ONTWERPRESOLUTIE over de situatie in Burundi
9.12.2015 - (2015/2973(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement
Hilde Vautmans, Louis Michel, Beatriz Becerra Basterrechea, Dita Charanzová, Ivan Jakovčić, Ilhan Kyuchyuk, Jozo Radoš, Marietje Schaake, Jasenko Selimovic, Pavel Telička namens de ALDE-Fractie
Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B8-1348/2015
Het Europees Parlement,
– gezien zijn eerdere resoluties over Burundi, met name die van 9 juli 2015[1],
– gezien de herziene Overeenkomst van Cotonou, en met name artikel 96,
– gezien de Overeenkomst van Arusha voor vrede en verzoening in Burundi,
– gezien de grondwet van de Republiek Burundi,
– gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (ICCPR),
– gezien het Afrikaanse Handvest van de rechten van de mens en de volkeren (AHRMV),
– gezien het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing,
– gezien de voorlopige verklaring van 27 juli 2015 van de VN-waarnemersmissie voor de verkiezingen in Burundi (MENUB),
– gezien de verklaring van de Afrikaanse Unie van 17 oktober 2015,
– gezien het Afrikaanse Handvest voor democratie, verkiezingen en bestuur,
– gezien de voorlopige verklaring van de waarnemersmissie van de Oost-Afrikaanse Gemeenschap voor de presidentsverkiezingen van 21 juli 2015 in de Republiek Burundi,
– gezien het besluit van het bureau van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU van 14 juni 2015 om de verkiezingswaarnemingsmissie van de Vergadering naar Burundi op te schorten wegens de situatie in dat land,
– gezien de EU-richtsnoeren over mensenrechtenverdedigers en de EU-mensenrechtenrichtsnoeren over vrijheid van meningsuiting, alsook de conclusies van de Raad van juni 2014 waarin wordt toegezegd dat de werkzaamheden met betrekking tot mensenrechtenverdedigers zullen worden geïntensiveerd,
– gezien de conclusies van de Raad van de EU van 22 juni 2015 over Burundi en de verklaring die de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, Federica Mogherini, op 23 juli 2015 na de presidentsverkiezingen namens de EU heeft afgelegd,
– gezien de verklaring van 28 augustus 2015 van de Groep van internationale gezanten en vertegenwoordigers voor het gebied van de Grote Meren in Afrika over de situatie in Burundi,
– gezien Besluit (GBVB) 2015/1763 van de Raad van 1 oktober 2015 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Burundi[2],
– gezien de op 26 oktober 2015 door de Raad goedgekeurde brief waarin Burundi wordt uitgenodigd voor overleg overeenkomstig de procedure van artikel 96 van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst (Overeenkomst van Cotonou) in geval van niet-naleving van de kernpunten van de overeenkomst, te weten de mensenrechten, de democratische beginselen en de rechtsstaat,
– gezien de conclusies van de Raad van 16 november 2015 over Burundi,
– gezien resolutie 2248 (2015) van de VN-Veiligheidsraad van 12 november 2015,
– gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de aankondiging van president Nkurunziza op 26 april 2015 dat hij naar een derde ambtstermijn streefde, het land in chaos heeft gestort en de aanleiding vormde voor een brede protestbeweging en een mislukte staatsgreep op 13 mei 2015; overwegende dat vervolgens diverse vooraanstaande leden van verschillende institutionele organen, onder wie de voorzitter van de Nationale Vergadering, de vicepresident, twee leden van de Onafhankelijke Nationale Kiescommissie (CENI) en een rechter aan het constitutionele hof, het land zijn ontvlucht, omdat zij allen naar eigen zeggen bevreesd waren voor hun eigen veiligheid; overwegende dat de politieke spanningen honderdduizenden mensen gedwongen hebben het land te verlaten; overwegende dat de EU de missie voor verkiezingswaarneming heeft opgeschort;
B. overwegende dat bij de verkiezingen de democratische beginselen niet in acht zijn genomen en de letter en de geest van de Overeenkomst van Arusha zijn geschonden en dat zij daarom door de oppositiepartijen en het maatschappelijk middenveld zijn geboycot; overwegende dat Nkurunziza aan zijn derde termijn als president van Burundi is begonnen, ondanks protesten van internationale donoren en de verklaring van de VN-waarnemersmissie voor de verkiezingen in Burundi (MENUB) dat de verkiezingen geloofwaardig noch vrij waren;
C. overwegende dat de repressie door de overheid en de beperkingen die gelden voor de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vergadering sinds de presidentsverkiezingen op 21 juli 2015 sterk zijn toegenomen; overwegende dat de UNHCR op 28 september 2015 heeft gemeld dat het aantal arrestaties, inhechtenisnemingen en moorden sinds begin september onrustbarend is toegenomen, en de Burundese autoriteiten met klem heeft gevraagd tegen straffeloosheid op te treden; overwegende dat de hoge commissaris van de VN voor de mensenrechten, Zeid Ra'ad, heeft gezegd dat "in de straten van sommige wijken van Bujumbura bijna dagelijks lijken worden gevonden" en dat "de slachtoffers vaak door een op korte afstand afstand afgevuurde kogel lijken te zijn gedood. De lichamen vertonen soms tekenen van foltering en worden doorgaans met op de rug vastgebonden handen aangetroffen";
D. overwegende dat het toenemende politieke geweld en de onveiligheid in Bujumbura hebben geleid tot gerichte moorden op leden van oppositie- en regeringspartijen; overwegende dat de situatie is verergerd doordat geprofileerde personen uit beide kampen het slachtoffer zijn geworden van moordaanslagen: generaal Adolphe Nshimirimana, een naaste medewerker van president Nkurunziza, is op 2 augustus 2015 bij een raketaanval gedood; Pierre Claver Mbonimpa, een mensenrechtenverdediger, is een dag later neergeschoten en ernstig gewond geraakt; kolonel Jean Bikomagu, voormalig stafchef van de strijdkrachten, is op 15 augustus 2015 doodgeschoten; Patrice Gahungu, woordvoerder van de oppositionele Unie voor Vrede en Ontwikkeling (UPD), is op 7 september 2015 gedood; generaal Prime Niyongabo, die aan het hoofd staat van de Burundese strijdkrachten, heeft op 11 september 2015 een moordaanslag overleefd; en het lichaam van Charlotte Umugwaneza, een oppositieleider en activiste in de strijd tegen corruptie, is op 18 oktober 2015, één dag nadat zij als vermist was gemeld, in de rivier de Gikoma aangetroffen;
E. overwegende dat er op 3 oktober opnieuw geweld is uitgebroken in het noorden van de hoofdstad Bujumbura, namelijk in de wijken Mutakura, Cibitoke en Ngagara - bekend als het kerngebied van het verzet tegen de derde termijn van president Nkurunziza -, waarbij acht en wellicht nog meer burgers om het leven zijn gekomen; overwegende dat het Hoge Commissariaat van de VN voor de mensenrechten meldt dat er 134 mensen zijn gedood en honderden willekeurige arrestaties en inhechtenisnemingen zijn geregistreerd, waaronder 704 arrestaties alleen al sinds begin september; overwegende dat er 215 000 mensen zijn gevlucht;
F. overwegende dat volgens diverse bronnen, zoals FIDH en HRW, de politie zeer bruut te werk ging, buitensporig en onevenredig geweld heeft gebruikt en wellicht zelfs standrechtelijke en buitengerechtelijke executies heeft uitgevoerd; overwegende dat de Mensenrechtenraad van de VN (UNHRC) op 2 oktober 2015 een resolutie over Burundi heeft goedgekeurd, waarin wordt gevraagd dat de mensenrechtensituatie in dat land vanaf nu en het hele jaar 2016 wordt onderzocht;
G. overwegende dat de Vredes- en Veiligheidsraad van de Afrikaanse Unie op 17 oktober 2015 heeft aanbevolen zijn plannen voor het zenden van troepen naar Burundi versneld uit te voeren, mocht het geweld daar erger worden, heeft aangedrongen op onderzoek naar de schending van rechten in dat land en heeft aangekondigd een breed onderzoek te zullen openen naar mensenrechtenschendingen en gewelddaden tegen de burgerbevolking in Burundi;
H. overwegende dat de Afrikaanse Unie erop aandringt op korte termijn een dialoog in Kampala of Addis Abeba te houden met alle Burundese partijen, ook die welke zich in het buitenland bevinden en het maatschappelijk middenveld; overwegende dat de EU dit verzoek om een inclusieve dialoog ondersteunt, en dat de secretaris-generaal van de VN op eenzelfde inclusieve dialoog aandringt;
I. overwegende dat de Burundese autoriteiten zeggen bereid te zijn tot overleg met de oppositie en dat de president op 23 september 2015 een decreet heeft getekend tot oprichting van een nationale commissie voor de inter-Burundese dialoog; evenwel overwegende dat de meeste leden van de oppositie en het maatschappelijk middenveld die de derde termijn van president Nkurunziza afwijzen, worden vervolgd op verdenking van deelname aan een opstand en medeplichtigheid aan de couppoging van 13 mei 2015; overwegende dat de voorzitter van de nieuwe Nationale Vergadering, Pascal Nyabenda, heeft verklaard dat "degenen die betrokken waren bij het organiseren en uitvoeren van de staatsgreep (...) niet aan de dialoog zullen kunnen deelnemen";
J. overwegende dat enerzijds de Oegandese bemiddelaars hebben aangekondigd dat de dialoog in november zou worden hervat, en dat anderzijds de Burundese autoriteiten ten aanzien van tegenstanders een internationaal arrestatiebevel hebben uitgevaardigd en om hun uitlevering door drie landen, namelijk België, Nederland en Rwanda, hebben verzocht;
K. overwegende dat ondanks de regionale inspanningen om een einde te maken aan de crisis in het land, de oppositie en de regering van Burundi tot dusverre niet rond de onderhandelingstafel zijn gaan zitten en ngo's hun werk niet kunnen doen; overwegende dat botsingen tussen de veiligheidstroepen en schutters bijna dagelijks plaatsvinden en dat het land door de dramatische toename van het geweld gevaar loopt opnieuw in een burgeroorlog af te glijden;
1. spreekt zijn uiterste bezorgdheid uit over de politieke en humanitaire situatie in Burundi en de gevolgen daarvan voor de stabiliteit van de gehele subregio; verzoekt de Burundese autoriteiten verdere mensenrechtenschendingen te voorkomen; veroordeelt alle gewelddaden en schendingen scherp en herhaalt dat degenen die voor dit geweld verantwoordelijk zijn, verantwoording moeten afleggen en berecht moeten worden; steunt in dit verband de verklaring die de aanklager van het Internationale Strafhof, mevrouw Fatou Bensouda, op 6 november heeft afgelegd;
2. veroordeelt de poging tot staatsgreep op 13 mei evenals alle gewelddaden en schendingen van het constitutioneel bestel, ongeacht door wie deze zijn begaan, en wijst erop dat de AU, de EU en de VN hebben verklaard dat het van het grootste belang is dat alle Burundese partijen hun geschillen met vreedzame middelen te beslechten;
3. dringt er bij de Burundese regering op aan haar regionale en internationale mensenrechtenverplichtingen na te komen en alle medewerking te verlenen aan een versterking van de activiteiten van de mensenrechteninspecteurs van de AU en de hoge commissaris van de VN voor de mensenrechten in het land;
4. dringt er bij alle partijen in Burundi - regering, oppositie en maatschappelijk middenveld - op aan het vertrouwen te herstellen en een inclusieve dialoog aan te gaan, om een verdere verslechtering van de situatie in het land te voorkomen; wijst erop dat er alleen als er via inhoudelijke onderhandelingen naar een op consensus gebaseerde oplossing wordt gestreefd, een duurzame politieke uitkomst kan worden bereikt in het belang van het Burundese volk en de democratie, om het land uit de huidige impasse te bevrijden en te voorkomen dat het weer in een burgeroorlog afglijdt - een ontwikkeling die ongetwijfeld negatieve gevolgen voor de veiligheid in het gebied van de Grote Meren in ruimere zin zou hebben en de verkiezingen in de Democratische Republiek Congo en Rwanda in gevaar zou kunnen brengen;
5. herhaalt het door de Oost-Afrikaanse Gemeenschap (EAC), door de Afrikaanse Unie (AU) en in resolutie 2248 (2015) van de VN-Veiligheidsraad van 12 november 2015 ingenomen standpunt dat een duurzame politieke oplossing in het belang van het Burundese volk alleen mogelijk is door dialoog en het streven naar consensus, met eerbiediging van de Overeenkomst van Arusha en de grondwet van Burundi;
6. verzoekt de EU en haar lidstaten steun te verlenen aan de inspanningen van de Oost-Afrikaanse Gemeenschap en de Afrikaanse Unie om door middel van de inter-Burundese dialoog een duurzame politieke oplossing tot stand te brengen; is verheugd over de sancties die de Raad van de EU heeft ingesteld tegen vier Burundezen wier activiteiten de democratie ondermijnen en de zoektocht naar een politieke oplossing voor de crisis belemmeren;
7. juicht het initiatief van de EU toe om met een positieve instelling gebruik te maken van de vrijwaringsclausule in artikel 96 van de Overeenkomst van Cotonou om een positief resultaat te bereiken door de Burundese autoriteiten uit te nodigen voor het overleg, teneinde een voor alle partijen aanvaardbare oplossing te vinden, de niet-naleving van beginselen inzake mensenrechten, democratie en rechtsstaat te bespreken en op korte termijn een akkoord te bereiken over eerste deëscalatiemaatregelen die het pad kunnen effenen voor substantiële vooruitgang met het oog op het beëindigen van de crisis en het scheppen van een klimaat van verzoening, zodat een oorlog kan worden voorkomen;
8. dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan om na te denken over het bevriezen van alle niet-humanitaire hulp aan de Burundese regering, totdat het buitensporige geweld en de mensenrechtenschendingen door regeringstroepen, zoals gedocumenteerd door het Hoge Commissariaat voor de mensenrechten, ophouden en er via een echte inter-Burundese dialoog een politieke oplossing is gevonden;
9. verzoekt de EU en haar lidstaten steun te verlenen aan verdere maatregelen van de VN, inclusief een sterkere aanwezigheid van de VN, mocht de situatie in Burundi verder verslechteren;
10. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen van de lidstaten, de regering van Burundi, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regeringen van de landen in het gebied van de Grote Meren, de regeringen van de landen van de Oost-Afrikaanse Gemeenschap de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de covoorzitters van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU en het Pan-Afrikaanse Parlement.
- [1] Aangenomen teksten, P8_TA(2015)0275.
- [2] PB L 257 van 2.10.2015, blz. 37.