Ontwerpresolutie - B8-0391/2015Ontwerpresolutie
B8-0391/2015

ONTWERPRESOLUTIE over de vernieling van cultureel erfgoed door ISIS/Da'esh

27.4.2015 - (2015/2649(RSP))

naar aanleiding van vragen voor mondeling antwoord B8‑0115/2015 en B8‑0116/2015
ingediend overeenkomstig artikel 128, lid 5, van het Reglement

Michèle Rivasi, Pascal Durand, Helga Trüpel, Ernest Maragall, Michel Reimon, Jordi Sebastià, Yannick Jadot, Alyn Smith, Jean Lambert, Davor Škrlec namens de Verts/ALE-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B8-0375/2015

Procedure : 2015/2649(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B8-0391/2015
Ingediende teksten :
B8-0391/2015
Debatten :
Aangenomen teksten :

B8‑0391/2015

Resolutie van het Europees Parlement over de vernieling van cultureel erfgoed door ISIS/Da'esh

(2015/2649(RSP))

Het Europees Parlement,

–       gezien de vragen aan de Raad en de Commissie over de vernieling van cultureel erfgoed door ISIS/Da’esh (O‑000031/2015 – B8‑0115/2015 en O‑000032/2015 – B8‑0116/2015),

–       gezien artikel 167 VWEU waarin wordt bepaald dat "het optreden van de Unie erop [is] gericht de samenwerking tussen de lidstaten aan te moedigen", met name op het gebied van "instandhouding en bescherming van het cultureel erfgoed van Europees belang" en dat "de Unie en de lidstaten de samenwerking met derde landen [bevorderen] en met de inzake cultuur bevoegde internationale organisaties",

–       gezien Verordening (EG) nr. 116/2009[1] van 18 december 2008 van de Raad betreffende de uitvoer van cultuurgoederen,

–       gezien Verordening (EG) nr. 1210/2003[2] van 7 juli 2003 van de Raad betreffende bepaalde specifieke restricties op de economische en financiële betrekkingen met Irak en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2465/96[3],

–       gezien Verordening (EU) nr. 1332/2013[4] van de Raad van 13 december 2013 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 36/2012[5] betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië, aangenomen op basis van besluit 2013/760/GBVB[6] van de Raad van 13 december 2013 houdende wijziging van Besluit 2013/255/GBVB[7] betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië, en in het bijzonder artikel 11 quater betreffende de invoer, uitvoer of overdracht van Syrische cultuurgoederen,

 

–       gezien gemeenschappelijk optreden van de Raad 2001/555/GBVB[8] van 20 juli 2001 betreffende de oprichting van een satellietcentrum van de Europese Unie, geamendeerd door gemeenschappelijk optreden van de Raad 2009/834/GBVB[9],

–       gezien Resolutie 14232/12 van de Raad van 4 oktober 2012 over het opzetten van een informeel netwerk van wetshandhavingsautoriteiten en expertise op het gebied van cultuurgoederen (EU-Cultnet),

–       gezien het Haags verdrag van 14 mei 1954 inzake de bescherming van culturele goederen in geval van een gewapend conflict,

–       gezien de Unesco-Overeenkomst van 14 november 1970 inzake de middelen om de onrechtmatige invoer, uitvoer of eigendomsoverdracht van culturele goederen te verbieden en te verhinderen,

–       gezien het Unesco-Verdrag van 16 november 1972 inzake de bescherming van het cultureel en natuurlijk erfgoed van de wereld,

–       gezien het Unesco-Verdrag van 17 oktober 2003 inzake de bescherming van het immaterieel cultureel erfgoed,

–       gezien het Unesco-Verdrag van 20 oktober 2005 inzake de bescherming en bevordering van de verscheidenheid van culturele uitdrukkingsvormen,

–       gezien het Unidroit-Verdrag van 1995 inzake de internationale terugkeer van gestolen en onrechtmatig uitgevoerde cultuurgoederen,

–       gezien Resolutie 2199 van de VN-Veiligheidsraad van 12 februari 2015 over de bedreiging van de internationale vrede en veiligheid als gevolg van terroristische daden door Al-Qaida[10],

–       gezien het Handvest van Venetië van 1964 voor de restauratie en het behoud van monumenten en cultureel erfgoed, dat een internationaal kader schept voor de restauratie en het behoud van oude gebouwen,

–       gezien het Statuut van Rome van het Internationaal Strafhof zoals aangenomen op 17 juli 1998, en met name artikel 8, lid 2, letter b) onder ix), waarin wordt bepaald dat "het opzettelijk richten van aanvallen op gebouwen gewijd aan godsdienst, onderwijs, kunst, wetenschap of caritatieve doeleinden, historische monumenten, ziekenhuizen en plaatsen waar zieken en gewonden worden samengebracht, voorzover deze niet worden gebruikt voor militaire doeleinden" wordt beschouwd als een oorlogsmisdaad,

–       gezien zijn resolutie van 12 maart 2015[11] over het jaarverslag over mensenrechten en democratie in de wereld in 2013 en het beleid van de Europese Unie ter zake, waarin wordt bepaald, in paragraaf 211, dat "het opzettelijk vernietigen van cultureel en artistiek erfgoed, zoals thans gebeurt in Irak en Syrië, dient vervolgd te worden als oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid",

–       gezien de gezamenlijke mededeling van 6 februari 2015 aan het Europees Parlement en de Raad over elementen voor een regionale EU‑strategie voor Syrië en Irak en over de dreiging die uitgaat van Da'esh (JOIN(2015)2), waarin de Commissie en de VV/HV de ernst van de vernieling en plundering van cultureel erfgoed inzagen bij de aanpak van de crises in Syrië en Irak en de dreiging die uitgaat van Da'esh,

–       gezien artikel 128, lid 5, en artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,

A.     overwegende dat diverse archeologische, religieuze en culturele plaatsen in Syrië en Irak onlangs het doelwit zijn geworden van doelgerichte vernielingen door extremistische groeperingen die voornamelijk gelieerd zijn aan de Islamitische Staat in Irak en Syrië (ISIS/Da'esh), en dat deze stelselmatige aanvallen op cultureel erfgoed door Irina Bokova, directeur-generaal van Unesco zijn bestempeld als "culturele zuivering";

B.     overwegende dat volgens Unesco de term "culturele zuivering" verwijst naar een bewuste strategie om culturele verscheidenheid te vernietigen door gerichte acties tegen personen vanwege hun culturele, etnische of religieuze achtergrond, in combinatie met opzettelijke aanvallen op hun gebedsplaatsen, monumenten en scholen, en dat de strategie van culturele zuivering die kan worden gadegeslagen in Irak en Syrië zich manifesteert in aanvallen op cultureel erfgoed, dat wil zeggen zowel op fysieke, tastbare en gebouwde cultuuruitingen zoals monumenten en gebouwen, als op minderheden en immateriële cultuuruitingen zoals gewoontes, tradities en geloofsovertuigingen[12];

C.     overwegende dat sommige daden van vandalisme die werden botgevierd op cultureel erfgoed onder bepaalde omstandigheden worden beschouwd als misdaden tegen de menselijkheid[13]; overwegende dat met name wanneer deze daden gericht zijn tegen leden van een religieuze of etnische minderheid, zij gelijkgesteld kunnen worden aan het misdrijf van vervolging, als bedoeld in artikel 7, lid 1, letter h) van het Statuut van het Internationaal Strafhof;

D.     overwegende dat dergelijke acties tot vernieling van culturele en historische monumenten en voorwerpen niet nieuw zijn en niet alleen plaatsvinden in Irak en Syrië, en dat volgens Unesco "cultureel erfgoed een belangrijke component is van de culturele identiteit van gemeenschappen, groepen en individuen, en van sociale cohesie, en dat de opzettelijke vernieling ervan negatieve gevolgen kan hebben voor de menselijke waardigheid en de mensenrechten"[14]; overwegende dat het plunderen en smokkelen van cultureel en religieus erfgoed en culturele en religieuze voorwerpen in Irak en Syrië door het regime van Assad, oppositiegroepen en vooral ISIS/Da'esch en andere groeperingen die betrokken zijn bij het conflict volgens Unesco en anderen wordt gebruikt om conflicten en terroristische activiteiten te financieren als gevolg waarvan kunstwerken en cultuurgoederen worden ingezet als "oorlogswapens";

E.     overwegende dat Unesco, dankzij de financiering van de Europese Unie, samen met andere strategische partners op 1 maart 2014 het driejarige project "Emergency Safeguarding of the Syrian Heritage" is gestart, dat met name gericht is op de dringende bescherming van het Syrische culturele erfgoed;

F.     overwegende dat de Europese Unie de Conventie inzake de bescherming van de verscheidenheid van culturele inhoud en kunstzinnige expressie op 20 oktober 2005 heeft geratificeerd: het eerste internationale rechtsinstrument waarmee het duale economische en culturele karakter van cultuurgoederen erkend wordt die "bijgevolg niet mogen worden behandeld alsof zij uitsluitend een commerciële waarde hebben";

G.     overwegende dat de op 17 november 1970 ondertekende Unesco-Overeenkomst inzake de middelen om de onrechtmatige invoer, uitvoer of eigendomsoverdracht van culturele goederen te verbieden en te verhinderen, en het Unidroit-Verdrag van 24 juni 1995 inzake gestolen of onrechtmatig uitgevoerde cultuurgoederen essentiële rechtsinstrumenten zijn voor een betere bescherming van het mondiale culturele erfgoed;

H.     overwegende dat de illegale handel in cultuurgoederen momenteel de op twee na belangrijkste vorm van illegale handel is na drugs en wapens; overwegende dat deze illegale handel wordt gedomineerd door georganiseerde criminele netwerken, en overwegende dat de huidige nationale en internationale mechanismen noch adequaat zijn toegerust noch ondersteund worden om dit probleem aan te pakken[15];

I.      overwegende dat de bestrijding van de illegale handel in cultuurgoederen niet een specifieke bevoegdheid is van de Europese Unie, in zoverre dat dit niet verankerd is in de Verdragen, maar dat deze strijd tegen illegale handel wel valt onder verschillende bevoegdheidsterreinen van de EU, zoals de interne markt, de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid (RVVR), cultuur en het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB);

J.      overwegende dat er een dringende behoefte is aan een betere coördinatie bij de bestrijding van de illegale handel in culturele kunstvoorwerpen en aan nauwe samenwerking om meer bewustzijn te creëren, de uitwisseling van informatie te bevorderen en robuustere rechtskaders tot stand te brengen, in verband waarmee erop wordt gewezen dat de Raad in zijn conclusies van december 2011 onder andere de aanbeveling deed dat de lidstaten zich hard moeten maken voor een betere samenwerking tussen wetshandhavingsautoriteiten, culturele instanties en particuliere organisaties;

K.     overwegende dat in oktober 2012 met een resolutie van de Raad een informeel netwerk is gecreëerd van wetshandhavingsautoriteiten en expertise op het gebied van cultuurgoederen, dat als hoofddoel heeft de informatie-uitwisseling met betrekking tot de preventie van illegale handel in cultuurgoederen te verbeteren en informatie vast te leggen en te delen over criminele netwerken die ervan worden verdacht betrokken te zijn bij illegale handel;

L.     overwegende dat Irina Bokova, directeur-generaal van Unesco op 28 maart in Bagdad de campagne #Unite4Heritage is gestart om wereldwijd steun te verwerven voor de bescherming van cultureel erfgoed, door gebruik te maken van sociale netwerken;

1.      veroordeelt de vernieling van cultureel, archeologisch en religieus erfgoed door conflictpartijen, voornamelijk de zogenoemde ISIS en regeringstroepen in Syrië en Irak ten stelligste;

2.      verwerpt de vernieling van cultureel erfgoed door Assads oorlogsvoering en, in mindere mate, door andere strijdende partijen; wijst op de verantwoordelijkheid van Assads regime voor deze vernielingen en waarschuwt dat dit misdrijf wordt toegevoegd aan de lijst met beschuldigingen tegen hem ten overstaan van een toekomstig internationaal strafhof; benadrukt tevens de vernielingen in Irak door andere groeperingen dan IS, vooral sjiitische milities en Iraakse troepen die strijden tegen IS;

3.      verzoekt de VV/HV passende politieke maatregelen te nemen, in overeenstemming met Resolutie 2199 van de VN-Veiligheidsraad van 12 februari 2015, om een eind te maken aan de illegale handel in culturele goederen op het grondgebied van Syrië en Irak tijdens periodes van conflict in deze contreien, zodat deze goederen niet kunnen worden gebruikt als financieringsbron;

4.      verzoekt de internationale coalitie, en dan vooral de deelnemende EU-lidstaten, geen schade toe te brengen aan Syrisch en Iraaks cultureel erfgoed tijdens hun luchtaanvallen, en herinnert hen aan hun verplichtingen uit hoofde van het internationaal recht;

5.      verzoekt de VV/HV culturele diplomatie en de interculturele dialoog in te zetten als een hulpmiddel om het vernietigde culturele erfgoed opnieuw op te bouwen;

6.      verzoekt de VV/HV en de Commissie veiligheidsmaatregelen te nemen aan de buitengrenzen van de EU om te voorkomen dat cultuurgoederen uit Syrië en Irak de Unie in worden gesmokkeld, en verzoekt de lidstaten op doeltreffende wijze samen te werken in het kader van gezamenlijk optreden tegen de handel in kunstwerken van Syrische of Iraakse herkomst in Europa, aangezien een groot deel van de handel in kunst uit het Midden-Oosten bestemd is voor de Europese markt, samen met de Verenigde Staten en het gebied rond de Golf;

7.      stelt de Commissie in dit verband voor om zich in overeenstemming met paragraaf 17 van Resolutie 2199 van de VN-Veiligheidsraad van 12 februari 2015 te concentreren op de bestrijding van de illegale handel in culturele kunstwerken, en dan met name goederen die deel uitmaken van het cultureel erfgoed en sinds 6 augustus 1990 op illegale wijze uit Irak en sinds 15 maart 2011 uit Syrië zijn weggehaald; verzoekt de Commissie een gecoördineerde benadering uit te stippelen voor de bestrijding van die illegale handel, daarbij samenwerkend met degenen die op nationaal niveau verantwoordelijk zijn voor de opsporingsdiensten en in nauwe samenwerking met Unesco en andere internationale organisaties zoals ICOM (Internationale Raad van Musea), het Internationaal Blauwe Schild Comité (ICBS) van de ICOM, Europol, Interpol, Unidroit (Internationaal Instituut voor de eenmaking van het privaatrecht), de WCO (Werelddouaneorganisatie), Icomos (Internationale Raad voor Monumenten en Landschappen) en ICCROM (Internationaal Centrum voor de Studie tot het behoud en de restauratie van culturele goederen);

8.      verzoekt de VV/HV het Satellietcentrum van de Europese Unie in Torrejón erbij te betrekken, dat de Unie bijstaat in het kader van het GBVB door materiaal te verstrekken dat afkomstig is uit de analyse van satellietbeelden, om archeologisch en cultureel erfgoed in Syrië en Irak in de gaten te houden en bij te houden op een lijst, en om de werkzaamheden van Syrische archeologen te steunen teneinde verdere plunderingen te voorkomen en het leven van burgers te beschermen;

9.      verzoekt de Commissie een snelle en veilige uitwisseling van informatie en het delen van optimale werkmethoden tot stand te brengen tussen de lidstaten om de strijd aan te binden tegen de illegale handel in culturele kunstwerken die onrechtmatig zijn weggehaald uit Irak en Syrië, en er bij de lidstaten op aan te dringen gebruik te maken van internationale hulpmiddelen voor politie- en douanefunctionarissen tegen de illegale handel in cultuurgoederen, zoals de speciale database "I-24/7" van Interpol voor gestolen kunstwerken, en het online communicatiemedium van het programma Archeo van de Werelddouaneorganisatie (WCO);

10.    verlangt dat er wordt nagedacht over het opzetten van Europese opleidingsprogramma's voor rechters, politie- en douanefunctionarissen, overheidsinstanties en andere belangrijke belanghebbenden in de overheids- of de particuliere sector om degenen die betrokken zijn bij de bestrijding van de illegale handel in cultuurgoederen in staat te stellen hun expertise te vergroten en te verbeteren, en initiatieven zoals de e-cursus voor Syrische erfgoedspecialisten, die in januari 2013 werd aangeprezen door Icomos, lesmateriaal over risicobeheer bij rampen, eerstehulpmaatregelen voor culturele collecties en documentatietechniek te omarmen;

11.    verzoekt de Commissie zich te verbinden aan internationale projecten uit het maatschappelijk middenveld voor de bescherming en signalering van cultuurgoederen die gevaar lopen, zoals het AAAS-project voor geospatiale technologie, en de activiteiten van onderzoeksgemeenschappen te blijven ondersteunen, zoals Project Mosul dat is ontwikkeld door het Initial Training Network for Digital Cultural Heritage (gefinancierd met een subsidie voor Marie Skłodowska-Curie-acties);

12.    verzoekt de Commissie meer steun te verlenen aan het internationaal waarnemingscentrum voor de illegale handel in cultuurgoederen van de ICOM, dat een noodlijst heeft opgesteld van Syrische en Iraakse antiquiteiten, bedoeld als hulpmiddel voor musea, douanebeambten, politieagenten en kunsthandelaren en -verzamelaars en waarbij naar verwachting satellietbeelden zullen worden gebruikt om de situatie ter plaatse te observeren, in samenwerking met Unitar;

13.    dringt er bij de Commissie op aan de #Unite4Heritage-campagne van de Unesco te ondersteunen door een voorlichtingscampagne te starten die gericht is op Irak en Syrië, om de bewustwording over het belang van het daar aanwezige cultureel erfgoed te vergroten, over de manier waarop plunderingen worden ingezet om onderdrukking door de regering en terreurdaden te financieren, en over de mogelijke straffen voor de illegale invoer van cultuurgoederen die afkomstig zijn uit deze landen, of uit derde landen;

14.    verzoekt de Commissie de werking van het informele netwerk van wetshandhavingsautoriteiten en expertise op het gebied van cultuurgoederen (EU-Cultnet) dat is opgezet met de resolutie van de Raad (14232/12) van oktober 2012, te versterken en te verbeteren, waarvan het doel is om de uitwisseling van informatie in verband met de preventie van de illegale handel in cultuurgoederen te verbeteren en de totstandbrenging van een aanvullend instrument te beogen om de invoer van cultuurgoederen die onrechtmatig door Syrië en Irak naar de EU zijn verplaatst te controleren;

15.    dringt er bij de Raad op aan te overwegen om binnen Eurojust of Europol een afdeling op te richten met een specialisatie in de illegale handel in cultuurgoederen teneinde op Europees niveau de vervolging en opsporing door de verschillende nationale autoriteiten te coördineren, omdat het bestaan van gespecialiseerde afdelingen een voorwaarde is voor een beter gebruik van de middelen ter voorkoming en bestrijding van illegale handel en smokkel;

16.    verzoekt de Europese Unie de nodige stappen te ondernemen, in samenwerking met de Unesco en het Internationaal Strafhof, om binnen het internationale recht de categorie van misdaden tegen de menselijkheid uit te breiden naar daden die gericht zijn op de opzettelijke beschadiging of vernieling van het culturele erfgoed van de mensheid op grote schaal;

17.    dringt er bij de lidstaten die dit nog niet hebben gedaan op aan de Unesco-Overeenkomst van 1970 inzake de middelen om de onrechtmatige invoer, uitvoer of eigendomsoverdracht van culturele goederen te verbieden en te verhinderen en de Unidroit-Overeenkomst van 1995 te ratificeren;

18.    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de directeur-generaal van de Unesco, de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de Nationale Coalitie van Syrië en de regering en het parlement van Irak.