Ontwerpresolutie - B8-0456/2015Ontwerpresolutie
B8-0456/2015

ONTWERPRESOLUTIE over de uitbraak van Xylella fastidiosa in de olijventeelt

13.5.2015 - (2015/2652(RSP))

naar aanleiding van vraag voor mondeling antwoord B8‑0117/2015
ingediend overeenkomstig artikel 128, lid 5, van het Reglement

José Bové namens de Verts/ALE-Fractie

Procedure : 2015/2652(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B8-0456/2015
Ingediende teksten :
B8-0456/2015
Debatten :
Aangenomen teksten :

B8‑0456/2015

Resolutie van het Europees Parlement over de uitbraak van Xylella fastidiosa in de olijventeelt

(2015/2652(RSP))

Het Europees Parlement,

–       gezien het uitvoeringsbesluit van de Commissie van 29 april 2015 over maatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van Xylella fastidiosa te voorkomen,

–       gezien Richtlijn 2000/29/EG van de Raad betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen[1],

–       gezien Richtlijn 2009/128/EG tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden[2],

–       gezien de vraag aan de Commissie over de noodsituatie als gevolg van Xylella fastidiosa (O-000038/2015 – B8-0117/2015),

–       gezien artikel 128, lid 5, en artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,

A.     overwegende dat de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) in een recent wetenschappelijk advies over Xylella fastidiosa verklaarde dat uitroeiing om diverse redenen onpraktisch is; de EFSA stelde met name dat "er geen indicaties zijn dat uitroeiing een succesvolle optie is als de ziekte zich eenmaal heeft geopenbaard in een gebied" en dat daarom "voorrang moet worden gegeven aan het voorkomen van het binnenbrengen", waaraan wordt toegevoegd dat met betrekking tot beheersingsstrategieën die "niet meer mogelijk zijn als de ziekte wijdverbreid is" de doeltreffendheid "varieert van verwaarloosbaar tot matig";

B.     overwegende dat de EFSA in hetzelfde advies stelde dat "het intensieve gebruik van een behandeling met insecticiden om de overdracht van de ziekte te beperken en de vectorinsect te controleren directe en indirecte gevolgen kan hebben voor het milieu doordat hele voedselketens worden gewijzigd met trapsgewijze gevolgen, wat vervolgens van invloed is op diverse trofische niveaus", en dat "op grote schaal toegepaste behandelingen met insecticiden tevens risico's voor de gezondheid van mens en dier met zich meebrengen";

C.     overwegende dat aangezien de precieze details van de besmettings- en overdrachtsmechanismen van het ziektebeeld dat in verband wordt gebracht met de Xylella fastidiosa-bacterie nog niet volledig bekend zijn, het voorzorgsbeginsel moet worden toegepast bij de behandeling van deze uitbraak, en de meest destructieve en onomkeerbare maatregelen slechts als laatste redmiddel mogen dienen na een oplopende reeks van minder destructieve maatregelen;

D.     overwegende dat weerstand tegen de invasie, de vestiging en de verspreiding van plaagorganismen afhangt van de evenwichtigheid en de biologische diversiteit van landbouwecosystemen met een levende, gezonde bodem en heilzame soorten die dienen voor de bescherming van gewassen; overwegende dat desondanks een invasieve plaag die nieuw is voor een ecologische gemeenschap zich ongecontroleerd kan vermenigvuldigen en verspreiden;

E.     overwegende dat het onjuiste gebruik van pesticiden natuurlijke afweermechanismen kan verstoren vanwege de effecten ervan op niet-doelsoorten, waaronder heilzame microben, en het landbouwecosysteem daardoor vatbaar wordt voor toekomstige aanvallen;

1.      is van mening dat het antwoord van de Unie ferm moet zijn en meteen de eerste keer tot succes leidt, zonder de bestaanszekerheid op het platteland en het natuurlijke kapitaal en de toekomstige productiviteit van de (mogelijk) getroffen regio's te gronde te richten;

2.      is van mening dat, gezien de extreme complexiteit en de kleine kansen om de verspreiding van de ziekte te beheersen als die zich eenmaal heeft gevestigd, het van cruciaal belang is om de verplaatsing van (mogelijke) waardplanten van aangetaste regio's binnen en buiten de EU resoluut een halt toe te roepen; is dan ook van mening dat volledige quarantaine essentieel is voor mogelijk besmet materiaal uit aangetaste gebieden, en dat afwijkingen onder omstandigheden die zelfs maar een miniem risico met zich meedragen, dus onverantwoord zijn; is van mening dat onder speciale verwijzing naar artikel 4, leden 6 en 7 van het uitvoeringsbesluit van de Commissie waarin de voorwaarden voor afwijking zijn vastgelegd, de bacterie nog steeds aanwezig kan zijn in het milieu, en dat aangezien de kennis over de overdracht onvolledig is, een voorzorgsbenadering in acht moet worden genomen en afwijkingen bij het bepalen van de zones niet mogen worden toegestaan; is van mening dat, onder speciale verwijzing naar artikel 17, het toestaan van de invoer van teeltmateriaal in de EU vanuit derde landen waarvan bekend is dat de ziekte aanwezig is, te riskant is, vooral gezien de mogelijkheid van onbetrouwbare of slecht functionerende controlesystemen aan beide kanten;

3.      is van oordeel dat de Commissie niet alleen de invoer van teeltmateriaal uit landen die besmet zijn door de Xylella fastidiosa-bacterie (de VS, Mexico, Costa Rica, enz.) moet verbieden, maar ook een lijst moet aanleggen en regelmatig bijhouden van als riskant beschouwde derde landen;

4.      pleit voor meer toezicht op en controles van teeltmateriaal dat afkomstig is uit landen met gebieden die zijn aangetast door de ziekte of daaraan grenzen;

5.      is van mening dat in de tekst van de Commissie het concept van fysieke bescherming van ziektevrije teeltgebieden moet worden gespecificeerd en onder andere moet voorzien in het installeren van kassen met dubbele hermetische lagen, zodat ziektevrije planten in volledige afzondering van hun omgeving kunnen groeien, en gebieden die besmet waren en vervolgens ziektevrij waren gemaakt, opnieuw geschikt kunnen worden gemaakt voor plantenteelt;

6.      onderstreept dat er voorlichtingscampagnes georganiseerd moeten worden in mogelijk aangetaste gebieden van de EU, vooral in het Middellandse Zeegebied, waar de productie van olijven en andere mogelijke waardgewassen cruciaal is voor de bestaanszekerheid aldaar, met het oog op de bewustmaking van de betrokkenen, niet alleen in de landbouw- maar ook in de tuinbouwsector, onder andere handelaren in sierplanten, professionele tuinders en hun klanten;

7.      dringt aan op passende schadevergoedingen voor het verlies van bomen en bestaanszekerheid/inkomen in geval van uitroeiing van olijfbomen en andere mogelijke waardplanten, en hamert er met name op dat de crisisreserve moet worden gebruikt om de EU-bijdrage hieraan te financieren;

8.      waarschuwt ervoor dat deze fytosanitaire crisis geen excuus mag vormen om boerderijen te herstructureren en kleine boeren in het getroffen gebied de genadeklap te geven; dringt er verder op aan dat de grond waar de besmette bomen staan landbouwgrond moet blijven en niet mag worden heringedeeld voor ander gebruik zoals toerisme of bebouwing;

9.      benadrukt dat er steun moet worden verleend aan boeren voor de nieuwe aanwas van olijven en andere getroffen boomgewassen, en dat hieronder ook het herstel van landbouwecosystemen, waaronder de bodem, moet vallen, evenals de totstandbrenging van sterke biologische diversiteit en vooral genetische diversiteit van het teeltbestand dat idealiter weerstand biedt tegen of tolerantie vertoont ten opzichte van de ziekte; is van mening dat een van de doelstellingen van verstrekte steun is om te zorgen voor evenwichtige, biologisch diverse landbouwecosystemen en landschappen die beter bestand zijn tegen toekomstige aanvallen;

10.    verzoekt de Commissie als een van de uitroeiingsmaatregelen (artikel 6 van het uitvoeringsbesluit) het beginsel van trapsgewijze beheersingsmaatregelen op te nemen zodat de meest destructieve en onomkeerbare maatregelen pas als laatste redmiddel worden uitgevoerd; acht het van belang dat na strikte quarantainemaatregelen om de verplaatsing van teeltmateriaal uit aangetaste gebieden tegen te gaan, de volgende maatregelen stapsgewijs moeten worden uitgevoerd alvorens over te gaan naar een volgend niveau:

                    -     niet-invasieve en niet-destructieve maatregelen, waaronder selectief snoeien en verbranden van zieke takken, en andere fysieke methoden;

                    -     het gebruik van geschikte gewasbeschermingsproducten die zijn goedgekeurd voor organische productie op grond van de lijst in bijlage II van Verordening 889/2008;

                    -     geïntegreerde gewasbescherming;

                    -     gecontroleerd precisiegebruik van pesticiden bij aangetaste bomen, d.w.z. geen preventief of overkoepelend gebruik noch gebruik dat gericht is op hele taxonomische klassen insecten, en uitsluitend met gebruikmaking van stoffen die aantoonbaar doeltreffend en adequaat zijn en goedgekeurd zijn voor gebruik in de EU, waarbij de minst destructieve stoffen eerst worden gebruikt; er moet met name rekening worden gehouden met de conclusies van de EFSA over risico's en de beperkte doeltreffendheid van het gebruik van insecticiden; de eventuele uitvoering van deze maatregelen moet worden gecompenseerd met het herstel van het landbouwecosysteem, met inbegrip van de bodem;

                    -     rooien als laatste redmiddel;

11.    pleit voor meer financiering voor onderzoek, onder andere via het Horizon 2020-programma, om de hiaten van de pathologie aan te pakken, vooral voor participerend onderzoek en het kweken van tolerante of resistente variëteiten van de aangetaste permanente gewassen; is dan ook van mening dat in dit onderzoek tevens de definities van alle (mogelijke) waardgewassen, vectorinsecten en andere overdrachtsmethoden aan bod moeten komen, en in de eerste plaats alternatieven voor de meest destructieve en onomkeerbare beheersings- en uitroeiingsmethoden moeten worden behandeld, alsmede preventieve strategieën en kwetsbaarheid voor aanvallen;

12.    verzoekt besluitvormers in hun indammingsstrategieën het risico van sierplanten op te nemen, aangezien dat mogelijke waardgewassen zijn die buiten het Middellandse Zeegebied voorkomen, en dan met name hun mogelijke rol als opslagplaats van of (her)besmettingskanaal voor ziektekiemen;

13.    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.