Ontwerpresolutie - B8-1279/2015Ontwerpresolutie
B8-1279/2015

ONTWERPRESOLUTIE over dierenwelzijn

24.11.2015 - (2015/2957(RSP))

naar aanleiding van vraag met verzoek om mondeling antwoord B8-1107/2015
ingediend overeenkomstig artikel 128, lid 5, van het Reglement

Marco Zullo, Marco Affronte, Eleonora Evi, Fabio Massimo Castaldo, Isabella Adinolfi namens de EFDD-Fractie

Procedure : 2015/2957(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B8-1279/2015
Ingediende teksten :
B8-1279/2015
Debatten :
Aangenomen teksten :

B8-1279/2015

Resolutie van het Europees Parlement over dierenwelzijn

(2015/2957(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien artikel 13 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, dat bepaalt dat de Unie en de lidstaten ten volle rekening moeten houden met hetgeen vereist is voor het welzijn van dieren als wezens met gevoel, onder eerbiediging van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en gebruiken van de lidstaten, met betrekking tot met name godsdienstige riten, culturele tradities en regionaal erfgoed,

–  gezien artikel 43 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie over de werking van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en het gemeenschappelijk visserijbeleid,

–  gezien artikel 168, lid 4, onder b), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie inzake maatregelen op veterinair en fytosanitair gebied die rechtstreeks gericht zijn op de bescherming van de volksgezondheid,

–  gezien zijn resolutie van 4 juli 2012 over de strategie van de Europese Unie voor de bescherming en het welzijn van dieren 2012-2015[1],

–  gezien Richtlijn 2010/63/EU betreffende de bescherming van dieren die voor wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt (de "dierproevenrichtlijn")[2],  

–  gezien de mededeling van de Commissie van 15 november 2011 over een actieplan tegen het toenemende gevaar van antimicrobiële resistentie (COM(2011)0748),

–  gezien zijn resolutie van 12 december 2012 over de bescherming van dieren tijdens het vervoer[3],

–  gezien zijn verklaring van 15 maart 2012 over de vaststelling van een maximale reisduur van acht uur voor slachtdieren die binnen de Europese Unie worden vervoerd[4],

–  gezien de verordeningen inzake de handel in wilde dieren en planten, met inbegrip van Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad[5] en Verordening (EG) nr. 865/2006 van de Commissie[6],

–  gezien Verordening (EU) nr. 576/2013 betreffende het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren[7],

–  gezien Richtlijn 1999/22/EG van de Raad betreffende het houden van wilde dieren in dierentuinen[8],

–  gezien de mededeling van de Commissie van 7 februari 2014 over de aanpak van de EU van de bestrijding van de handel in wilde dieren en planten (COM(2014)0064),

–  gezien de vraag aan de Commissie over een nieuwe dierenwelzijnstrategie voor de periode 2016-2020 (O-000141/2015 – B8-1107/2015),

–  gezien artikel 128, lid 5, en artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat in de bestaande Uniewetgeving met betrekking tot diergezondheid en dierenwelzijn dieren niet worden beschouwd als wezens met gevoel zoals bedoeld in artikel 13 VWEU;

B.  overwegende dat de EU-wetgeving op het gebied van dierenwelzijn bijdraagt aan het creëren van gelijke voorwaarden binnen de Unie en daardoor aan een goed functionerende interne markt;

C.  overwegende dat aanhoudende en specifieke problemen op het gebied van dierenwelzijn, niet alleen met betrekking tot de agrarische veehouderij, maar ook met betrekking tot andere sectoren zoals huisdieren, de paardenhouderij, exotische dieren en andere dieren die worden gehouden of verhandeld in het kader van een economische activiteit, op EU-niveau moeten worden opgelost;

D.  overwegende dat dierenwelzijn verder moet worden verbeterd op basis van heersende wetenschappelijke bevindingen en met de nodige aandacht voor de efficiëntie en het concurrentievermogen van de agrarische veehouderij;

E.  overwegende dat circussen expliciet zijn uitgesloten van het toepassingsgebied van Richtlijn 1999/22/EG, waardoor de omstandigheden waarin dieren worden gehouden een nationale bevoegdheid zijn;

F.  overwegende dat dierenwelzijn nauw samenhangt met dier- en volksgezondheid;

G.  overwegende dat de toename van het aantal exotische dieren dat als huisdier wordt gehouden kan leiden tot een grotere verspreiding van besmettelijke ziekten naar huisdieren en tegelijkertijd een bedreiging kan vormen voor de volksgezondheid, de diergezondheid en het dierenwelzijn; overwegende dat exotische dieren of planten kunnen ontsnappen of zich kunnen verspreiden als invasieve uitheemse soorten, waardoor inheemse soorten en habitats worden bedreigd en enorme sociaal-economische schade wordt aangericht;

H.  overwegende dat de EU-regels en nationale regels inzake dierenwelzijn wegens hun complexe aard en uiteenlopende interpretaties voor rechtsonzekerheid zorgen en producenten in bepaalde lidstaten een aanzienlijk concurrentienadeel kunnen bezorgen; overwegende dat wat de tenuitvoerlegging van de EU-wetgeving betreft de mededinging wordt scheefgetrokken door gebrekkige naleving, niet-geharmoniseerde normen en het ontbreken van juridische mijlpalen, waardoor ongelijke concurrentievoorwaarden ontstaan;

I.  overwegende dat het voorstel voor een verordening betreffende diergezondheid geen duidelijke definitie van het begrip "veehouderij" bevat, en dat dit begrip in de lidstaten verschillend kan worden geïnterpreteerd;

J.  overwegende dat hondengevechten nog steeds enorm veel lijden en de dood van honderden honden in de hele Unie met zich brengen;

K.  overwegende dat mishandeling van honden, zoals achterlating, de oorzaak is van het bestaan van zwerfhonden, en dat dit fenomeen nog steeds een probleem vormt voor sommige EU-landen; overwegende dat het doden van zwerfhonden nog steeds is toegestaan om te voorkomen dat ze zich verder verspreiden;

L.  overwegende dat er in de EU nog steeds veel dolfinaria zijn, en dat er een misleidende en niet-educatieve boodschap wordt overgedragen door voor ontspannings- en commerciële doeleinden dieren te gebruiken waarvan wetenschappelijk is bewezen dat ze intelligent, zelfbewust en zeer sociaal zijn;

1.  verzoekt de Commissie met klem om de onmiddellijke tenuitvoerlegging van de nog openstaande punten van de strategie van de Europese Unie voor de bescherming en het welzijn van dieren 2012-2015;

2.  herinnert eraan dat artikel 13 VWEU van algemene strekking is en een horizontaal karakter heeft, en als zodanig even belangrijk is als de bepalingen inzake het milieu of de consumentenbescherming, en juridisch voorrang heeft boven alle vormen van internemarktbeleid;

3.  wijst erop dat gedurende een periode van meer dan 30 jaar meer dan 30 basishandelingen betreffende dierenwelzijn zijn vastgesteld en dat veel van deze handelingen uiteenlopende niveaus van bescherming van dieren bieden; benadrukt dat de meeste van de bestaande handelingen onvoldoende erkennen dat dieren wezens met gevoel zijn zoals bedoeld in artikel 13 VWEU;

4.  spreekt zijn bezorgdheid uit over de doeltreffende tenuitvoerlegging en handhaving van de geldende EU-wetgeving betreffende dierenwelzijn;

5.  wijst erop dat de Commissie tot nu toe slechts 9 van de 19 acties van de strategie van de EU voor de bescherming en het welzijn van dieren 2012-2015 ten uitvoer heeft gelegd;

6.  vraagt waarborgen dat een harmonisatie van het wetgevingskader niet zal leiden tot een afzwakking van de normen inzake dierenwelzijn of van het streven naar verbetering van het dierenwelzijn, en verzoekt de Commissie de bestaande normen te versterken op basis van de nieuwste wetenschappelijke inzichten en met het oog op internationale handelsbesprekingen met derde landen waar niet dezelfde mate van bescherming geldt;

7.  verzoekt de Commissie de bestaande regels inzake de bescherming van levende dieren bij commercieel vervoer te herzien, overeenkomstig de resolutie van het Parlement over de bescherming van dieren tijdens het vervoer en zijn verklaring van 15 maart 2012; verzoekt de Commissie de bevoegde autoriteiten duidelijke richtsnoeren te geven inzake de tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad, in aansluiting op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in zaak C-424/13;

8.  verzoekt de Commissie gedelegeerde wetgeving goed te keuren ter harmonisering van de identificatie- en registratievereisten voor dieren die worden gehouden of verhandeld in het kader van een economische activiteit of een show, in het bijzonder voor honden, katten, paardachtigen en exotische huisdieren;

9.  verzoekt de Commissie zich in te zetten voor de financiering van alternatieve testmethoden zonder dierproeven via nieuwe en bestaande financieringsregelingen zoals Horizon 2020 en het initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen om te voorkomen dat dieren ernstig en langdurig lijden en om dierproeven zo spoedig mogelijk geleidelijk af te schaffen, zoals gevraagd door de 1,17 miljoen ondertekenaars van het Europees burgerinitiatief "Stop vivisectie";

10.  verzoekt de Commissie te werken aan de harmonisatie van de bestaande wetgeving in 18 lidstaten die het gebruik van wilde dieren in circussen beperken, door een voor de gehele EU geldend verbod op wilde dieren in circussen vast te stellen;

11.  verzoekt de Commissie een verbod voor de hele EU in te stellen voor traditionele of culturele gebruiken waarbij dieren worden mishandeld of pijn lijden;

12.  verzoekt de Commissie om een beperking en geleidelijke afschaffing van het gebruik van dieren in gevangenschap in commerciële en pretparken, waarbij soorten zijn betrokken waarvan wetenschappelijk is bewezen dat ze intelligent, zelfbewust en zeer sociaal zijn;

13.  verzoekt de Commissie gebruik te maken van nieuwe referentiecentra van de EU voor dierenwelzijn, om te helpen bij de tenuitvoerlegging van bestaande regels door informatie te verspreiden, goede praktijken uit te wisselen en training aan te bieden voor bevoegde autoriteiten, en om het gebruik van gevalideerde indicatoren voor dierenwelzijn in te voeren;

14.  verzoekt de Commissie burgers mondig te maken en te beschermen door consumentenvoorlichting te verstrekken in verband met het kopen, verkopen, adopteren en houden van dieren die worden gehouden of verhandeld in het kader van een economische activiteit, met name honden, katten, exotische dieren en paardachtigen;

15.  dringt er bij de Commissie op aan de positie van consumenten te versterken door de regels betreffende het etiketteren van vers en ingevroren vlees wat betreft het land van herkomst uit te breiden tot vers en ingevroren vlees van paardachtigen en tot alle verwerkte vleesproducten; dringt bij de Commissie aan op het uitvoeren van een effectbeoordeling inzake een verplichte methode voor het etiketteren van vlees en zuivelproducten;

16.  verzoekt de Commissie te waarborgen dat in het gemeenschappelijk landbouwbeleid ten volle wordt erkend dat dieren wezens met gevoel zijn en problemen op het gebied van milieu en volksgezondheid die verband houden met slechte praktijken op welzijnsgebied op holistische wijze worden aangepakt; verzoekt de Commissie de ontwikkeling te steunen van een nieuw duurzaam voedingsmiddelenbeleid waarin de verbetering van het welzijn van landbouwhuisdieren wordt erkend en voeding en consumptie op basis van planten wordt gestimuleerd;

17.  dringt er bij de Commissie op aan om bij de onderhandelingen over bilaterale handelsovereenkomsten met derde landen van die landen te eisen dat zij de Europese regelgeving inzake dierenwelzijn naleven bij de uitvoer van zowel vee als dierlijke producten naar de EU-markt;

18.  dringt er bij de Commissie op aan dierenwelzijn te erkennen als motor voor economische ontwikkeling; verzoekt de Commissie verbeteringen van dierenwelzijn te belonen door middel van ontwikkelingshulp aan derde landen;

19.  vraagt om de instelling van een horizontaal, Commissiebreed, permanent platform voor dierenwelzijn om de samenwerking te verbeteren, de aanpak van problemen inzake dierenwelzijn centraal te stellen en interactie met belanghebbenden, waaronder maatschappelijke organisaties, te bevorderen;

20.  verzoekt de Commissie om de paragrafen 6 tot en met 28 op te nemen in een nieuwe strategie van de Europese Unie voor de bescherming en het welzijn van dieren 2016-2020;

21.  staat achter het principe van het etiketteren van voedselproducten die in overeenstemming zijn met normen inzake dierenwelzijn die strenger zijn dan wat wettelijk vereist is; roept de Commissie op voort te bouwen op haar verslag COM(2009)0584 door wetgevingsvoorstellen in te dienen betreffende etiketteringsstelsels voor de hele EU voor vlees- en zuivelproducten en eieren in verwerkte producten, om de consument te informeren over de gebruikte houderijmethoden en de gevolgen daarvan voor het welzijn van dieren, en te komen tot een zo doeltreffend en samenhangend mogelijke communicatie met de consument;

22.  verzoekt de Commissie om meer coördinatie en bevordering van de ontwikkeling en toepassing van alternatieven voor dierproeven voor fundamenteel en toegepast onderzoek en voorgeschreven proeven, overeenkomstig bijlage VII bij Richtlijn 2010/63/EU, door actieve ondersteuning van relevante strategiebepalingen en onderzoekstaken van het EU-referentielaboratorium (het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek) om prioritaire gebieden vast te stellen voor de vervanging van technieken voor proeven met dieren;

23.  dringt er bij de Raad op aan een substantiële verbetering van het dierenwelzijn te garanderen door middel van plattelandsontwikkeling, met name door te voorzien in toereikende financiering om dierenwelzijn te betalen en door ervoor te zorgen dat alle programma's voor plattelandsontwikkeling voor de periode 2014-2020 maatregelen inzake dierenwelzijn omvatten;

24.  verzoekt de Commissie met een wetgevingsvoorstel te komen voor een verbod op hondengevechten in de EU;

25.  verzoekt de Commissie met een wetgevingsvoorstel te komen voor een verbod op het doden van zwerf- en wilde honden in de gehele EU, en ter bevordering van alternatieve, pijnloze methoden om de dierenpopulatie te beheren;

26.  dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan Verordening (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten aan te vullen met een informatieve en educatieve campagne gericht op de ontmoediging van aankoop van exotische plant- en diersoorten;

27.  verzoekt de Commissie en de lidstaten om alternatieve dierproefvrije testmethoden op te nemen in de officiële universitaire studieprogramma's;

28.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie.