Ontwerpresolutie - B8-0664/2015Ontwerpresolutie
B8-0664/2015

ONTWERPRESOLUTIE over de prioriteiten van het Parlement met betrekking tot het werkprogramma van de Commissie voor 2016

1.7.2015 - (2015/2729(RSP))

naar aanleiding van een verklaring van de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 37, lid 3, van het Reglement en het kaderakkoord over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Commissie

Martina Michels, Inês Cristina Zuber, Merja Kyllönen, Pablo Iglesias, Fabio De Masi, Neoklis Sylikiotis, Marina Albiol Guzmán, Paloma López Bermejo, Lidia Senra Rodríguez, Javier Couso Permuy, Ángela Vallina, Takis Hadjigeorgiou, Stefan Eck, Tania González Peñas, Marisa Matias namens de GUE/NGL-Fractie

Procedure : 2015/2729(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B8-0664/2015
Ingediende teksten :
B8-0664/2015
Debatten :
Aangenomen teksten :

B8-0664/2015

Resolutie van het Europees Parlement over de prioriteiten van het Parlement met betrekking tot het werkprogramma van de Commissie voor 2016

(2015/2729(RSP))

Het Europees Parlement,

–       gezien de mededeling van de Commissie getiteld "Het werkprogramma van de Commissie voor 2015 - Een nieuwe start" (COM(2014)0910),

–       gezien het kaderakkoord over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Commissie[1], met name bijlage IV,

–       gezien de mededeling van de Commissie getiteld "Betere regelgeving voor betere resultaten - Een EU-agenda" (COM(2015)0215),

–       gezien artikel 37, lid 3, van zijn Reglement,

A.     overwegende dat de EU en haar lidstaten nog steeds kampen met de ernstigste economische en sociale crisis in haar bestaan; dat stagnerende economieën, hoge werkloosheid, verslechterende sociale en arbeidsrechten en toenemende sociaaleconomische ongelijkheden om een radicale beleidsomslag vragen die inhoudt dat de Commissie van haar huidige beleid overstapt op beleid dat de Europese Unie en de lidstaten sterkt bij hun streven naar duurzame economische groei en volledige werkgelegenheid en bij het bestrijden van armoede, sociale uitsluiting en inkomensongelijkheid;

B.     overwegende dat de Commissie heeft verzuimd de diepere oorzaken van de huidige crisis te analyseren, waaronder de tekortkomingen in de architectuur en de doelen van de EMU; dat de schuldenlast die door die tekortkomingen is veroorzaakt uiterst disproportioneel is, waardoor sommige landen nog steeds winst maken terwijl andere in een diepe depressie beland zijn; dat de Commissie blijft volharden in haar neoliberale, bezuinigingsgerichte beleid; dat dit beleid geleid heeft tot toenemende werkloosheid, armoede, sterke loondalingen, verhoging van de pensioenleeftijd en verlaging van de overheidsuitgaven op gebieden als onderwijs, cultuur en gezondheid; dat dit beleid de vraag zal blijven drukken en de weg baant voor de invoering van een radicaal privatiseringsprogramma;

C.     overwegende dat het antwoord van de Commissie op de economische, sociale en democratische crisis, zoals het kader voor de economische governance, steeds meer politieke keuzen weghaalt bij soevereine, democratisch gekozen regeringen en nationale parlementen, democratische controle door de volkeren van Europa verhindert en permanente bezuiniging oplegt;

D.     overwegende dat de onverzoenlijkheid die het Europese politieke debat na de Griekse algemene verkiezingen heeft gekenmerkt, voorbijgaat aan het feit dat het volk de beleidsnota's van de trojka langs democratische weg verworpen heeft; dat de Europese instellingen, zonder de onaanvaardbare chantage die momenteel wordt bedreven, het besluit van het Griekse volk moeten respecteren om de weg naar ontwikkeling, groei en sociale cohesie in te slaan en een einde te maken aan het door de trojka opgelegde contraproductieve en sociaal verwoestende bezuinigingsbeleid;

E.     overwegende dat het verslag van de vijf voorzitters een gecoördineerde poging is om de bezuiniging in de EU en de lidstaten nog verder te institutionaliseren;

F.     overwegende dat het antwoord van de Commissie op het "Lux Leaks"-schandaal volledig tekortschiet; dat een belangrijk thema op het gebied van de sociale gerechtigheid nog steeds niet aangepakt is omdat, terwijl het volk van Europa zucht onder de bezuinigingsprogramma's en de neoliberale structurele hervormingen, geheime belastingakkoorden, wereldwijde belastingontduiking en de overheveling van winsten naar belastingparadijzen nog steeds volledig legaal zijn;

G.     overwegende dat de belastingstelsels zo zijn opgezet dat de grote bedrijven er meer profijt van hebben dan de burgers; dat de bezuinigingen en de strenge begrotingsdiscipline, naast de zware verliezen aan overheidsinkomsten als gevolg van belastingontduiking en -ontwijking, nog meer druk leggen op de begrotingen van de lidstaten en de belangen van de belastingbetalers en de werkenden in de Unie ondermijnen;

H.     overwegende dat er de afgelopen twintig jaar 30 000 personen zijn omgekomen op zee toen zij probeerden de Europese kusten te bereiken; dat de EU en de lidstaten mensensmokkelaars met hun criminele en gevaarlijke praktijken in de kaart spelen door hekken te bouwen en hun buitengrenzen steeds meer te sluiten voor migranten en vluchtelingen, zonder te voorzien in mogelijkheden om de EU veilig en op legale wijze binnen te komen;

I.      overwegende dat de klimaatcrisis nog steeds de stabiliteit, de gezondheid en de bestaansmiddelen van samenlevingen in de hele wereld bedreigt, alsook het dierenwelzijn en de biodiversiteit; dat de bijdrage van de EU aan de nieuwe internationale klimaatovereenkomst op de COP21 onvoldoende is; dat de noodzaak van een werkelijke verandering van het productiesysteem niet aan de orde wordt gesteld;

J.      overwegende dat de EU een ambitieus werkprogramma nodig heeft waarmee zij een duurzame en inclusieve economie tot stand kan brengen die gericht is op een werkgelegenheidsbeleid met sociale en arbeidsrechten, het probleem van de miljoenen geheel of gedeeltelijk werklozen in de Europese Unie aanpakt, hoogwaardige openbare diensten kan leveren en tegelijkertijd het milieu beschermt;

K.     overwegende dat de prioriteiten die nodig zijn om duurzame, hoogwaardige en sociaal evenwichtige groei te stimuleren niet tot uiting komen in de begrotingskeuzen van de EU;

L.     overwegende dat er onder de bevolking enorm veel weerstand heerst tegen het bezuinigingsbeleid en het toenemende democratische deficit in het besluitvormingsproces in de EU en bij de EU-instellingen; dat de Commissie, in plaats van gehoor te geven aan de roep van het volk om haar neoliberale beleid radicaal de rug toe te keren, zich aansluit bij de politieke krachten die de lidstaten bezuinigingen blijven opleggen;

M.    overwegende dat er behoefte is aan meer transparantie, openheid en democratisering en meer deelname van de burgers;

 

DEEL 1

HOOFDPRIORITEITEN

1.      verzoekt de Commissie met klem een werkprogramma te presenteren waarmee de grote uitdagingen waar de EU momenteel voor staat kunnen worden aangepakt, zoals de stagnerende economie, de deflatiedreiging, de hoge werkloosheid, de verslechterende sociale en arbeidsrechten, de toenemende sociaaleconomische ongelijkheid en de sociale uitsluiting, de hoge overheids- en buitenlandse schulden, alsook de klimaatcrisis; maakt zich ernstig zorgen dat de Commissie het beleid van begrotingsconsolidatie, structurele hervorming en deregulering zal voortzetten; verklaart dat de economische, sociale, politieke en klimaatcrisis alleen kan worden overwonnen met een radicaal nieuw beleid dat de mens en het milieu, en ook het dierenwelzijn, en niet de belangen van de financiële markten, in het middelpunt van alle beleid plaatst;

2.      onderstreept dat de overheids- en buitenlandse schulden van de perifere EU-lidstaten tot de hoogste in de wereld behoren, hetgeen het gevolg is van de asymmetrische aard van het integratieproces; herinnert eraan dat deze schuldenlast het voorwendsel is voor het opleggen van bezuinigingsmaatregelen, waarvan de werkelijke gevolgen toenemende armoede en nog grotere schulden zijn; vindt dat zo snel mogelijk - en in het kader van het streven naar elementaire rechtvaardigheid - iets gedaan moet worden aan de schuldenlast, bijvoorbeeld middels heronderhandeling ervan (herstructurering en een substantiële verlaging), en dat deze op een houdbaar niveau moet worden gebracht;

3.      verwerpt nadrukkelijk het verslag van de vijf voorzitters, aangezien dat geen uitweg biedt uit het overheersende bezuinigingsverhaal, maar daarentegen het huidige beleid verder wil uitdiepen, met inbegrip van vergroting van het concurrentievermogen en structurele convergentie, door een strikt begrotingsbeleid en besparingen op te leggen; is van mening dat de voorstellen inzake sociale cohesie en sociale indicatoren, alsook de democratische verantwoordingsplicht en transparantie slechts een excuus zijn om de lidstaten verder te binden aan één model voor economisch en begrotingsbeleid;

4.      is van mening dat het stabiliteitspact, het Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur in de EMU en de wetgeving inzake economische governance, zoals het Six-pack, het Two-pack en het Euro Plus-pact, moeten worden ingetrokken; verzoekt de Commissie met klem het initiatief te nemen tot een radicale koersverandering in het macro-economisch beleid, teneinde te zorgen voor verantwoordingsplicht en transparantie en de lidstaten de mogelijkheid te geven om een beleid te voeren dat past bij hun respectieve behoeften, met inbegrip van sociaal evenwichtige budgettaire stimuleringsmaatregelen;

5.      is ingenomen met de beloofde toetreding tot het hernieuwde Europees Sociaal Handvest; verzoekt de Commissie onverwijld een voorstel tot toetreding tot het Handvest in te dienen, als eerste stap in de richting van betere sociale en arbeidsrechten;

6.      betreurt ten zeerste dat de EU-instellingen blijven proberen om bezuinigingsmaatregelen op te dringen aan Griekenland, in weerwil van de wil die het Griekse volk bij de verkiezingen van januari 2015 heeft uitgesproken; verklaart nadrukkelijk dat de Europese instellingen het besluit van het Griekse volk om de weg naar ontwikkeling, groei en sociale cohesie in te slaan en een einde te maken aan het door de trojka opgelegde contraproductieve en sociaal verwoestende bezuinigingsbeleid, moeten eerbiedigen;

7.      verwerpt het akkoord over het EFSI, aangezien dat tot doel heeft de particuliere sector te financieren met overheidsgeld, terwijl winsten geprivatiseerd worden en risico's worden gesocialiseerd, en omdat er onvoldoende democratische controle op is; geeft tevens uiting aan zijn ernstige vrees dat het EFSI tot verdere privatisering van diensten van algemeen belang zal leiden; benadrukt dat het EFSI vervangen moet worden door een alomvattend en democratisch controleerbaar "Europees investeringsplan voor duurzame ontwikkeling, werkgelegenheid en sociale inclusie", teneinde een hoogwaardige en sociaal uitgebalanceerde groei te stimuleren die gebaseerd is op een eerlijker welvaartsverdeling; benadrukt dat geen enkel investeringsplan een sociaal, ecologisch en territoriaal evenwichtig cohesiebeleid kan vervangen dat het potentieel van de regio's versterkt en duurzame structurele verandering bevordert;

8.      vreest ten zeerste dat het voorstel van de Commissie voor een kapitaalmarktunie onder meer hernieuwde securitisatie van kmo's in de hand zal werken; benadrukt dat de deregulering van de financiële markten en van de hoofdoorzaken van de financiële crisis is; verklaart andermaal dat de rol van de publieke financiële sector versterkt moet worden, onder meer door middel van nationalisering; verklaart nadrukkelijk dat de bankensector de economische ontwikkeling moet bevorderen, met name productieve en banenscheppende investeringen, en mkmo's en de sociale en coöperatieve sector moet ondersteunen;

9.      is van mening dat er behoefte is aan verbetering van de kwaliteit van de EU-wetgeving; benadrukt echter dat de Agenda voor betere regelgeving en het programma voor gezonde en resultaatgerichte regelgeving (REFIT) het democratische proces niet mogen ondermijnen door de rechten van het Europees Parlement als medewetgever te omzeilen, of als excuus mogen worden gebruikt voor een deregulering die de sociale bescherming, de consumentenbescherming, de normen op het gebied van milieu en dierenwelzijn en de sociale dialoog afzwakt; spreekt zich daarom uit tegen het voorgestelde comité van deskundigen;

10.    dringt er bij de Commissie om er daarentegen voor te zorgen dat elke toekomstige wetgeving onderworpen wordt aan een effectbeoordeling met betrekking tot de sociale gevolgen en de grondrechten, en horizonclausules bevat om te waarborgen dat EU-wetten regelmatig herzien worden;

11.    benadrukt dat de Commissie en de lidstaten daadwerkelijk politieke vastberadenheid aan de dag moeten leggen bij het belasten van vermogens en dat er een alomvattende strategie moet worden uitgestippeld met concrete en doeltreffende wettelijke maatregelen, zoals een verbod op belastingparadijzen en vrijhavens, een Europees en wereldwijd vermogensregister, striktere eisen inzake economische realiteit, heffing van bronbelasting op winsten, intrekking van de licentie van banken die belastingontwijking blijven faciliteren en beëindiging van de inkrimping van de fiscale overheidsdiensten;

12.    betreurt dat het antwoord van de Commissie op het "Lux Leaks"-schandaal onvoldoende is; verzoekt de Commissie met klem om in haar fiscaal pakket op zijn minst een verplichting op te nemen om belastingregelingen publiek te maken, teneinde transparantie en toezicht te garanderen, en om per land verslag uit te brengen op basis van de Kapitaalvereisten IV-regels voor banken; betreurt het dat de Commissie de bescherming van klokkenluiders en werknemers verder afzwakt met de richtlijn inzake fabrieksgeheim; verzoekt de Commissie en de lidstaten met klem ervoor te zorgen dat klokkenluiders wettelijk en materieel beschermd worden wanneer redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij openbare belangen beschermen;

13.    verzoekt de Commissie een werkelijk holistische aanpak van het migratiebeleid en een volledig nieuw migratiebeleid voor te stellen dat voorziet in veilige en legale wijzen om de EU binnen te komen voor alle vrouwen, mannen en kinderen die bescherming behoeven of die hun gezin willen herenigen, alsook voor niet-gekwalificeerde migrerende werknemers, zoals bepleit door de UNHCR; neemt nota van de Commissievoorstellen voor de herplaatsing en hervestiging van asielzoekers als onderdeel van de Europese Agenda voor migratie; dringt echter aan op een ambitieuzer voorstel dat onder meer voorziet in de onmiddellijke afgifte van humanitaire visa aan asielzoekers door de ambassades en consulaten van de lidstaten, alsook in de invoering van een verplicht hervestigingsprogramma op EU-niveau in plaats van het slappe, op vrijwilligheid steunende hervestigingsprogramma dat er nu is;

14.    verzet zich tegen de TTIP-, de CETA- en de TiSA-overeenkomsten en is uiterst bezorgd over de algemene koers die de Commissie aan het internationale handelsbeleid van de EU geeft, met name het feit dat samenhang ontbreekt met de belangrijke doelstellingen van het scheppen van banen, het aanpakken van de armoede, het stoppen van speculatie (met name met levensmiddelen), het beschermen van de volksgezondheid, dierengezondheid en dierenwelzijn, duurzame landbouw en het milieu, en het waarborgen van culturele verscheidenheid;

15.    is ingenomen met het feit dat de Commissie voorop wil lopen bij de digitale revolutie; benadrukt echter dat internet niet alleen maar een middel is om de strategie voor de interne markt af te dwingen; wijst er nadrukkelijk op dat de digitalisering de hele maatschappij - de wijze van produceren, communiceren, leven en besturen - veranderd heeft, alsook alle sectoren, van slimme energienetwerken tot het gezondheidsstelsel; beklemtoont dat de digitale revolutie ook een culturele en politieke aangelegenheid is die betrekking heeft op de wijze waarop een nieuw democratisch model tot stand kan worden gebracht dat gebaseerd is op kennisdeling en inclusie, en dat die revolutie niet kan worden gezien als een kwestie van economische infrastructuur, macht en manipulatie; is er stellig van overtuigd dat netneutraliteit, gegevensbescherming en een gemeenschappelijk stelsel van auteursrechten en intellectuele eigendomsrechten centraal moeten staan, zodat de digitale revolutie een democratische revolutie kan worden;

16.    benadrukt tot slot dat de huidige sociale en economische crisis ook het gevolg zijn van het neoliberale beleid van de Commissie dat gederegulariseerde financiële markten, geliberaliseerde markten voor producten en diensten en toenemende financialisering van de economie voorstaat, alsook de inkrimping van overheidsinvesteringen en toenemende arbeidsmarktderegulering; benadrukt dat er absoluut behoefte is aan een alternatief sociaaleconomisch beleid dat aansluit bij de eigen ontwikkelingskeuzen van de volkeren;

DEEL 2

SECTORSPECIFIEKE BELEIDSSTANDPUNTEN TEN AANZIEN VAN HET WERKPROGRAMMA VAN DE COMMISSIE VOOR 2016

Een sociaal evenwichtig beleid voor werkgelegenheid, groei en investeringen

17.    verzoekt de Commissie een "Europees investeringsprogramma voor duurzame ontwikkeling, werkgelegenheid en sociale inclusie" voor te stellen dat weer voor een duurzame en inclusieve economie kan zorgen en dat streeft naar werkgelegenheid met sociale en arbeidsrechten ten behoeve van de miljoenen geheel of gedeeltelijk werklozen in de EU;

18.    verzoekt de Commissie in dit verband onverwijld wetgeving voor te stellen die aanvullende overheidsinvesteringen in de EU van ten minste 2% per jaar van het bni mogelijk maakt, op basis van nationale investeringsplannen;

19.    betreurt de kortzichtige en halfslachtige aanpak van de Commissie ten aanzien van de jeugdwerkloosheid; vraagt de Commissie haar aanpak met name te richten op de structurele factoren die tot jeugdwerkloosheid leiden en daarbij vooral in te zetten op het creëren van duurzame kwaliteitsbanen voor jongeren, onder meer via een sterk op rechten gebaseerde benadering;

20.    verzoekt de Commissie de regels inzake staatssteun zo te herzien dat die steun mag worden verleend om projecten die sociale en milieuvoordelen opleveren te versterken, en noodlijdende kmo's en industrieën te helpen door bij te dragen aan de wederopbouw van hun productiecapaciteit, die ernstig aangetast is door de crisis;

21.    benadrukt dat regionaal beleid een onmisbaar instrument is voor de bevordering van economische en sociale cohesie, die vooral tot doel heeft de ongelijkheden tussen regio's - in het bijzonder de armere en afgelegen regio's - te verkleinen, reële convergentie te bevorderen en groei en werkgelegenheid te stimuleren; verwerpt de benadering van de Commissie waarin het cohesiebeleid ondergeschikt wordt gemaakt aan de Europese economische governance, alsook het gebruik van de macro-economische conditionaliteit in het pact voor stabiliteit en groei als een vereiste voor toegang tot het cohesiebeleid en de fondsen voor regionale ontwikkeling; verklaart nadrukkelijk dat het cohesiebeleid niet mag worden gebruikt als middel om een regio of lidstaat die het deregulerings- en privatiseringsbeleid afwijst, te bestraffen;

22.    vraagt dat het investeringsprogramma Horizon 2020 niet gebruikt wordt om de tenuitvoerlegging van het EFSI te financieren;

Een digitaal beleid dat de belangen en rechten van de burgers beschermt

23.    benadrukt dat internet tot het publieke domein behoort en dat het waarborgen van netneutraliteitsbeginsel de kern van het EU-beleid moet vormen;

24.    merkt op dat het vertrouwen van de burgers in internet bepalend is voor het succes van de digitale maatschappij en de digitale economie; is van mening dat cyberveiligheid belangrijk is, maar dat recht gevrijwaard te zijn van verdenkingen even belangrijk is voor de burgers; dringt er derhalve bij de Commissie en de lidstaten op aan ervoor te zorgen dat de privacy en de persoonsgegevens op het internet beschermd worden tegen zowel publieke als particuliere organen;

25.    is, gezien het feit dat de arbeidsomstandigheden en -voorwaarden in de digitale economie nu reeds steeds meer onder druk staan, van mening dat de strategie voor een digitale Unie aangevuld moet worden met vrijwaringsmaatregelen, ter waarborging van fatsoenlijke arbeidsomstandigheden en -voorwaarden in deze sector; is van oordeel dat een 'eerlijk werk'-keurmerk voor softwareproducten (zoals spelletjes en softwareapplicaties) een eerste stap in deze richting zou kunnen zijn;

Een nieuw, duurzaam klimaatbeleid en een sociaal rechtvaardige Energie-Unie

26.    is van mening dat de klimaatcrisis het gevolg is van een verkeerd, energie-intensief productiesysteem dat gericht is op het maken van winst, en dat het vinden van een oplossing voor de klimaatverandering niet aan de markt kan worden overgelaten, maar alleen mogelijk is wanneer we onze productie- en consumptiepatronen radicaal veranderen; vraagt de Commissie haar klimaatbeleid nog eens serieus tegen het licht te houden en klimaatverandering in al haar beleid te integreren;

27.    betreurt het gebrek aan ambitie met betrekking tot bindende streefcijfers waarvan de Commissie momenteel blijk geeft, in het bijzonder met het oog op de COP21 in Parijs; is van oordeel dat de EU zo snel mogelijk haar klimaatambitie moet vergroten om een voortrekkersrol te kunnen blijven vervullen in de klimaatveranderingsonderhandelingen, het gebruik van hernieuwbare energie en het bevorderen van nieuwe, groene banen, en een billijke bijdrage te kunnen leveren aan de wereldwijde inspanningen voor het terugdringen van de broeikasgasemissies;

28.    neemt nota van de toezegging om voor het eind van 2015 wetgevingsvoorstellen voor te leggen voor de tenuitvoerlegging van het klimaat- en energiepakket 2030; herinnert voorzitter Juncker aan zijn belofte om een streefcijfer van 40% broeikasgasemissiereductie en van 30% voor energie-efficiëntie toe te passen en een aandeel van 30% hernieuwbare energiebronnen in de energiemix te verwezenlijken;

29.    dringt bij de Commissie aan op bindende duurzaamheidscriteria voor energieverbruik en biomassa; vraagt de Commissie daarnaast voorstellen te presenteren voor het reduceren van de uitstoot van broeikasgassen door de intensieve veehouderij, aangezien deze een veel grotere impact op de klimaatverandering hebben dan andere broeikasgassen;

30.    verklaart opnieuw tegen het voorstel voor een Energie-Unie te zijn, aangezien die privatisering in de hand zal werken en de ongelijkheid zal vergroten; is van mening dat energie een publiek goed moet zijn en dat publieke controle doorslaggevend is voor de verwezenlijking van een groene revolutie in de energiesector;

31.    neemt nota van de toezegging om voor eind 2015 een ambitieuzer wetgevingsvoorstel voor een pakket inzake circulaire economie voor te leggen;

32.    benadrukt de rol van de habitat- en de vogelrichtlijn en verwerpt elke poging om die af te zwakken; wijst erop dat elke herziening van de bestaande wetgeving tot doel moet hebben die bij te stellen en te versterken in plaats van af te zwakken;

Bescherming van de rechten van werknemers op een sociaaleconomisch evenwichtige interne markt

33.    dringt er bij de Commissie op aan dat zij de komende gerichte herziening van de detacheringsrichtlijn aangrijpt om de rechten van werknemers tegen sociale dumping te versterken;

34.    is van mening dat mobiliteit een keuze en geen noodzaak moet zijn; herhaalt dat de Commissie de nadruk moet leggen op het creëren van kwaliteitsbanen met sociale en arbeidsrechten daar waar mensen wonen, in plaats van op steeds meer mobiliteit; hamert erop dat het komende mobiliteitspakket alle sociale en arbeidsrechten van de werknemers moet beschermen;

35.    betreurt het voornemen van de Commissie om de richtlijn inzake zwangerschapsverlof in te trekken; betreurt het ten zeerste dat de Commissie besloten heeft de overeenkomst van de sociale partners inzake gezondheid en veiligheid voor kappers op te schorten, aangezien dit de sociale dialoog in de EU ondermijnt; verzoekt de Commissie vooruitgang te boeken met deze voorstellen en de wetgeving inzake gezondheid en veiligheid op het werk onverwijld te actualiseren;

36.    vindt het essentieel dat meer steun wordt toegekend aan coöperaties en micro- en kleine en middelgrote ondernemingen (mkmo's), teneinde hen in staat te stellen hun activiteiten in een stabiel ondernemingsklimaat te ontwikkelen, dat de effecten van dominante marktposities van grote ondernemingen en conglomeraten tot een minimum worden beperkt, en dat mkmo's en coöperaties geholpen worden in de oprichtings- en groeifase;

37.    dringt aan op een regionaal uitgebalanceerd industriebeleid gericht op de totstandbrenging in alle lidstaten en regio's van een gediversifieerde industriebasis, hetgeen cruciaal is voor het waarborgen van hoge werkgelegenheids- en activiteitenniveaus in de hele EU;

Democratisch economisch en monetair beleid

38.    is stellig van oordeel dat de structuur van de economische governance en de EMU ondoorzichtig en ondemocratisch is; dringt erop aan dat het stabiliteits- en groeipact wordt vervangen door een echt werkgelegenheids- en ontwikkelingspact dat stoelt op sociale en milieucriteria die alle mensen in de EU ten goede komen; verzoekt ook om een intergouvernementele conferentie over de intrekking van het begrotingspact en pleit ervoor dat dit met onmiddellijke ingang wordt opgeschort totdat die conferentie heeft plaatsgevonden;

39.    is van oordeel dat de wetgeving inzake de bankunie alleen de belangen dient van het grootkapitaal in de EU en niet strookt met fundamentele democratische beginselen; spreekt zich uit voor intrekking van de wetgeving inzake de bankunie en wijst op de noodzaak van democratische publieke controle op het bankstelsel;

40.    verzoekt om een fundamentele verandering in de statuten en het mandaat van de ECB, om ervoor te zorgen dat de lidstaten daar op voet van gelijkheid politieke en democratische controle op kunnen uitoefenen; acht het essentieel dat de lidstaten weer zelf mogen gaan beslissen over cruciaal economisch beleid, zoals het monetaire beleid; acht het voorts noodzakelijk de ECB om te vormen tot een primaire leningverstrekker die als een normale centrale bank kan optreden en dus de economie in tijden van deflatie en recessie kan stimuleren; vindt in dit kader dat de ECB en de EIB rechtstreeks financiering ter beschikking moeten stellen voor overheidsinvesteringen ter ondersteuning van de reële economie en niet zouden moeten bijdragen aan het ontstaan van nieuwe zeepbellen met betrekking tot de prijzen van activa;

41.    verzoekt andermaal om de onmiddellijke stopzetting van het trojka-systeem in de landen waar dat nog aan de orde is, omdat dat geen legitimiteit heeft; vraagt van de Commissie een grondige en transparante evaluatie van de diverse maatregelen op het gebied van de economische governance, met inbegrip van de door de trojka opgelegde macro-economische aanpassingsprogramma's, en daarbij rekening te houden met de kritiek die niet alleen door kritische economen wordt geuit, maar ook door leden van de trojka zelf;

42.    betreurt - en vraagt om onmiddellijke beëindiging van - oneerlijk belastingbeleid, zoals onrechtvaardige en regressieve waterheffingen die in de lidstaten worden opgelegd in het kader van begrotingsaanpassingsprogramma's en die in strijd zijn met het beginsel van proportionele gelijkheid en progressiviteit van de belasting, aangezien met name gezinnen met een laag inkomen onevenredig zwaar getroffen worden door dergelijke maatregelen;

Een nieuw beleid inzake eerlijke handel

43.    maakt zich serieus zorgen over de richting die de Commissie gekozen heeft voor het EU-beleid inzake de internationale handel, en met name over het feit dat samenhang ontbreekt met de belangrijke doelstellingen van het scheppen van banen, het aanpakken van de armoede, het een halt toeroepen aan speculatie (met name met levensmiddelen), het beschermen van de volksgezondheid, dierengezondheid en dierenwelzijn, duurzame landbouw en het milieu, en het waarborgen van culturele verscheidenheid;

44.    verzet zich tegen de mandaten die de Raad aan de Commissie gegeven heeft voor de onderhandelingen over alomvattende vrijhandelsakkoorden, zoals het trans-Atlantisch Partnerschap inzake handel en investeringen (TTIP), de uitgebreide economische en handelsovereenkomst (CETA) en de overeenkomst inzake de handel in diensten (TiSA), die een ernstige bedreiging vormen voor onder andere de voedselveiligheid, en die ook een regeling betreffende de beslechting van geschillen tussen investeerders en staten (ISDS) bevatten; verzoekt de Commissie deze internationale handelsbesprekingen stop te zetten;

45.    herinnert eraan dat de in opdracht van de Commissie uitgevoerde effectbeoordelingen, met name die betreffende het TTIP, de TiSA en de CETA, waarin banen en rijkdom voor eenieder in het vooruitzicht werden gesteld, grote tekortkomingen vertonen en ongeloofwaardig zijn omdat de gebruikte economische modellen achterhaald zijn; vraagt de Commissie geloofwaardigere economische modellen te gebruiken en een analyse te maken van de resultaten van de reeds in werking getreden vrijhandelsovereenkomsten en deze te vergelijken met de effectbeoordelingen;

46.    onderstreept dat alle vrijhandelsovereenkomsten gekoppeld moeten worden aan garanties betreffende de vrijwaring van de huidige niveaus van bescherming van de arbeids-, milieu- en sociale rechten en aan waarborgen inzake openbare aanbestedingen en de verlening van diensten van openbaar belang, waaronder het recht van staten om in de toekomst op deze gebieden strengere normen vast te stellen; dringt er met klem op aan ISDS in welke vorm dan ook van de onderhandelingen over vrijhandelsovereenkomsten uit te sluiten, teneinde de democratische controle op dergelijke regelingen te handhaven;

47.    verwerpt 'achterdeurtjespraktijken' bij internationale handelsafspraken en dringt er bij de Commissie op aan alle onderhandelingsdocumenten openbaar te maken voor parlementsleden en alle geïnteresseerde burgers; vindt dat er een publiek en democratisch debat moet komen met alle relevante betrokken partijen, met name de vakbonden en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, teneinde ervoor te zorgen dat passend toezicht wordt uitgeoefend op de gevolgen van de vrijhandelsagenda van de Commissie;

48.    is van mening dat de versnelde lancering van nieuwe vrijhandelsovereenkomsten tot doel heeft te vermijden dat de problemen die ten grondslag liggen aan de crisis, zoals de vermindering van economische ongelijkheden binnen de EU, de beperking van misbruik door grote bedrijven en beleggers, de controle op en de verlaging van de staatsschuld en de noodzakelijke bestrijding van belastingontduiking en -vermijding, worden aangepakt;

49.    herinnert eraan dat de Commissie naar aanleiding van de door het Parlement en de lidstaten ingenomen standpunten heeft ingestemd met het beginsel van de "culturele uitzondering" , zoals neergelegd in het VN-verdrag betreffende de culturele diversiteit, volgens hetwelk cultuur anders moet worden behandeld dan andere commerciële producten en cultuurgoederen en -diensten hoofdzakelijk buiten de onderhandelingen moeten worden gehouden; is van mening dat dit ook moet gelden voor de audiovisuele mediadiensten (AVMS) en de hoofdpunten van de richtlijn audiovisuele mediadiensten, overheidssubsidies, financieringsverplichtingen voor omroepen (met name om de productie en distributie van Europese films te ondersteunen), overeenkomsten inzake coproducties, maatregelen ten aanzien van het taalbeleid, de werking van kanalen met een openbaredienstenmandaat, het bestaan van plafonds voor het eigendom (in de vorm van aandelen) in kanalen en netwerken, de intellectuele-eigendomsrechten in de culturele, journalistieke en wetenschappelijke sfeer en specifieke socialezekerheidsstelsels;

Een daadwerkelijk beleid inzake justitie en grondrechten

50.    verzoekt de Commissie zich actief in te zetten voor de goedkeuring van de horizontale anti-discriminatierichtlijn in overeenstemming met het standpunt van het Parlement, alsook voor de aanpak van discriminatie, waaronder van Roma, migranten, asielzoekers en andere kwetsbare groepen;

51.    vraagt de Commissie een evaluatie te maken van de tenuitvoerlegging van de nationale strategieën voor de integratie van Roma en van de aanbevelingen van de Raad betreffende maatregelen voor een doeltreffende integratie van de Roma in de lidstaten, en aanvullende maatregelen voor te stellen indien dit voor daadwerkelijke integratie van de Roma noodzakelijk is;

52.    vraagt de Commissie een actieplan uit te werken voor de lidstaten voor het verbeteren van detentie-omstandigheden, met name gezien het wijdverbreide gebruik van het instrument van voorlopige hechtenis, onder meer in gevallen waarin een Europees arrestatiebevel uitgevaardigd is; vraagt de Commissie ten volle rekening te houden met de jurisprudentie van het Europees mensenrechtenhof met betrekking tot detentie-omstandigheden;

53.    is uitermate teleurgesteld over de passiviteit van de Commissie ten aanzien van het wetgevingsinitiatiefverslag over de herziening van het Europees arrestatiebevel; vraagt de Commissie een nieuw voorstel te presenteren en daarbij rekening te houden met het verslag van het Parlement over dit onderwerp, met name met hetgeen daarin staat over evenredigheidstests;

54.    betreurt het dat de Commissie in haar nieuwe initiatieven geen ruimte heeft gemaakt voor een herwerkt en geactualiseerd voorstel voor publieke toegang tot documenten, waarmee ze in zou gaan op het akkoord in eerste lezing in het Parlement uit 2011;

55.    is uitermate teleurgesteld over de Europese veiligheidsagenda die de Commissie onlangs heeft gepresenteerd en die opnieuw eenzijdig gericht is op repressiebeleid en uitbreiding van de handhavingsinstanties van de Unie;

56.    roept de Commissie op gehoor te geven aan de verzoeken van het Parlement in diens resoluties over de vermeende transporten en de illegale detentie van gevangenen in Europese landen door de CIA, met name na het rapport van de Amerikaanse senaat over folteringen door de CIA;

57.    is verheugd met de hernieuwde toezegging inzake toetreding tot het Europees Hof voor de rechten van de mens (EHRM); beschouwt het advies van het Europees Hof van Justitie over de toetreding van de Europese Unie tot het Europees Hof voor de rechten van de mens evenwel als een flinke tegenslag voor de mensenrechten;

58.    vraagt de Commissie ten volle rekening te houden met de uitspraak van het Europees Hof van Justitie van 8 april 2014 in gevoegde zaken C-293/12 en C-594/12; vraagt de Commissie in dit verband met klem af te zien van verdere maatregelen die gebaseerd zijn op een alomvattende gegevensbewaring;

59.    beschouwt de uitspraak van het Europees Hof van Justitie over gegevensbewaring relevant voor het verzamelen van PNR-gegevens voor wetshandhavingsdoeleinden; verzoekt de Commissie daarom haar PNR-voorstel in te trekken; dringt erop aan dat de Commissie het Parlement een beoordeling voorlegt van het effect van het arrest op alle wetsvoorstellen die het op grote schaal verzamelen en bewaren van persoonsgegevens behelzen;

60.    vraagt de Commissie stevige maatregelen te initiëren om de burgers te beschermen tegen de toenemende surveillance door staten;

Een op de mensenrechten stoelend migratiebeleid

61.    verzoekt de Commissie in 2015 met ambitieuze voorstellen te komen voor veilige en legale wijzen om de EU binnen te komen voor alle vrouwen, mannen en kinderen die bescherming behoeven, zodat mensen niet langer gedwongen zijn om op hun reis naar Europa hun leven te wagen op de Middellandse Zee;

62.    is ingenomen met het voorstel van de Commissie tot vaststelling van voorlopige maatregelen op het gebied van internationale bescherming ten gunste van Italië en Griekenland, dat als een eerste stap moet worden beschouwd; verzoekt de Commissie echter om voor eind 2015 een ambitieuzer voorstel in te dienen dat rekening houdt met de toegenomen aantallen personen die in 2015 in Griekenland en Italië zijn aangekomen; herinnert eraan dat vluchtelingen aan een land moeten worden toegewezen op grond van gezinsbanden, taal en culturele banden; verzoekt om opschorting van de Dublinverordening;

63.    veroordeelt het feit dat de Commissie in haar Agenda voor migratie in hoofdzaak inzet op het voorkomen en bestrijden van illegale migratie, onder meer middels detentie, zonder dat men oog heeft voor de toenemende aantallen asielzoekers die oorlogen, vervolging en klimaatrampen proberen te ontvluchten; veroordeelt het daarom fel dat de Commissie in 2014 steeds meer repressieve maatregelen heeft voorgesteld, zoals de EUNAVFOR MED-operatie tegen boten van smokkelaars, de verhoging van het Frontex-budget, het versneld terugsturen van migranten en de aanmoediging om dwang en detentie te gebruiken om het nemen van vingerafdrukken van migranten af te dwingen; verzoekt de Commissie de kredieten hiervoor over te hevelen naar opsporings- en reddingsacties, hervestiging- en herplaatsingsprogramma's en integratie;

Een vreedzame mondiale speler

64.    verzoekt de Commissie en de Raad de betrekkingen van de EU met strategische partners in relevante gebieden aan te halen, zoals in het Middellandse Zeegebied, Rusland, China en de nieuwe mondiale en regionale spelers;

65.    verwerpt het GBVB en het GVDB die volledig in de lijn liggen van de NAVO en de trans-Atlantische betrekkingen en die tot verdere militarisering van de internationale betrekkingen leiden, militaire interventie bepleiten en de militaire industrie actief ondersteunen; dringt aan op eerbiediging van het internationaal recht en op een terugkeer naar politieke en diplomatieke geschilbeslechting;

66.    is van mening dat de prioriteit moet liggen bij het handhaven van vrede, stabiliteit en grondrechten en mensenrechten door middel van een vreedzaam en niet-militair buitenlands beleid dat in overeenstemming is met het internationaal recht en wordt uitgevoerd op niet-discriminerende wijze, alsook bij het vervullen van een leidende rol bij de diplomatieke en vreedzame oplossing van conflicten, met inbegrip van bemiddelingsinitiatieven en programma's voor ontwapening, demobilisatie en re-integratie (DDR), in overeenstemming met het Handvest van de Verenigde Naties; benadrukt het belang van pogingen om het internationale (Arms Trade Treaty - ATT) en het EU-stelsel voor de controle op de internationale wapenexport te verbeteren en te versterken en het NPT-regime (non-proliferatieverdrag) en nucleaire ontwapening te ondersteunen, alsook van maatregelen ten behoeve van de uitbanning van armoede, humanitaire hulp, duurzame economische en sociale ontwikkeling en de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling, die evenwichtige economische betrekkingen stimuleren, eerlijke handel en een eerlijke verdeling van de hulpbronnen en de welvaart in de nabuurschap van de EU en wereldwijd;

67.    onderstreept de betekenis en opportuniteit van de herziening van het ENB; benadrukt dat het herziene ENB in staat moet zijn een snelle en adequate respons te bieden op concrete situaties, maar ook een langetermijnvisie moet vaststellen voor de ontwikkeling van de betrekkingen met de buurlanden, met inachtneming van de verschillen tussen de partijen; is van mening dat er een nieuw kader moet worden ingesteld voor de betrekkingen met de landen en regio's van het ENB, dat gebaseerd is op de strikte naleving van het internationale recht en het Handvest van de Verenigde Naties en op het beginsel van niet-inmenging in binnenlandse aangelegenheden en de eerbiediging van de soevereiniteit, met als doel de aangrenzende regio's te steunen in hun ontwikkeling en werkgelegenheid en onderwijs te bevorderen, in plaats van associatieovereenkomsten te sluiten die alleen maar bedoeld zijn om een vrijhandelsruimte tot stand te brengen, wat voor de bevolking van de ENB-landen nadelig is en alleen de belangen van de Europese bedrijven en de elite van de ENB-staten dient;

68.    verwerpt de plannen om de voorzieningen voor het financieren van civiele missies te bespoedigen en de plannen om besluitvormingsprocedures en de uitvoering van de besluiten te vereenvoudigen, aangezien er vaak vraagtekens kunnen worden geplaatst bij de louter civiele aard van dergelijke missies omdat civiele en militaire aspecten steeds vaker door elkaar lopen of met elkaar verweven zijn, met name op het gebied van de hervorming van de veiligheidssector (SSR) en de trainingsmissies;

69.    wijst nadrukkelijk op het gebrek aan parlementaire controle en op het voorbehoud zowel op Europees als op nationaal niveau ten aanzien van GVDB-missies; benadrukt dat het democratisch deficit vergroot wordt door het "pooling and sharing"-concept en de zogenaamde alomvattende aanpak, alsook door de nauwe samenwerking tussen de EU, de NAVO, het Athenamechanisme en de inzet van EU-gevechtsgroepen;

70.    is tegenstander van de tenuitvoerlegging van een gezamenlijk proefproject inzake GVDB-onderzoek van de Commissie en het EDA, dat onder andere betrekking heeft op systemen van op afstand bestuurde luchtvaartuigen (RPAS); is fel gekant tegen elke financiering met Horizon 2020-fondsen of uit de EU-begroting in het algemeen voor militair, civiel-militair of veiligheidsonderzoek en in het bijzonder voor de ontwikkeling van RPAS;

Versterken van de rechten van de burger

71.    verzoekt de Commissie het beloofde voorstel voor een interinstitutioneel akkoord inzake een verplicht transparantieregister voor alle EU-instellingen in te dienen; bevestigt andermaal dat de representatieve en participerende democratie moet worden versterkt door middel van de tenuitvoerlegging van de artikelen 9 t/m 12 van het Verdrag van Lissabon;

72.    verzoekt de Commissie een voorstel in te dienen voor een herziening van het Europees burgerinitiatief op basis van de conclusies die in het op handen zijnde uitvoeringsverslag van het Parlement worden getrokken;

73.    verzoekt de Commissie te onderzoeken of er een sociaal veto van de burgers kan worden ingevoerd waarmee de inwerkingtreding van EU-wetgeving die de armsten zou schaden, de ongelijkheid zou doen toenemen of sociale rechten zou aantasten, kan worden tegengehouden;

Overige beleidsprioriteiten

Visserijbeleid

74.    dringt aan op een gedecentraliseerd gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB), dat de modernisering en duurzame ontwikkeling van de visserijsector bevordert, zodat deze sector sociaaleconomisch bestaansrecht houdt, de visreserves in stand worden gehouden, banen worden behouden en gecreëerd, en de levensomstandigheden van de werknemers in deze sector worden verbeterd;

75.    dringt aan op maatregelen ter verbetering van de visprijs bij eerste verkoop en van de inkomens van de werknemers in de visserijsector, alsmede op subsidie- of compensatieregelingen voor werknemers in deze sector die te lijden hebben onder de sociaaleconomische gevolgen van de herstelplannen, het meerjarenbeheer en maatregelen ter bescherming van ecosystemen;

76.    dringt aan op maatregelen om de nationale soevereiniteit over de exclusieve economische zone van de lidstaten en hun visbestanden te waarborgen, zodat beheer op korte afstand mogelijk wordt; is van mening dat een 12-mijlszone moet worden gehandhaafd als zone met exclusieve toegang voor de nationale vloot van elke lidstaat, en stelt voor de mogelijkheid van uitbreiding naar aangrenzende gebieden langs de lijnen van het continentaal plat in overweging te nemen;

77.    dringt aan op bescherming van de biodiversiteit in het mariene milieu, zodat de visbestanden zich kunnen herstellen; pleit in dit verband voor toepassing van passende duurzame beheerspraktijken, die onder meer zouden kunnen bestaan in het instellen, in overeenstemming met de meest recente wetenschappelijke kennis, van visserijvrije zones in gebieden waar de visbestanden of de biodiversiteit bedreigd worden;

78.    wijst er nogmaals op dat de specifieke kenmerken van de kleinschalige en kustvisserij in het GVB moeten worden erkend en dat geanalyseerd moet worden in welke mate de bestaande instrumenten geschikt zijn voor de noden van de sector, en dat ze zo nodig moeten worden aangepast;

79.    dringt aan op steun - met middelen van het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) - voor de kleinschalige visserij, teneinde de specifieke problemen van deze sector aan te pakken en beheer op korte afstand, duurzame visserij-activiteiten en de ontwikkeling van de kustgemeenschappen te bevorderen;

80.    betreurt het dat het goedgekeurde GVB en de gemeenschappelijke marktordening (GMO) zo weinig doen aan de reële behoeften van de visserijsector en dringt aan op een zo spoedig mogelijke herziening van deze twee regelingen;

81.    maakt zich zorgen over de schade die de drastische inkrimping van de totaal toegestane vangsten (TAC's) aanbrengen aan de sector, de inkomens en de plattelandsgemeenschappen, en vraagt de Commissie alles in het werk te stellen om te vermijden dat dit in de toekomst weer gebeurt;

Landbouwbeleid

82.    is van oordeel dat de Europese landbouwsector een van de sectoren is die ondanks de crisis een bepaald waardescheppend vermogen kan behouden; merkt echter op dat er een tekort aan landbouwers is, en met name aan jonge en vrouwelijke landbouwers; verzoekt de EU een diepgaande analyse te maken van de factoren die daaraan ten grondslag liggen, met als doel zinvolle maatregelen te nemen om dat verschijnsel tegen te gaan; betreurt het dat dit verschijnsel ons mondiaal gezien belangrijke landbouw- en plattelandserfgoed in gevaar dreigt te brengen en dat tegelijkertijd de grote agro-industriële bedrijven hun marges vergroten en hun model van een mondiaal voedselsysteem erdoor drukken, met alle schadelijke milieueffecten van dien; onderstreept dat in het Europees landbouw- en voedselbeleid de landbouwers, en niet de grote bedrijven, centraal moeten staan, teneinde daadwerkelijk voor groei en banen in alle regio's van de EU te zorgen; betreurt het dat het huidige beleid resulteert in de decimering van de traditionele familielandbouwbedrijven in Europa en in een achteruitgang van de sociaaleconomische activiteiten in de plattelandsgebieden;

83.    benadrukt dat de EU moet toewerken naar een eerlijke verdeling tussen producenten van het recht om te verbouwen, en overheidsinstrumenten moet ontwikkelen die vraag en aanbod aanpassen om de landbouwersinkomens en de voedselproductieniveaus in stand te houden, zodat de landbouwers worden beschermd tegen prijsvolatiliteit; dringt aan op een robuuste tussentijdse herziening van het GLB die tot duurzame oplossingen leidt voor de in het systeem ingebakken problemen;

84.    benadrukt dat de EU prioriteit moet geven aan de bescherming van en de toegang tot haar landbouwgronden en landroof moet voorkomen, een cruciaal probleem van wereldbelang voor het beschermen van landbouwers, landbouwgrond en het milieu;

85.    onderstreept dat het met het oog op het beschermen van de landbouwgrond op de lange termijn belangrijk is in heel Europa doeltreffende strategieën voor het voorkomen en bestrijden van de klimaatverandering ten uitvoer te leggen, teneinde enerzijds de koolstofvoetafdruk van de landbouwsector te verkleinen en anderzijds de productiviteit van de Europese landbouwbedrijven op peil te houden;

86.    dringt bij de EU aan op een verbod op de autorisatie, de teelt en de verkoop van gmo's, en op stevige steun voor de Europese biologische landbouw, die de voorbije decennia als enige gegroeid is;

87.    vraagt de Commissie haar voorstellen betreffende het klonen in te trekken en nieuwe voorstellen op dit gebied uit te werken die beter aansluiten bij het standpunt van het Parlement, en te voorzien in de toepassing van de gewone wetgevingsprocedure; maakt bezwaar tegen de keuze van de goedkeuringsprocedure voor de besluitvorming over de richtlijn betreffende het in de handel brengen van levensmiddelen die van kloondieren afkomstig zijn, aangezien het Europees Parlement hierdoor het recht om het voorstel te amenderen zou worden ontnomen;

88.    verzoekt de Europese Unie alle vormen van zaaigoedoctrooiering te verbieden om de landbouwers te beschermen tegen oneerlijke concurrentie en onnodige bureaucratie, en plaatselijke variëteiten/biodiversiteit en ons genetisch en cultureel erfgoed te beschermen;

89.    betreurt het dat de normen op het gebied van dierenwelzijn in de Europese veeteelt momenteel niet worden nageleefd en smeekt de Commissie ervoor te zorgen dat de bestaande wetgeving in alle lidstaten wordt gehandhaafd, hoewel het beseft welke kosten de naleving meebrengt voor de landbouwers, en met name de kleine landbouwers die niet kunne profiteren van schaalvoordelen; verzoekt de Commissie tevens de dierenwelzijnsregels in de bestaande EU-wetgeving inzake de biologische landbouw aan te scherpen en daaruit alle mogelijke uitzonderingen, zoals voor het gebruik van ongeschikte rassen, het vastbinden van dieren en onnodige castratie, te schrappen;

90.    verwelkomt het recente besluit van Nederland, Duitsland en Denemarken om de maximale vervoersduur voor levende dieren vast te stellen op acht uur; dringt er bij de Commissie op aan Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten zo spoedig mogelijk te wijzigen en in dat verband de maximale vervoersduur voor levende dieren in te korten;

91.    dringt bij de Commissie aan op de publicatie van haar mededeling "Building a Sustainable European Food System", die reeds door drie voorgaande commissarissen goedgekeurd is, en op de voorlegging van een actieplan dat rekening houdt met de conclusies daarin; pleit er in dit verband voor dat wordt afgestapt van intensieve veeteelt en wordt overgestapt op een eerlijke, duurzame en plantaardige vorm eiwitproductie in de landbouw in de EU, en dat de Commissie plaatselijke markten en de consumptie van plaatselijke producten, seizoensproducten en biologische producten ondersteunt en stimuleert; verzoekt voorts dat de ecologische tuinbouwsector in alle lidstaten opnieuw bekeken en gestimuleerd moet worden om te zorgen voor zo weinig mogelijk voedselkilometers voor voedsel met een hoge voedingswaarde;

92.    vindt dat er een debat op gang moet worden gebracht over een nieuw Europees landbouw- en voedselbeleid dat rekening houdt met de belangen van de hele sector; wenst in dit verband dat er een publieke raadpleging wordt gehouden over voedselsoevereiniteit en verantwoorde consumptie;

93.    vindt het onaanvaardbaar dat er nog altijd uitvoerrestituties voor landbouwproducten bestaan; dringt erop aan deze restituties onmiddellijk af te schaffen;

Ontwikkelingsbeleid

94.    verzoekt de Commissie met klem een alomvattende strategie te ontwikkelen en een actieplan met sterke aanbevelingen om illegale kapitaalstromen en belastingontduiking en -vermijding tegen te gaan, en de fiscale samenwerking en de financiële transparantie te verbeteren door grensoverschrijdende belastingontduiking en -vermijding door multinationals te voorkomen en gebruikmaking van nationale middelen als voorspelbare bron van ontwikkelingsfinanciering voor ontwikkelingslanden te stimuleren;

95.    verzoekt de Commissie om het proces dat momenteel onder auspiciën van de VN plaatsvindt met het oog op de totstandbrenging van een wettelijk bindend instrument inzake transnationale bedrijven te steunen door middel van een mededeling waarin de grondslagen voor onderling afgestemd EU-optreden worden vastgesteld, en te zorgen dat er effectieve verhaalmiddelen worden vastgesteld voor slachtoffers in gevallen waarin de nationale rechter duidelijk niet bij machte is multinationals doeltreffend te vervolgen;

96.    verzoekt de Commissie om, in partnerschap met UN Women, in al haar voorstellen sterk de nadruk te leggen op gendergelijkheid en vrouwenemancipatie, in het besef dat gelijkheid van mannen en vrouwen een onmisbaar onderdeel is van het proces van armoedevermindering en duurzame ontwikkeling;

97.    roept ertoe op dat beleidsterreinen met gevolgen voor de ontwikkeling, waaronder beleid op het gebied van handel, migratie, energie, milieu en klimaatverandering, landbouw en visserij, voldoen aan beleidscoherentie voor ontwikkeling en worden afgestemd op ontwikkelingsdoelstellingen;

98.    benadrukt dat de officiële ontwikkelingshulp nog steeds een essentieel instrument is voor de financiering van ontwikkeling; verzoekt de EU en haar lidstaten zich onverwijld opnieuw te verbinden tot het streefcijfer van 0,7% van het bni voor officiële ontwikkelingshulp door meerjaarlijkse begrotingstijdschema's in het dienen om dat peil uiterlijk in 2020 te halen en door duidelijke termijnen vast te stellen waarbinnen zij hun toezeggingen inzake doeltreffendheid op ontwikkelingsgebied zullen nakomen, met inbegrip van toezeggingen om steun te ontkoppelen, en tegelijkertijd de eigen verantwoordelijkheid van het partnerland, de afstemming met de ontwikkelingsstrategieën van de partnerlanden, wederzijdse verantwoordingsplicht en donorharmonisering te stimuleren door de versnippering van de hulp te verkleinen dankzij meer coördinatie tussen de verschillende steunmechanismen en donors;

99.    roept op tot een op menselijke behoeften gebaseerde aanpak van de schuldhoudbaarheid door middel van een reeks bindende normen voor het definiëren van een mechanisme voor het verantwoordelijk verstrekken en opnemen van krediet, schuldaudits en billijke schuldherschikkingen, dat de legitimiteit en de houdbaarheid van de schuldenlast van de betrokken landen en de mogelijke kwijtschelding van onhoudbare en onrechtvaardige schuld moet beoordelen; verzoekt de EU een actieve en positieve bijdrage te leveren aan de VN-onderhandelingen over de invoering van een multilateraal rechtskader voor de herstructurering van staatsschulden met het oog op de verlichting van de schuldenlast; verzoekt de EU bovendien met klem om aan te dringen op tenuitvoerlegging van de UNCTAD-beginselen inzake verantwoorde transacties met staatsschulden voor zowel kredietnemers als kredietgevers;

100.  verklaart andermaal dat betalingen uit hoofde van het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI) niet mogen worden gebruikt voor militaire en veiligheidsprogramma's, politiële samenwerking en legerhervormingen; benadrukt dat elk humanitair optreden louter civiel moet zijn;

Vrouwenrechten en gendergelijkheid

101.  verzoekt de Commissie en de Raad een voorstel in te dienen voor een alomvattende EU-strategie inzake geweld tegen vrouwen, met inbegrip van wetgeving inzake minimumnormen tegen geweld tegen vrouwen; is van mening dat er geen apart actieplan moet komen voor bijvoorbeeld geslachtsverminking bij vrouwen, huiselijk geweld of seksueel geweld, maar dat alle verschillende soorten geweld tegen vrouwen ingekaderd moeten worden in één overkoepelende, doeltreffende, op een gendergelijkheidsperspectief stoelende strategie, die onder meer inhoudt dat de EU toetreedt tot de in 2011 ondertekende Overeenkomst van Istanbul ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld; verzoekt de Commissie in dit verband om van 2016 het Europees Jaar van de beëindiging van geweld tegen vrouwen te maken en ruime middelen beschikbaar te stellen voor bewustmakingsacties en voor ondersteuning van acties op alle niveaus, met bijzondere steun voor ngo's op het gebied van de rechten van vrouwen; verzoekt de Commissie de EU-strategie voor gelijkheid van vrouwen en mannen 2015-2020 goed te keuren en uit te voeren;

102.  betreurt het dat de Commissie voornemens is de richtlijn inzake zwangerschapsverlof in het trekken in het kader van "REFIT"; verzoekt om een wetgevingsinitiatief tot herziening van Richtlijn 92/85/EEG van de Raad, opdat hetzelfde niveau van bescherming wordt geboden als waarom het Parlement in zijn resolutie van 2008 had gevraagd, als onmiddellijke maatregelen ter verbetering van de gezondheid en veiligheid van zwangere werkneemsters, vrouwen die pas bevallen zijn of vrouwen die borstvoeding geven; wenst dat er vooruitgang wordt geboekt met de regels op EU-niveau inzake ouderschapsverlof, met inbegrip van specifieke voorschriften inzake vaderschapsverlof;

103.  verzoekt de Commissie met klem haar ontwikkelingshulpprogramma aan financiële controle te onderwerpen om zich ervan te vergewissen dat EU-subsidies niet onderhevig zijn aan door andere partnerdonors opgelegde beperkingen inzake noodzakelijke medische behandeling, inclusief toegang tot veilige abortus voor vrouwen en meisjes die het slachtoffer zijn van verkrachting tijdens gewapende conflicten, overeenkomstig het gemeenschappelijke artikel 1 van de verdragen van Genève, waarin alle nodige medische zorg voor gewonden en zieken wordt gewaarborgd; verzoekt de Commissie tevens universele toegang tot seksuele en reproductieve gezondheidszorg en de desbetreffende rechten te waarborgen en die op te nemen in alle betroffen beleidsdomeinen in de EU en daarbuiten;

104.  verzoekt de Commissie om van gendergelijkheid en vrouwenrechten een kernpunt van haar ontwikkelingsbeleid te maken; is ervan overtuigd dat gendergelijkheid en emancipatie van vrouwen en meisjes essentieel zijn voor de verwezenlijking van de internationale ontwikkelingsdoelen; wenst dat de EU een feministisch, antimilitaristisch en vredelievend ontwikkelingsbeleid voert;

_____________________

105.  verzoekt de Commissie haar werkprogramma te herzien overeenkomstig de resolutie van het Parlement, met inbegrip van de sectorspecifieke standpunten in deel 2 daarvan;

106.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.