedreigd, en dat de lidstaten hun internationale verplichtingen inzake redding op zee moeten nakomen;
C. overwegende dat de patrouille-, reddings- en surveillance-operatie "Mare Nostrum", die door Italië is gelanceerd om de humanitaire reddingsacties in de Middellandse Zee te verbeteren, over een periode van 364 dagen 150.810 migranten heeft gered; overwegende dat andere lidstaten evenwel niet bereid waren om de Italiaanse reddingsinspanningen te steunen; overwegende dat de Italiaanse regering bijgevolg een eind heeft gemaakt aan de "Mare Nostrum"-actie;
D. overwegende dat de gezamenlijke, door FRONTEX gecoördineerde operatie Triton op 1 november 2014 volledig operationeel is geworden; overwegende dat Triton slechts een derde bestrijkt van het geografische toepassingsgebied van Mare Nostrum; overwegende dat het operationeel gebied van Triton slechts 30 zeemijl voor de Italiaanse kust bestrijkt, terwijl Mare Nostrum opereerde op volle zee, veel dichter bij de Libische kust; overwegende dat de meeste vluchtelingenboten dichtbij de Libische kust in moeilijkheden geraken; overwegende dat FRONTEX de opdracht heeft grenscontroles uit te voeren en illegale migratie te voorkomen, en dat het agentschap daarom niet proactief zoek- en reddingsoperaties kan ondernemen, maar dit alleen kan doen als secundaire taak wanneer een schip of vaartuig in moeilijkheden is; erkennende evenwel dat Triton-fondsen zijn gebruikt voor zoek- en reddingsoperaties, gecoördineerd door het Italiaanse coördinatiecentrum voor zoek- en reddingsoperaties;
E. overwegende dat voor mensen die bescherming nodig hebben de mogelijkheden om legaal de EU binnen te komen, zeer beperkt zijn; overwegende dat naar schatting 90% van de asielzoekers in feite illegaal de EU binnenkomen; overwegende dat het aantal aan Syrische onderdanen afgeleverde Schengenvisa drastisch verminderd is in de loop van de oorlog in Syrië, van 30.000 in 2010 tot bijna geen enkel in 2013; overwegende dat in de EU zeer weinig gebruik wordt gemaakt van humanitaire visa en dat slechts de helft van alle lidstaten een of andere vorm van humanitair visum hebben, dat alleen in uitzonderlijke omstandigheden wordt afgeleverd; overwegende dat het Parlement in het algemeen voorstander is van het gebruik van regelingen voor beschermde toegang; overwegende dat het Parlement in zijn resolutie van 2 april 2014 over de tussentijdse evaluatie van het programma van Stockholm met name de lidstaten heeft verzocht gebruik te maken van de huidige bepalingen van de visumcode en de Schengengrenscode die de afgifte van visa op humanitaire gronden mogelijk maken[3];
F. overwegende dat de buurlanden van Syria volgens de schattingen van de UNCHR ongeveer 3,9 miljoen Syrische vluchtelingen hebben opgevangen; overwegende dat de lidstaten van de EU slechts 37.000 Syrische vluchtelingen hebben opgenomen via het hervestigingsprogramma van de UNHCR, terwijl deze aandringt op de hervestiging van 10% van de Syrische vluchtelingen (370.000) en dringend uitkijkt naar ten minste 130.000 hervestigingsplaatsen voor vluchtelingen die bijzondere bescherming behoeven; overwegende dat bijna de helft van de lidstaten (13) tot dusver nog niet één enkele vluchteling hebben hervestigd;
G. overwegende dat de EU en haar lidstaten effectief de criminele en gevaarlijke mensensmokkel in de kaart speelt door afsluitingen te bouwen en de buitengrenzen steeds meer af te sluiten tegen illegale migratie, zonder mogelijkheden van legale toegang te bieden;
H. overwegende dat de lidstaten hebben aangedrongen op een versterking van de politieke samenwerking met de Afrikaanse partnerlanden op alle niveaus om de oorzaken van illegale migratie aan te pakken en de mensensmokkel en -handel te bestrijden; overwegende dat de ministers van Binnenlandse Zaken van Frankrijk, Duitsland en Spanje en ook de Commissie in de marge van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ) van 12 maart 2015, een voorstel hebben besproken van de Italiaanse minister van Binnenlandse Zaken, Angelino Alfano, om de zoek- en reddingsoperaties en de controle van de zeegrenzen van de EU uit te besteden aan landen zoals Egypte of Tunesië, die dan de geredde migranten naar hun kusten zouden brengen; overwegende dat dit voorstel een "echt afschrikkend effect" moet hebben, zodat minder migranten hun leven in de waagschaal leggen om de kusten van Europa te bereiken; overwegende dat de ministers van Binnenlandse Zaken zich ook hebben beraden over de mogelijkheden om vluchtelingenkampen in Noord-Afrika op te richten en in deze kampen asielaanvragen te verwerken;
I. overwegende dat volgens de cijfers van Eurostat slechts vijf lidstaten drie kwart van alle vluchtelingen in de EU opnemen en overwegende dat landen zoals Italië, Griekenland en Malta aan de grenzen van hun opvangcapaciteit zitten;
1. roept met hoogdringendheid en in het licht van het stijgende aantal doden aan de zee- en landsgrenzen van de EU, op tot een radicale verschuiving in de prioriteiten van het asielbeleid van de EU om verdere doden te vermijden, veilige en legale toegang tot de EU te geven aan personen die bescherming zoeken, het recht van spontane asielaanvragen aan de buitengrenzen van de EU te waarborgen en de solidariteit en de gedeelde verantwoordelijkheid voor asielzoekers in de Unie te versterken;
2. is ontgoocheld over de resultaten van de buitengewone bijeenkomst over migratie van de Europese Raad van 23 april 2015 en betreurt ten zeerste dat de staatshoofden en regeringsleiders het niet eens zijn geworden over maatregelen om de dieperliggende oorzaken van de crisis in het Middellandse Zeegebied effectief aan te pakken en verdere rampen te voordkomen;
3. neemt kennis van de oproep om de Triton-operatie van de EU te versterken door haar fondsen voor 2015 en 2016 te verdrievoudigen, waardoor schepen die inzetbaar zijn voor zoek- en reddingsoperaties nadrukkelijker aanwezig kunnen zijn in de Middellandse Zee; vraagt dat dit extra aantal schepen alleen wordt gebruikt voor zoek- en reddingsoperaties om levens te redden; herinnert evenwel aan het beperkte mandaat van FRONTEX betreffende de voorrang van grenscontroles op zoek- en reddingsoperaties en vindt het zeer jammer dat de lidstaten het niet eens zijn geworden over een uitbreiding van het operationeel gebied van Triton naar de gebieden waar de meeste vluchtelingenboten effectief in moeilijkheden geraken; verzoekt de lidstaten dan ook dringend het operationeel plan van Triton in die zin te wijzigen dat het werkingsgebied zich uitstrekt tot de volle zee en ook zoek- en reddingsoperaties omvat;
4. dringt aan op een krachtige en permanente humanitaire reddingsoperatie van Europa die zoals Mare Nostrum opereert in volle zee en waarvoor alle lidstaten financieel en met apparatuur en middelen bijdragen; dringt er bij de EU op aan dat zij een dergelijke operatie meefinanciert en waarschuwt de Raad en de Commissie dat het Parlement tegen de begroting 2016 zou kunnen stemmen indien er geen middelen worden uitgetrokken voor zoek- en reddingsoperaties;
5. betreurt het dat er geen substantiële voorstellen zijn gedaan in de verklaring van de Europese Raad om te zorgen voor veilige en legale toegang tot de EU voor asielzoekers en migranten;
6. dringt er bij de lidstaten op aan zich te onthouden van het blokkeren van sterke gemeenschappelijke regels in de huidige onderhandelingen over de Visumcode; vraagt de lidstaten dat zij ten volle gebruik maken van de bestaande mogelijkheden voor de afgifte van humanitaire visa in hun ambassades en consulaire posten, zodat personen die bescherming behoeven de EU kunnen binnenkomen op een veilige manier, op een ferryboot of met het vliegtuig, in plaats van hun leven in de waagschaal te leggen op een onzeewaardige smokkelboot;
7. vraagt een onmiddellijke vrijstelling van de visumplicht voor Syrische vluchtelingen; vraagt de lidstaten en de Commissie dat zij ernstig overwegen de richtlijn tijdelijke bescherming toe te passen; merkt op dat indien de EU deze richtlijn zou inroepen in verband met Syrië, aan alle Syriërs een verblijfsvergunning zou kunnen worden gegeven voor de gehele duur van de beschermingsperiode, waardoor zij een werkvergunning zouden krijgen en toegang tot huisvesting en medische verzorging; onderstreept dat een dergelijk mechanisme ook lidstaten zou kunnen aansporen tot het hervestigen van personen uit andere lidstaten waar de opvangcapaciteit aan haar grenzen zit; herinnert eraan dat het Parlement al in 2013 heeft aangedrongen op de toepassing van de richtlijn tijdelijke bescherming om de Syrische crisis aan te pakken;
8. verwelkomt het geplande proefproject voor hervestiging binnen de EU (in aanvulling op hervestiging door de afzonderlijke lidstaten); vindt het echter jammer dat er sprake is van een hervestiging van slechts 5000 Syrische vluchtelingen, een weinig ambitieus streefcijfer;herinnert eraan dat de UNHRC op zoek is naar 130.000 hervestigingsplaatsen; spoort de lidstaten met klem aan hervestigingsplaatsen beschikbaar te maken, in het bijzonder de lidstaten die tot nu toe helemaal niet hebben deelgenomen aan de hervestiging; verzoekt de Commissie een voorstel in te dienen voor een Europees hervestigingsprogramma met bindende verplichtingen voor de lidstaten om vluchtelingen op te nemen overeenkomstig een eerlijke verdeelsleutel waarbij rekening wordt gehouden met de omvang van de bevolking en economische indicatoren, alsook het aantal reeds opgenomen vluchtelingen;
9. vraagt de lidstaten dat zij ten volle gebruik maken van verdere mogelijkheden om te zorgen voor veilige en legale toegang tot de EU, zoals verruimde gezinshereniging, particuliere sponsoringprogramma's en studie- en arbeidsmigratieregelingen, zodat mensen die internationale bescherming behoeven veilig in Europa kunnen geraken zonder dat zij een beroep moeten doen op criminele smokkelaars en gevaarlijke illegale grensoverschrijdingen en zeereizen moeten ondernemen;
10. verzoekt de lidstaten voorrang te geven aan veilige en legale toegang voor vluchtelingen en migranten en niet langer EU-fondsen te gebruiken voor migratiebeperkende maatregelen zoals het bouwen van afsluitingen en detentiecentra voor dit doel;
11. is diep bezorgd over de manier waarop de Europese Raad wil samenwerken met derde landen om illegale migratie naar Europa te voorkomen;
12. verzoekt de Commissie en de lidstaten onmiddellijk een eind te maken aan de samenwerking inzake het voorkomen van illegale migratie en verbetering van grenscontroles met derde landen , zoals met Eritrea en Egypte, die vluchtelingen in feite overleveren, en alle financiële steun aan deze regimes op te schorten in het licht van verslagen van de VN en ngo's over mensenrechtenschendingen; vraagt dat het proces van Khartoem wordt vervangen door een proces dat gebaseerd is op de volledige eerbiediging van de mensenrechten en dat gericht is op het verbeteren van de levensomstandigheden teneinde de dieperliggende oorzaken van migratie aan te pakken;
13. dringt bij de Commissie aan op een herziening van alle beleidsmaatregelen die externe effecten hebben, zoals handel, visserij en landbouw, om de structurele oorzaken van de migratiestromen naar Europa aan te pakken overeenkomstig artikel 208 van het VWEU;
14. verwerpt de voorstellen van de lidstaten om Europese asielcentra op te richten in derde landen en Noord-Afrikaanse landen te betrekken bij de Europese zoek- en reddingsoperaties met het doel vluchtelingen te onderscheppen en naar de Afrikaanse kusten terug te sturen; vraagt in dit verband dat de Commissie aan het Parlement een evaluatie voorlegt van de overeenstemming van deze voorstellen met het internationaal recht, met name het verdrag van Genève, en ook van eventuele andere praktische en juridische obstakels voor de uitvoering van deze voorstellen;
15. verwerpt het idee dat de Europese Raad heeft geopperd om civiele en militaire operaties in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB) te verbinden aan het migratiebeleid; verwerpt ook het idee om onmiddellijk een GVDB-operatie te lanceren met het doel militair geweld in te zetten tegen vaartuigen die door smokkelaars worden gebruikt; verzoekt ook de Europese raad en de vicevoorzitter/hoge vertegenwoordiger als eerste stap een politiek concept voor te leggen met onder meer een verduidelijking van de manier waarop moet worden gewaarborgd dat de nationale wetgeving van de Noord-Afrikaanse landen en het Europees en internationaal recht en de Europese en internationale normen worden nageleefd, zodat het VN-Handvest ten volle wordt gerespecteerd en vermeden wordt dat het leven van burgers in gevaar is of schade wordt toegebracht aan kustinfrastructuur;
16. verwerpt eveneens het plan om bewaking en toezicht op de landsgrenzen in Tunesië, Egypte, Sudan, Mali en Niger te verbinden aan lopende GVDB-missies, aangezien de meeste van deze kleine missies een zeer specifieke opdracht hebben met de nadruk op het verbeteren van de veiligheid in onstabiele landen en het bijdragen aan de inspanningen voor vredesopbouw van Afrikaanse en internationale organisaties zoals de AU en de VN; meent dat de EU voorrang moet geven aan het oplossen van conflicten die tot migratiestromen leiden, in plaats van zich te concentreren op afschrikking en de beheersing van gevolgen;
17. benadrukt dat de EU, in overeenstemming met het Verdrag van Lissabon en met name artikel 43, gebruik zou kunnen maken van de marinecapaciteit van de lidstaten in het kader van het GVDB om zich harder in te spannen voor humanitaire en reddingstaken in de Middellandse zee;
18. vraagt de hoge vertegenwoordiger gebruik te maken van alle beschikbare instrumenten van de diplomatie en buitenlandse betrekkingen voor het aanpakken van de dieperliggende oorzaken van politieke crisissen en gewapende conflicten waardoor miljoenen mensen hun huis moeten achterlaten;
19. stelt vast dat de lidstaten vragen snel op te treden voor het bestrijden van smokkel overeenkomstig het internationaal recht; vraagt de lidstaten evenwel zich in deze context te concentreren op de strijd tegen smokkel door middel van samenwerking met EUROPOL, FRONTEX, het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO) en EUROJUST; herinnert eraan dat de bestrijding van smokkel maar doeltreffend kan worden uitgevoerd indien gezorgd wordt voor veilige en legale toegang, waardoor hun criminele en brutale handel wordt drooggelegd;
20. dringt bij de EU en de lidstaten aan op de wijziging of herziening van alle wetgeving die personen die bijstand verlenen aan migranten in nood op zee, strafbaar stelt; vraagt de Commissie Richtlijn 2002/90/EG van de Raad te herzien, waarin sancties zijn vastgelegd voor hulp bij illegale binnenkomst, illegale doortocht en illegaal verblijf, teneinde te verduidelijken dat het verstrekken van humanitaire bijstand aan migranten in nood op zee moet worden toegejuicht, en geen daad is die ooit tot enige vorm van sanctie zou kunnen leiden;
21. vindt het jammer dat de Europese Raad het niet eens is geworden over een programma voor de overbrenging van vluchtelingen uit lidstaten die aan de grens zitten van hun opvangcapaciteit, zoals Italië, Griekenland of Malta, naar andere lidstaten die minder zijn blootgesteld aan de aankomst van vluchtelingen en migranten; veroordeelt de terughoudendheid van vele lidstaten om de verantwoordelijkheden te delen door vluchtelingen uit andere delen van de EU te hervestigen, en dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan een ambitieus voorstel in dit verband in te dienen dat gebaseerd is op de letter en de geest van artikelen 33 en 36 van de Dublinverordening;
22. neemt kennis van de geplande herziening van de werking van de Dublinverordening in 2016 en van de aankondiging van de commissaris voor Migratie en Binnenlandse Zaken dat het Dublinsysteem al dit jaar zal worden herzien; verzoekt de Commissie op zoek te gaan naar alternatieven voor het huidige Dublinsysteem die eerlijker zijn zowel voor de lidstaten als voor de asielzoekers; meent dat een systeem waarin asielzoekers asiel kunnen aanvragen in een lidstaat waar zij reeds familie- of gemeenschapsbanden of betere werkvooruitzichten hebben, hun vooruitzichten voor integratie aanzienlijk zou verbeteren; bovendien zouden met een dergelijk systeem de onregelmatige secundaire migratiestromen aanzienlijk verkleinen en zou het ook veel minder nodig zijn dwangmaatregelen te nemen, zoals de detentie van asielzoekers met het doel hen terug te brengen naar de verantwoordelijke lidstaat; stelt ook voor een verdeelsleutel te gebruiken om te zorgen voor een eerlijke verdeling van de fondsen tussen de lidstaten en om asielzoekers toe te wijzen die geen uitgesproken redenen hebben om een lidstaat boven een andere te verkiezen; vraagt voorts aan de Commissie dat zij voorstellen doet waardoor de wederzijdse erkenning van gunstige visumbesluiten en de overdracht van de internationale beschermingsstatus binnen de EU mogelijk worden;
23. vraagt de lidstaten, althans nu, om efficiënt gebruik te maken van het volledige potentieel van de Dublinverordening om solidariteit aan de dag te leggen, onder meer de clausules inzake gezinshereniging en niet-begeleide minderjarigen en de discretionaire clausule;
24. verwelkomt de oproep voor een snelle en volledige omzetting en effectieve uitvoering van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel door alle deelnemende lidstaten;
25. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de voorzitter van de Europese Raad, de voorzitter van de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de voorzitters van de parlementen van de lidstaten.
- [1] Aangenomen teksten, P7_TA(2013)0414.
- [2] Aangenomen teksten, P7_TA(2014)0105.
- [3] Aangenomen teksten, P7_TA(2014)0276.