Ontwerpresolutie - B8-1078/2015Ontwerpresolutie
B8-1078/2015

ONTWERPRESOLUTIE over emissiemetingen bij auto's

21.10.2015 - (2015/2865(RSP))

naar aanleiding van vraag met verzoek om mondeling antwoord B8-0764/2015
ingediend overeenkomstig artikel 128, lid 5, van het Reglement

Kathleen Van Brempt, Matthias Groote, Evelyne Gebhardt, Dan Nica, Ismail Ertug namens de S&D-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B8-1075/2015

Procedure : 2015/2865(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B8-1078/2015
Ingediende teksten :
B8-1078/2015
Debatten :
Aangenomen teksten :

B8-1078/2015

Resolutie van het Europees Parlement over emissiemetingen bij auto's

(2015/2865(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien de vraag aan de Commissie over emissiemetingen bij auto's (O-000113/2015 – B8-0764/2015),

–  gezien artikel 128, lid 5, en artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat het Amerikaanse federale milieuagentschap (EPA – Environmental Protection Agency) en de Californische instantie voor luchtkwaliteit (CARB – California Air Resources Board) op 18 september 2015 een bericht hebben uitgevaardigd over schending van de voorschriften inzake vervuiling door Volkswagen AG, Audi AG en de Volkswagengroep Amerika (collectief aangeduid met VW); overwegende dat het onderzoek van start ging na onderzoek naar de uitstoot van stikstofoxiden (NOx) bij dieselvoertuigen door de Internationale Raad voor schoon vervoer (ICCT, International Council on Clean Transportation), die de resultaten daarvan in mei 2014 bij het EPA en de CARB heeft ingediend;

B.  overwegende dat in de Euro 5 en 6-verordening betreffende de emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Verordening (EG) nr. 715/2007, waarover in december 2006 overeenstemming werd bereikt) van fabrikanten wordt geëist dat voertuigen zodanig worden uitgerust dat zij "onder normale gebruiksomstandigheden" aan de emissievereisten kunnen voldoen (artikel 5, lid 1) en een expliciet verbod is opgenomen op het gebruik van manipulatie-instrumenten (artikel 5, lid 2), die worden gedefinieerd als "een constructieonderdeel dat de temperatuur, de rijsnelheid, het motortoerental, de versnelling, de inlaatonderdruk of andere parameters meet om een onderdeel van het emissiecontrolesysteem in werking te stellen, te moduleren, te vertragen of buiten werking te stellen, zodat de doelmatigheid van het emissiecontrolesysteem wordt verminderd onder omstandigheden die bij een normaal gebruik van het voertuig te verwachten zijn"; overwegende dat in de verordening de Commissie ook expliciet gevraagd wordt tests in te voeren en maatregelen te treffen met betrekking tot het gebruik van manipulatie-instrumenten;

C.  overwegende dat VW na het onderzoek door de Amerikaanse autoriteiten heeft toegegeven manipulatie-instrumenten in minstens 11 miljoen verkochte dieselvoertuigen te hebben ingebouwd; overwegende dat de VW-motoren die op de EU‑markt zijn verkocht een typegoedkeuring conform de Euro 5-norm is verleend;

D.  overwegende dat de Euro 5-grenswaarde voor NOx bij dieselvoertuigen 180 mg/km bedraagt en van toepassing was op voertuigen waaraan typegoedkeuring is verleend tussen 1 september 2009 en 1 september 2014, en op alle voertuigen die verkocht zijn tussen 1 januari 2011 en 1 september 2015, en dat voor Euro 6 de overeenkomstige waarde 80 mg/km bedraagt, die van toepassing is op nieuwe typen sinds 1 september 2014 en op alle voertuigen die sinds 1 september 2015 zijn verkocht;

E.  overwegende dat het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek van de Europese Commissie (GCO) in een analyse van 2011[1] tot de conclusie kwam dat de met draagbare emissiemeetsystemen gemeten NOx-emissies van dieselvoertuigen de respectievelijke Euro 3-5 emissiegrenswaarden aanzienlijk overschrijden met een factor 2-4 voor gemiddelde NOx-emissies tijdens hele testroutes en tot een factor 14 in afzonderlijke testvensters; overwegende dat in een ander verslag van het GCO uit 2013[2] wordt verwezen naar conclusies dat Euro 6-voertuigen hogere emissiewaarden zouden kunnen hebben dan Euro 5-voertuigen; overwegende dat in de ICCT-analyse van oktober 2014 bewijzen worden geleverd voor gemiddelde waarden van NOx-emissies op de weg bij geteste dieselvoertuigen die gemiddeld zeven maal hoger liggen dan de grenswaarden overeenkomstig de Euro 6-norm;

F.  overwegende dat de conformiteitsproeven van de productie en van de voertuigen tijdens gebruik niet aan gemeenschappelijke normen op EU-niveau onderhevig zijn, ondanks het mandaat dat de Commissie heeft gekregen om de specifieke vereisten voor dergelijke procedures via de comitéprocedure in te stellen; overwegende dat de vereisten betreffende de conformiteit van de productie en van de voertuigen tijdens gebruik hierdoor in het algemeen onvoldoende gehandhaafd worden; overwegende dat het niet verplicht is informatie over door de bevoegde typegoedkeuringsinstantie uitgevoerde tests en de resultaten ervan te verstrekken aan de Commissie, de typegoedkeuringsinstanties van de andere lidstaten of andere geïnteresseerde partijen;

G.  overwegende dat de Commissie of autoriteiten van andere lidstaten binnen het huidige EU-typegoedkeuringssysteem de typegoedkeuring van voertuigen of conformiteitscertificaten niet mogen intrekken, voertuigen niet mogen terugroepen en het op de markt brengen ervan niet mogen opschorten als er door een andere lidstaat typegoedkeuring voor is verleend; overwegende dat fabrikanten van voertuigen gelijk welke testinstantie in de EU kunnen kiezen, met een ongezonde concurrentie tussen testinstanties als gevolg; overwegende dat er geen toezicht wordt gehouden op de testwerkzaamheden van typegoedkeuringsinstanties;

H.  overwegende dat de Commissie bezig is met een herziening van het typegoedkeuringskader;

I.  overwegende dat alle statische testprocedures, gezien de digitalisering van auto's, absurde resultaten opleveren, en dat daarom reële emissies op de weg als uitgangspunt moeten worden gebruikt voor typegoedkeuring;

J.  overwegende dat de Euro 5 en 6-verordening rechtstreeks toepasselijk is in de lidstaten, en dat consumenten, al naar gelang het rechtsstelsel van hun lidstaat, voor de nationale rechter een vordering tegen de voertuigfabrikanten kunnen instellen wegens inbreuk op de voorschriften, maar dat regelingen voor collectief verhaal niet in alle lidstaten voor consumenten beschikbaar zijn en dat er geen Europees verhaalmechanisme bestaat;

K.  overwegende dat consumenten, in het kader van Richtlijn 1999/44/EG betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen, recht hebben op een garantieperiode van minimaal twee jaar na de aankoop van een product; overwegende dat de verkoper verplicht is aan de consument goederen af te leveren die conform de koopovereenkomst zijn; overwegende dat conformiteit wordt vermoed indien goederen "in overeenstemming zijn met de door de verkoper gegeven beschrijving ervan, en de eigenschappen bezitten van de goederen die de verkoper aan de consument als monster of als model heeft getoond" en "de kwaliteit en prestaties bieden [...] die de consument redelijkerwijs mag verwachten, gelet op [...] de eventuele door de verkoper, de producent of diens vertegenwoordiger – met name in reclame of etikettering – publiekelijk gedane mededelingen over de bijzondere kenmerken ervan"; overwegende dat de consument, bij gebrek aan dergelijke conformiteit, recht heeft op kosteloze reparatie of vervanging van de goederen, of op een korting op de prijs;

L.  overwegende dat de consument, volgens Richtlijn 2011/83/EU betreffende consumentenrechten, vóór de sluiting van een overeenkomst op afstand of binnen/buiten verkoopruimten ingelicht moet worden over de belangrijkste kenmerken van een product en over 14 dagen bedenktijd beschikt voor overeenkomsten op afstand, en dat de lidstaten voorschriften moeten hebben voor doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties als de bepalingen van de richtlijn niet worden nageleefd;

M.  overwegende dat in Richtlijn 2005/29/EG betreffende oneerlijke handelspraktijken een verbod is opgenomen op met name elke praktijk die "het economische gedrag van de gemiddelde consument die zij bereikt of op wie zij gericht is [...] met betrekking tot het product wezenlijk verstoort of kan verstoren" en er in de richtlijn wordt bepaald dat "beweren dat een handelaar (met inbegrip van zijn handelspraktijken) of een product door een openbare of particuliere instelling is aanbevolen, erkend of goedgekeurd terwijl zulks niet het geval is, of iets dergelijks beweren zonder dat aan de voorwaarde voor de aanbeveling, erkenning of goedkeuring wordt voldaan" valt onder handelspraktijken die onder alle omstandigheden als oneerlijk worden beschouwd, en de lidstaten verplicht worden doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties vast te stellen;

N.  overwegende dat NOx-emissies in verband worden gebracht met nadelige effecten op het milieu, met name verzuring en eutrofiëring; overwegende dat de NOx-concentratie in Europa de luchtkwaliteitsnormen van de EU regelmatig overschrijdt;

O.  overwegende dat luchtvervuiling in Europa ieder jaar 430 000 vroegtijdige sterfgevallen veroorzaakt en 940 miljard EUR aan productiviteitsverlies kost; overwegende dat in meer dan twintig lidstaten, met name in stedelijke gebieden, niet aan de luchtkwaliteitsnormen van de EU wordt voldaan; overwegende dat NO2 een gevaarlijke verontreinigende stof is die longkanker, astma en een scala aan ademhalingsziekten veroorzaakt;

P.  overwegende dat de resultaten van reeds in voertuigen geïnstalleerde emissiecontrolesystemen kunnen worden verbeterd door de verwijdering van manipulatie-instrumenten, herprogrammering en herkalibratie;

Q.  overwegende dat de huidige systemen voor het controleren van NOx-emissies van dieselpersonenauto's voornamelijk op drie technologieën berusten: wijzigingen binnenin de motor gekoppeld aan uitlaatgasrecirculatie (EGR), adsorptie van NOx in armmengselmotoren (de zogenaamde "lean NOx traps" of LNT's) en selectieve katalytische reductie (SCR); overwegende dat de meeste voertuigen om te voldoen aan de Euro 6-grenswaarden uitgerust zijn met ten minste twee van de drie technologieën; overwegende dat al deze technologieën met manipulatie-instrumenten kunnen worden uitgeschakeld;

R.  overwegende dat afwijkingen tussen testresultaten en de resultaten van voertuigen onder normale gebruiksomstandigheden niet beperkt blijven tot NOx, maar ook voorkomen bij andere verontreinigende stoffen en CO2; overwegende dat in 2014 de kloof tussen de officiële en de reële CO2-emissies bij personenauto's in Europa volgens studies 40% bedroeg;

S.  overwegende dat het voor de overstap naar de wereldwijde testprocedure voor lichte voertuigen (WLTP) in de EU nodig is de bestaande streefdoelstellingen voor de gemiddelde CO2-emissies van het wagenpark voor fabrikanten aan te passen aan de nieuwe test; overwegende dat deze aanpassing, die momenteel via de comitéprocedure loopt, voor een vergelijkbare strengheid moet zorgen voor de fabrikanten en dat de oneerlijke testflexibiliteit in de huidige NEDC-procedure, die kan leiden tot een afzwakking van de CO2-doelstelling voor 2021, hierbij moet worden vermeden;

1.  laat zijn ongenoegen blijken over het ernstig gebrek aan handhaving van de regelgeving van de interne markt in de EU, dat dankzij de Amerikaanse autoriteiten werd blootgelegd;

2.  roept de Commissie en de lidstaten op om preventieve maatregelen te treffen en onmiddellijk een onderzoek te starten naar het gebruik van manipulatie-instrumenten bij in de EU verkochte voertuigen en naar de resultaten van voertuigen bij normaal gebruik wat betreft de grenswaarden voor verontreinigende stoffen en de geadverteerde CO2-emissies (g/km); meent dat een dergelijk onderzoek onder toezicht van de Commissie moet worden uitgevoerd, op basis van gegevens over de voertuigen op de markt die worden verzameld en ingediend door de typegoedkeuringsinstanties van de lidstaten en die voortkomen uit reële rijtests; benadrukt dat dit onderzoek in totale openheid en met volledige publieke toegang tot de gegevens moet plaatsvinden om het consumentenvertrouwen in de Europese productie te herstellen;

3.  eist dat de instanties in de lidstaten de typegoedkeuring en het conformiteitscertificaat van voertuigen opnieuw beoordelen wanneer manipulatie-instrumenten worden gevonden, overeenkomstig artikel 30 van Richtlijn 2007/46/EG en artikel 10 van Verordening (EG) nr. 715/2007/EG, dat de rechten van consumenten in dit verband worden geëerbiedigd en dat consumenten waar passend worden gecompenseerd voor het gepleegde bedrog;

4.  benadrukt dat zij die verantwoordelijk zijn voor de manipulatie van emissiemetingen ter verantwoording moeten worden geroepen; waarschuwt ervoor dat gewone arbeiders die werkzaam zijn bij autofabrikanten en hun leveranciers – veelal kleine en middelgrote ondernemingen – uiteindelijk niet degenen mogen zijn die de prijs betalen voor deze manipulatie, en maakt zich ernstig zorgen over de mogelijke negatieve gevolgen voor de toeleveringsketen van de automobielindustrie; roept de sociale partners er daarom toe op te waarborgen dat het manipulatieschandaal niet tot banenverlies leidt;

5.  spreekt zijn krachtige veroordeling uit over opzettelijke frauduleuze activiteiten, ongeacht de omvang van de onderneming die zich daaraan schuldig maakt, aangezien dergelijke activiteiten niet alleen schadelijk zijn voor het milieu maar ook voor het consumentenvertrouwen in de kwaliteit van Europese producten;

6.  herhaalt het standpunt dat de Commissie milieubeheer van het Europees Parlement op 23 september 2015 heeft aangenomen over emissietests in reële rijomstandigheden en dringt nogmaals aan op de invoering van "een emissietest in reële rijomstandigheden voor alle voertuigen die vanaf 2015 een typegoedkeuring krijgen of worden geregistreerd om te waarborgen dat de emissiecontrolesystemen doeltreffend genoeg zijn om ervoor te zorgen dat het voertuig aan deze verordening en de uitvoeringsmaatregelen daarbij kan voldoen, met een conformiteitsfactor die alleen rekening houdt met de mogelijke toleranties van de meetprocedure voor emissies tegen 2017"; dringt in dit verband bij de Raad en de Commissie aan op een vroegtijdig akkoord over een kader voor emissietests in reële rijomstandigheden, en op een snelle goedkeuring in de comitéprocedure na een akkoord over het wetgevingsvoorstel;

7.  is misnoegd over het gebrek aan openheid van de besprekingen in het kader van de comitéprocedure over het voorstel voor een emissietest in reële rijomstandigheden, en betreurt met name dat de Commissie verzuimd heeft het Parlement tegelijkertijd met de afgevaardigden van de lidstaten te informeren; roept de Commissie ertoe op volledige transparantie te waarborgen en het Europees Parlement op gelijke voet met de lidstaten te behandelen;

8.  benadrukt dat de huidige EU-typegoedkeuringsprocedure aanzienlijk moet worden verbeterd, onder andere door meer EU-toezicht, in het bijzonder wat betreft het markttoezicht, de coördinatie en de follow-upprocedure voor voertuigen die in de Unie verkocht zijn; verzoekt de Raad en de Commissie daarom een onafhankelijke EU-typegoedkeuringsinstantie op te richten, zodat de volledige verantwoording en onafhankelijkheid van het gehele systeem zijn gewaarborgd;

9.  vraagt de Commissie en de lidstaten hun uiterste best te doen om ervoor te zorgen dat de in artikel 13 van Verordening (EG) nr. 715/2007 vervatte doelstellingen doeltreffender worden verwezenlijkt; herhaalt dat de sancties die aan fabrikanten worden opgelegd wegens schending van de bepalingen van bovenstaande verordening, zoals het gebruik van manipulatie-instrumenten, op de eerste plaats ontmoedigend en doeltreffend moeten zijn;

10.  benadrukt dat er, gezien het emissieschandaal en het belang van schone auto's op de weg, structurele hervormingen nodig zijn; verzoekt de Commissie met industriële beleidsmaatregelen te komen om betere structuren te waarborgen en om de Europese automobielsector – en de daarmee verbonden banen – veilig te stellen als een fundamentele pijler van de Europese industrie; onderstreept dat er in deze sector in meer gerichte O&O moet worden geïnvesteerd om sneller de omschakeling te maken naar schonere motoren, met name door de elektrificatie van het Europese wagenpark;

11.  verzoekt de lidstaten maatregelen te treffen om oudere dieselvoertuigen te voorzien van NOx-controlesystemen en om geïntegreerde concepten voor stedelijke mobiliteit met geringe emissies te bevorderen, aangezien voertuigen met een dieselmotor meer stikstofoxiden (NOx) uitstoten en er een rechtstreeks verband is tussen schadelijke niveaus van luchtverontreiniging in stedelijke gebieden en NOx-emissies;

12.  meent dat de komende herziening van de kaderrichtlijn voor typegoedkeuringen uitgebreid moet worden en de voorwaarden voor conformiteit van de productie moet specificeren om ervoor te zorgen dat een afdoende en representatief aantal nieuwe modellen, die willekeurig uit de productielijn gehaald worden, jaarlijks in reële rijomstandigheden worden getest op hun naleving van de Europese grenswaarden voor verontreinigende stoffen; roept er voorts toe op de tests te verbeteren voor voertuigen die al op de weg in gebruik zijn – eveneens op basis van de procedure voor emissies in reële rijomstandigheden – teneinde de conformiteit van in gebruik zijnde voertuigen bij verschillende kilometerstanden na te gaan, zoals de verordening bepaalt; dringt erop aan het toezicht op de weg te verbeteren door middel van periodieke technische controles om voertuigen die niet in overeenstemming zijn met de EU-wetgeving op te sporen en te herstellen;

13.  verzoekt de Commissie nauwlettend toe te zien op het nationaal beleidskader 2016 van de lidstaten ten aanzien van de richtlijn betreffende de uitrol van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen, met inbegrip van concrete en ambitieuze streefcijfers en doelstellingen voor met name elektrische mobiliteit; herinnert de Commissie aan haar toezegging om een actieplan aan te nemen voor de tenuitvoerlegging van de strategie voor schone energie voor het vervoer, om zo te zorgen voor een zo breed mogelijk gebruik van alternatieve brandstoffen voor het vervoer en om duurzame elektrische mobiliteit in de EU te bevorderen;

14.  verzoekt de Commissie een volledig nieuw typegoedkeuringssysteem in te voeren voor onderdelen die verband houden met emissiereductie, en om reële emissies op de weg te gebruiken als uitgangspunt voor de typegoedkeuring;

15.  benadrukt dat de bevoegde instanties op het niveau van de EU en de lidstaten toegang moeten krijgen tot de broncodes van de computerprogramma's voor het controlesysteem van de voertuigen zodat zij kunnen nagaan of er software voor manipulatie-instrumenten aanwezig is, met inachtneming van de bescherming van gebruikersgegevens en de vertrouwelijkheid van bedrijfsgeheimen;

16.  wijst erop dat de manipulatie van emissiemetingen ook voortvloeide uit het falen van het ondernemingsbestuur; verzoekt de Commissie na te gaan of actie op Europees niveau noodzakelijk is om ervoor te zorgen dat het concurrentievermogen en de duurzaamheid op lange termijn en een toekomstgerichte benadering bij besluitvormingsprocedures in grote Europese ondernemingen zijn gewaarborgd; pleit voor de invoering van bredere controle en transparantere audits en herhaalt dat besluitvormingsprocedures waarbij meer openheid is gewaarborgd en spelers met verschillende achtergronden en vertegenwoordigers van verscheidene belanghebbenden betrokken zijn, resulteren in doeltreffender en meer op de lange termijn gerichte besluiten;

17.  benadrukt dat consumenten hun rechten, zoals vastgelegd in de Richtlijnen 1999/44/EG, 2005/29/EG en 2011/83/EU, gemakkelijk moeten kunnen uitoefenen; vraagt de lidstaten en hun bevoegde instanties duidelijk advies te verstrekken aan consumenten die naar deze rechten informeren; verzoekt de Commissie en de lidstaten voorts erop toe te zien dat consumenten doeltreffend verhaal kunnen halen, ook via collectieve mechanismen, indien deze rechten worden geschonden, en te zorgen voor een doeltreffende handhaving door de bevoegde nationale instanties;

18.  dringt aan op een herziening van Richtlijn 1999/94/EG betreffende de etikettering van auto's om de juistheid en vergelijkbaarheid van de aan de consument verstrekte informatie te verbeteren; is van oordeel dat etiketten gebaseerd moeten zijn op emissiewaarden die in reële rijomstandigheden zijn verkregen;

19.  uit eveneens zijn bezorgdheid over de discrepantie tussen de CO2-emissies die in de testresultaten worden aangegeven en de emissies die door bestuurders op de weg worden waargenomen; roept daarom op tot een snelle overeenkomst over de samenhang met WLTP met betrekking tot de streefwaarden voor de gemiddelde CO2-emissie van het wagenpark, zonder dat de oneerlijke voordelen in de huidige testprocedure meegerekend worden, teneinde de doelstelling voor 2021 niet te verzwakken;

20.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.