ONTWERPRESOLUTIE over de vernieling van cultureel erfgoed door ISIS/Da’esh
27.4.2015 - (2015/2649(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 128, lid 5, van het Reglement
Andrew Lewer, Charles Tannock, Ryszard Antoni Legutko, Ryszard Czarnecki, Tomasz Piotr Poręba, Geoffrey Van Orden, Angel Dzhambazki, David Campbell Bannerman, Branislav Škripek, Jana Žitňanská, Beatrix von Storch namens de ECR-Fractie
B8‑0389/2015
Resolutie van het Europees Parlement over de vernieling van cultureel erfgoed door ISIS/Da’esh
Het Europees Parlement,
– gezien de conclusies van de Raad van 16 maart 2015,
– gezien resoluties 2170 (2014) en 2199 (2015) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties,
– gezien de verklaring van 27 februari 2015 van de voorzitter van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, Liu Jieyi, over de vernieling van religieuze en cultuurgoederen door ISIS/Da’esh,
– gezien de verklaring van de voorzitter van het Werelderfgoedcomité van Unesco, Maria Böhmer, van 9 maart 2015 en de verklaring van de directeur-generaal van Unesco, Irina Bokova, van 13 april 2015 over de vernieling van cultureel erfgoed door ISIS/ Da'esh,
– gezien artikel 167 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG) nr. 116/2009 van de Raad betreffende de uitvoer van cultuurgoederen,
– gezien de gezamenlijke mededeling van de vv/hv en de Europese Commissie over de regionale strategie van de EU voor Syrië en Irak en de dreiging die uitgaat van Da'esh,
– gezien de VN-Verklaring inzake de uitbanning van alle vormen van intolerantie en discriminatie op grond van religie en overtuiging van 1981,
– gezien de richtsnoeren van de EU tot bevordering en bescherming van de vrijheid van godsdienst en overtuiging,
– gezien het VN-Verdrag inzake de bescherming van culturele goederen in geval van een gewapend conflict, het Verdrag ter bestrijding van de illegale handel in culturele goederen, het Verdrag inzake de bescherming van het immaterieel cultureel erfgoed en de Overeenkomst inzake de bescherming van het cultureel en natuurlijk erfgoed van de wereld,
– gezien het Unidroit-Verdrag van 1995 inzake de internationale terugkeer van gestolen en onrechtmatig uitgevoerde cultuurgoederen,
– gezien artikel 8, lid 2, letter b, onder ix) van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof,
– gezien zijn eerdere resoluties over de situatie in Irak en Syrië en de dreiging die uitgaat van ISIS/Da'esh,
– gezien de campagne #Unite4Heritage van de Verenigde Naties,
– gezien de vragen aan de Raad en de Commissie over de vernieling van cultuurgoederen door ISIS/Da’esh (O-000031/2015 – B8‑0115/2015 en O‑000032/2015 – B8‑0116/2015),
– gezien artikel 128, lid 5, en artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat er in de gebieden die in handen zijn van ISIS/Da'esh op grote schaal zeer waardevolle kunstvoorwerpen en historische plaatsen worden geplunderd of vernield; overwegende dat enkele van deze plaatsen die het hiervan het doelwit zijn geworden op de Werelderfgoedlijst van Unesco staan;
B. overwegende dat de acties van ISIS/Da'esh-troepen een bruut einde dreigen te maken aan millennia van co-existentie in het Midden-Oosten en beschouwd kunnen worden als een voorbeeld van "culturele zuivering", die een gevaar vormt voor het cultureel en religieus erfgoed in deze regio en in andere delen van de wereld;
C. overwegende dat de opmars van ISIS/Da'esh-troepen in Irak en Syrië heeft geleid tot de verdrijving van duizenden christenen en personen van andere religieuze en etnische minderheden van het land van hun voorvaderen; overwegende dat er ook berichten zijn over gedwongen bekeringen;
D. overwegende dat de gedwongen uitzetting van leden van een religieuze of etnische groepering en vernieling van culturele en religieuze plaatsen en voorwerpen beschouwd kunnen worden als oorlogsmisdrijven en/of misdaden tegen de menselijkheid;
E. overwegende dat ISIS/Da'esh historische, culturele en religieuze voorwerpen plundert en verkoopt om inkomsten te genereren die kunnen worden ingezet om strijders te rekruteren en nog meer terroristische daden te begaan;
F. overwegende dat er, ondanks internationale en Europese regelgeving die de import van cultuurgoederen uit Syrië en Irak verbiedt, met de hulp van georganiseerde criminele netwerken nog altijd grote hoeveelheden gestolen voorwerpen illegaal naar Europa vervoerd worden;
G. overwegende dat de strijd tegen illegale handel in culturele en religieuze voorwerpen geen specifieke bevoegdheid van de Europese Unie is; overwegende dat samenwerking tussen de lidstaten en derde landen, met gebruikmaking van de bestaande nationale en internationale wetgeving, buitengewoon belangrijk is om deze vorm van handel te kunnen aanpakken;
H. overwegende dat duurzame vrede en stabiliteit in de regio cruciaal is om religieuze, historische en culturele plaatsen tegen verdere vernieling en plundering te beschermen en ervoor te zorgen dat het historisch erfgoed in stand blijft;
I. overwegende dat de Europese Unie heeft voorgesteld 1 miljard EUR beschikbaar te stellen voor een substantiële collectieve respons met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de regionale strategie van de EU voor Syrië en Irak, alsmede op de dreiging van ISI/Da'esh;
J. overwegende dat grote internationale culturele organisaties samen met de Syrische interimregering een taskforce hebben opgezet ter bescherming van het cultureel erfgoed, om de Syriërs te helpen vernietiging van hun erfgoed te voorkomen;
K. overwegende dat de burgeroorlog in Syrië ook heeft geleid tot de vernietiging van een aantal van de belangrijkste kunstwerken, gebouwen en monumenten van de wereld, en een groot gevaar betekent voor het cultureel en religies erfgoed in de regio;
1. is van oordeel dat cultuur en erfgoed mensen met elkaar kunnen verzoenen, kunnen bijdragen aan wederzijds begrip en tolerantie en een zeer belangrijke factor zijn in de bevordering van vrede;
2. is het eens met het standpunt van Unesco dat cultureel erfgoed een belangrijke component is van de culturele identiteit van gemeenschappen, groepen en individuen, en van sociale cohesie, en dat de opzettelijke vernieling ervan negatieve gevolgen heeft voor de menselijke waardigheid en de mensenrechten;
3. betreurt de plundering en vernieling van historische religieuze en culturele plaatsen in Syrië en Irak door ISIS/Da'esh-strijders en andere extremistische groeperingen;
4. vindt dat dergelijke daden van culturele zuivering een opzettelijke en systematische poging zijn van extremisten om de rijke cultuur, geschiedenis en tradities van de regio uit te wissen en onder meer een einde te maken aan de eeuwenoude co-existentie van religieuze en minderheidsgroeperingen; is voorts van mening dat dergelijke daden pogingen om te komen tot duurzame vrede en veiligheid in de regio ondermijnen;
5. beseft dat de plundering en vernietiging van historische plaatsen en voorwerpen geen nieuw fenomeen is, maar geeft desondanks uiting aan zijn ernstige bezorgdheid over de daden van de extremisten van ISIS/Da'esh en de gevolgen daarvan voor de regio, de bevolking en de cultuur;
6. uit zijn bezorgdheid over de toename van de illegale handel in culturele en religieuze voorwerpen, afkomstig van de gebieden in Irak en Syrië die gecontroleerd worden door ISIS/Da'esh; dringt er bij de internationale gemeenschap op aan om onder auspiciën van Unesco samen te werken om een einde te maken aan de handel in deze producten en ervoor te zorgen dat het erfgoed van de regio behouden blijft;
7. accepteert dat de invoer van goederen, alsmede douane en accijnzen en daarmee verband houdende wetgeving, onder de bevoegdheid van de afzonderlijke lidstaten en derde landen vallen, maar spreekt desondanks zijn bezorgdheid uit over het feit dat de wetgeving ter preventie van invoer en verkoop van gestolen voorwerpen in een aantal landen volstrekt ontoereikend is om een antwoord te bieden op deze crisis;
8. dringt er bij de Raad op aan een gezamenlijk actieplan goed te keuren om een eind te maken aan de illegale handel in culturele eigendommen afkomstig van het grondgebied van Syrië en Irak, zodat de opbrengsten van de verkoop niet kunnen worden gebruikt als financieringsbron voor terreurdaden;
9. steunt de doelstellingen van de verschillende verdragen van de Verenigde Naties en internationale verdragen ter bescherming van cultureel en religieus erfgoed;
10. dringt aan op een doeltreffende tenuitvoerlegging van Resolutie 2199 van de VN-Veiligheidsraad en de goedkeuring van juridisch bindende maatregelen ter voorkoming van illegale handel in antiquiteiten en culturele voorwerpen uit Irak en Syrië;
11. pleit voor een doeltreffender gebruik van de database voor gestolen kunst van Interpol, om de illegale handel in culturele goederen aan te pakken; spreekt zijn waardering uit voor de inspanningen van nationale politiekorpsen in de strijd tegen deze vorm van criminaliteit, zoals de inspanningen van de afdeling kunst en antiek van de Metropolitan Police Service in het Verenigd Koninkrijk;
12. is van mening dat betere informatie-uitwisseling en meer coördinatie tussen de wetshandhavingsautoriteiten in de lidstaten en derde landen zeer nuttig kunnen zijn voor de opsporing en vervolging van criminele groeperingen die zich bezighouden met de illegale handel in voorwerpen die behoren tot het cultureel erfgoed;
13. wijst er nogmaals op dat eerbiediging van het internationaal recht en de mensenrechten belangrijk is om de dreiging die uitgaat van ISIS/Da'esh af te wenden en duurzame vrede en stabiliteit in deze regio te verwezenlijken;
14. dringt aan op gecoördineerde internationale inspanningen om de kwetsbare culturele, historische en religieuze plaatsen en voorwerpen tegen plundering en vernieling te beschermen;
15. wijst de buurlanden van Syrië en Irak op het feit dat zij, gezien hun ligging, een belangrijke rol kunnen spelen bij de aanpak van de handel in voorwerpen afkomstig van historische locaties; herinnert deze landen er tevens aan dat deze vorm van handel een bron van inkomsten is voor het terrorisme, dat ook een gevaar vormt voor hun eigen vrede en veiligheid; is van oordeel dat de Europese Unie, de Liga van Arabische Staten en andere internationale actoren moeten overwegen deze landen te helpen de capaciteitsopbouw in dit gebied te vergroten;
16. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de EDEO, de vicevoorzitter van de Europese Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de parlementen en regeringen van de lidstaten, de directeur-generaal van UNESCO, de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten, de regering en het parlement van Irak en de secretaris-generaal van de Liga van Arabische Staten.