Ontwerpresolutie - B8-1360/2015Ontwerpresolutie
B8-1360/2015

ONTWERPRESOLUTIE over de situatie in Hongarije

9.12.2015 - (2015/2935(RSP))

naar aanleiding van vraag met verzoek om mondeling antwoord B8-1110/2015
ingediend overeenkomstig artikel 128, lid 5, van het Reglement

Timothy Kirkhope, Beatrix von Storch, Angel Dzhambazki, Helga Stevens, Jussi Halla-aho, Branislav Škripek, Zdzisław Krasnodębski namens de ECR-Fractie

Procedure : 2015/2935(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B8-1360/2015
Ingediende teksten :
B8-1360/2015
Debatten :
Aangenomen teksten :

B8-1360/2015

Resolutie van het Europees Parlement over de situatie in Hongarije

(2015/2935(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien de bepalingen van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) inzake fundamentele waarden en vrijheden,

–  gezien de EU-richtsnoeren inzake de doodstraf, die de Raad in 1998 heeft goedgekeurd,

–  gezien de Verdragen, met name de artikelen 2, 3 en 6 VEU en artikel 2, lid 2, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

–  gezien de mededeling van de Commissie van 11 maart 2014 met als titel "Een nieuw EU-kader voor het versterken van de rechtsstaat" (COM(2014)0158),

–  gezien zijn debat in de plenaire vergadering van 19 mei 2015 over de situatie in Hongarije,

–  gezien zijn resolutie van 10 juni 2015 over de situatie in Hongarije[1],

–  gezien het antwoord van de Commissie van 5 november 2015 naar aanleiding van de resolutie van het Parlement van 10 juni 2015,

–  gezien zijn debat van 2 december 2015 over de situatie in Hongarije,

–  gezien de vraag aan de Commissie over de situatie in Hongarije: follow-up van de resolutie van het Europees Parlement van 10 juni 2015 (O-000140/2015 – B8‑1110/2015),

–  gezien artikel 128, lid 5, en artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat uit een voorlopige beoordeling van de Commissie is gebleken dat bepaalde elementen in de Hongaarse wetgeving vragen opwerpen over de verenigbaarheid met het EU-acquis inzake asiel en grenzen en met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie;

B.  overwegende dat de Commissie op 4 november 2015 een antwoord van de Hongaarse autoriteiten heeft ontvangen;

C.  overwegende dat de Commissie in haar antwoord op de mondelinge vraag van het Parlement die op 10 november 2015 door de LIBE-commissie werd ingediend, heeft verklaard dat in dit stadium niet aan de voorwaarden wordt voldaan om het kader voor het versterken van de rechtsstaat ten aanzien van Hongarije in werking te laten treden;

D.  overwegende dat de Commissie de situatie in Hongarije nauwlettend in de gaten houdt en al inbreuk- en precontentieuze procedures heeft ingesteld wanneer zij dat nodig achtte;

E.  overwegende dat de Commissie het Parlement herhaaldelijk heeft meegedeeld dat zij bereid is alle beschikbare middelen in te zetten om ervoor te zorgen dat Hongarije zijn verplichtingen uit hoofde van de EU-wetgeving nakomt;

F.  overwegende dat het kader voor het versterken van de rechtsstaat bedoeld is om opkomende stelselmatige bedreigingen van de rechtsstaat in een lidstaat aan te pakken voordat deze een niveau bereiken waarop de toepassing van artikel 7 VEU nodig zou blijken;

1.  onderstreept dat alle lidstaten het EU-recht moeten eerbiedigen en dat de wetgeving van een lidstaat in overeenstemming moet zijn met de rechtsstaat en de grondrechten;

2.  wijst erop dat de lidstaten ook de soevereine bevoegdheid hebben hun eigen wetten vast te stellen en hun eigen democratische debatten en raadplegingen te houden met de kiezers in hun land; benadrukt dat dit beginsel de soevereiniteit van een democratische gekozen regering ondersteunt;

3.  steunt de rol van de Commissie, als hoedster van de Verdragen, bij het waarborgen dat de nationale wetgevingen, ook die van Hongarije, in overeenstemming zijn met zowel de EU-Verdragen als de Europese democratische waarden en de mensenrechten;

4.  benadrukt dat de Commissie en het Parlement bij het beoordelen en analyseren van de toestand in Hongarije moeten uitgaan van feiten en zich genuanceerd moeten opstellen;

5.  neemt kennis van de verzekering van de Commissie aan het Parlement dat zij de situatie in Hongarije op de voet blijft volgen;

6.  verzoekt de Hongaarse regering en de Commissie nauw en bereidwillig samen te werken bij alle toekomstige kwesties die naar hun mening nader beoordeeld of geanalyseerd moeten worden;

7.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie, de Raad, de regeringen en de parlementen van de lidstaten en de president van Hongarije.