ONTWERPRESOLUTIE over een nieuwe dierenwelzijnstrategie voor de periode 2016-2020
24.11.2015 - (2015/2957(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 128, lid 5, van het Reglement
Albert Deß, Michel Dantin, Marijana Petir, Peter Jahr, Angélique Delahaye, Elisabeth Köstinger, Herbert Dorfmann, Norbert Lins, Sofia Ribeiro, Nuno Melo, Jarosław Kalinowski, Czesław Adam Siekierski, Annie Schreijer-Pierik, Mairead McGuinness, Vladimir Urutchev, Daniel Buda, Ramón Luis Valcárcel Siso, Anna Maria Corazza Bildt, Norbert Erdős namens de PPE-Fractie
Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B8-1278/2015
B8-1280/2015
Resolutie van het Europees Parlement over een nieuwe dierenwelzijnstrategie voor de periode 2016-2020
Het Europees Parlement,
– gezien artikel 13 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),
– gezien artikel 43 VWEU over de werking van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en het gemeenschappelijk visserijbeleid,
– gezien de mededeling van de Commissie van 15 februari 2012 over de strategie van de Europese Unie voor de bescherming en het welzijn van dieren 2012-2015 (COM(2012)0006),
– gezien zijn resolutie van 4 juli 2012 over de strategie van de Europese Unie voor de bescherming en het welzijn van dieren 2012-2015[1],
– gezien artikel 128, lid 5, en artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat het EU-recht op het gebied van dierenwelzijn bijdraagt aan het creëren van gelijke voorwaarden binnen de Unie en daardoor aan een goed functionerende interne markt;
B. overwegende dat Europese burgers veel belang hechten aan dierenwelzijn en als consumenten in staat willen zijn met meer kennis van zaken keuzes te maken;
C. overwegende dat nationale regels inzake dierenwelzijn niet in strijd mogen zijn met de beginselen van de Europese interne markt;
D. overwegende dat dierenwelzijn nauw samenhangt met dier- en volksgezondheid;
E. overwegende dat de EU-regels en nationale regels inzake dierenwelzijn wegens hun complexe aard en uiteenlopende interpretaties voor rechtsonzekerheid zorgen en producenten in bepaalde lidstaten een aanzienlijk concurrentienadeel kunnen berokkenen;
F. overwegende dat het niveau van dierenwelzijn bijna nergens in de wereld hoger is dan in de Unie;
G. overwegende dat dierenwelzijn verder verbeterd moet worden op basis van heersende wetenschappelijke bevindingen en met de nodige aandacht voor de welzijnssituatie van door particulieren gehouden dieren, alsmede voor de efficiëntie en het concurrentievermogen van de agrarische veehouderij;
H. overwegende dat een hoog niveau van dierenwelzijn belangrijk is om duurzaamheid te waarborgen, hoewel het investeringen en bijkomende operationele kosten met zich meebrengt die niet proportioneel verdeeld zijn over de gehele voedselketen;
1. verzoekt de Commissie met klem om de onmiddellijke tenuitvoerlegging van de nog openstaande punten van de strategie van de Europese Unie voor de bescherming en het welzijn van dieren 2012-2015;
2. dringt er bij de Commissie op aan een nieuwe en ambitieuze strategie op te stellen voor de bescherming en het welzijn van dieren voor de periode 2016-2020, teneinde voort te bouwen op hetgeen in het kader van de vorige strategie is bereikt en ervoor te zorgen dat er in alle lidstaten een kader blijft bestaan voor het hooghouden van de normen voor dierenwelzijn;
3. heeft waardering voor de inspanningen die boeren in de diverse lidstaten op het gebied van dierenwelzijn reeds hebben geleverd;
4. herinnert eraan dat het Parlement wetgeving heeft aangenomen inzake verschillende onderwerpen met betrekking tot het welzijn van dieren, met name het verbod op de invoer in de Unie van en het verhandelen binnen de Unie van kloondieren en de herziening van de wetgeving inzake officiële controles;
5. dringt er bij de Commissie op aan om daar waar uit duidelijk wetenschappelijk bewijs blijkt dat er sprake is van problemen op het gebied van dierenwelzijn, de beleidsinstrumenten aan te passen of nieuwe in te voeren om deze problemen op te lossen; verzoekt de Commissie nauwlettend toe te zien op de tenuitvoerlegging van de EU-wetgeving inzake dierenwelzijn in de lidstaten;
6. spreekt zijn bezorgdheid uit over de daadwerkelijke uitvoering en handhaving van de huidige EU-wetgeving inzake dierenwelzijn en benadrukt dat een betere handhaving en naleving van de bestaande wetgeving de centrale doelstelling moet zijn van alle voorschriften met betrekking tot diergezondheid en dierenwelzijn;
7. verzoekt de Commissie tegelijkertijd meer ambitie aan de dag te leggen om de wederkerigheid van normen voor dierenwelzijn als een niet-commerciële overweging op te nemen en tot prioriteit te maken in het handelsbeleid en de onderhandelingen met betrekking tot internationale handelsovereenkomsten, en om dierenwelzijn in derde landen te bevorderen door te eisen dat voor ingevoerde dieren en producten gelijkwaardige welzijnsnormen gelden en dat dit streng wordt gecontroleerd;
8. benadrukt dat het belangrijk is voldoende financiering beschikbaar te stellen voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid, omdat de beschikbare middelen toereikend moeten zijn om onze ambities waar te maken, zodat voorkomen wordt dat de productie en de handel worden verplaatst naar landen en continenten met lagere dierenwelzijnsnormen;
9. herinnert eraan dat er sprake is van onevenwichtigheden in de voedselketen die nadelig werken voor de primaire producent, en dat deze situatie de ruimte voor investeringen in dierenwelzijn op het niveau van landbouwbedrijven beperkt;
10. herinnert eraan dat producenten overbelast raken door administratieve verplichtingen en dat deze Europese strategie, overeenkomstig het streven naar administratieve vereenvoudiging, de bestaande lasten niet verder mag vergroten; wijst op de noodzaak de stabiliteit en voorspelbaarheid van investeringen in deze sector te waarborgen, en tevens te zorgen voor eerlijke internationale concurrentie;
11. herinnert eraan dat artikel 13 VWEU van algemene strekking is en een horizontaal karakter heeft, en als zodanig even belangrijk is als de bepalingen inzake landbouw, milieu en consumentenbescherming;
12. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
- [1] PB C 349E van 29.11.2013, blz. 62.