ONTWERPRESOLUTIE over de ondersteuning van het vredesproces in Colombia
13.1.2016 - (2015/3033(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement
Luis de Grandes Pascual, Francisco José Millán Mon, Davor Ivo Stier, Agustín Díaz de Mera García Consuegra, Cristian Dan Preda, Ramón Luis Valcárcel Siso namens de PPE-Fractie
Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B8-0041/2016
B8-3033/2015
Resolutie van het Europees Parlement over de ondersteuning van het vredesproces in Colombia
Het Europees Parlement,
– gezien zijn talrijke resoluties over de situatie van de mensenrechten in Colombia, met name die van 18 april 1996, 12 juni 1997, 12 maart en 14 mei 1998, 11 maart 1999 en 7 september 2000,
– gezien zijn eerdere resoluties over de situatie in Colombia, met name die van 14 maart en 24 oktober 1996, 18 september 1997 en 14 januari 1999,
– gezien zijn resolutie van 1 februari 2001 over het Plan Colombia en de steun aan het vredesproces in Colombia, alsook zijn resoluties van 4 oktober 2001 en 14 maart 2002 over Colombia,
– gezien de bijzondere betrekkingen die de EU met Colombia onderhoudt, met name de meerpartijenhandelsovereenkomst tussen Colombia en Peru en de EU en haar lidstaten, die op 26 juli 2012 in Brussel is ondertekend,
– gezien gezamenlijke verklaring nr. 60 over de overeenkomst tot oprichting van een buitengewone rechtbank voor vrede, die op 23 september 2015 in Havana is ondertekend, en gezamenlijke verklaring nr. 64 van 15 december 2015 over de overeenkomst betreffende de slachtoffers van het conflict "Integraal systeem voor waarheid, gerechtigheid, schadeloosstelling en niet-herhaling", met inbegrip van de buitengewone rechtbank voor vrede; en de verbintenis ten aanzien van de mensenrechten,
– gezien alinea 44 van de boodschap van de EP-delegatie in de Euro-Latijns-Amerikaanse Parlementaire Vergadering (EuroLat) aan de tweede EU-CELAC-top in Brussel over de beëindiging van het interne conflict tussen de regering van Colombia en de FARC,
– gezien de Verklaring van Brussel, die op 11 juni 2015 aan het einde van de EU-CELAC-top II is vastgesteld,
– gezien de verklaring van de hoge vertegenwoordiger van de EU, Federica Mogherini, over de overeenkomst van 24 september 2015 over overgangsjustitie in Colombia, alsook haar verklaring van 1 oktober 2015 tot benoeming van Eamon Gilmore als speciale vertegenwoordiger van de Unie voor het vredesproces in Colombia,
– gezien artikel 123, lid 2, van het Reglement,
A. overwegende dat de EU en Colombia sinds 2013 een kader voor nauwe economische en commerciële samenwerking handhaven dat is vastgelegd in de handelsovereenkomst tussen Colombia en Peru en de EU en haar lidstaten, waarvan het uiteindelijke doel niet alleen het versterken van de economische betrekkingen tussen de partijen is, maar ook het smeden van allianties die niet beperkt blijven tot handel, waardoor vrede, democratie en het welzijn van hun burgers worden versterkt;
B. overwegende dat de opheffing door de EU van de visumvereiste voor Colombiaanse burgers in deze overeenkomst is opgenomen, zoals overeengekomen tijdens de EU-CELAC-top II van juni 2015;
C. overwegende dat deze nauwe banden betrekking hebben op internationale samenwerkingsgebieden in verband met belangrijke gemeenschappelijke problemen, zoals de strijd voor vrede en tegen terrorisme, waarbij het uiterst opvallend is dat, sinds de ondertekening van de kaderovereenkomst EU-Colombia van 2014 over de deelname aan crisisbeheersingsoperaties van de EU, Colombiaanse strijdkrachten samenwerken met Europese strijdkrachten bij internationale vredesoperaties, onder auspiciën van de Verenigde Naties;
D. overwegende dat de gesprekstafel tussen de regering van Colombia en de FARC van start ging in Havana (Cuba) op 26 augustus 2012, na de ondertekening van het document "Acuerdo General para la terminación del conflicto y la construcción de una paz estable y duradera" (Algemeen akkoord over de beëindiging van het conflict en de opbouw van een stabiele en duurzame vrede), waarmee gevolg werd gegeven aan de wens van het Colombiaanse volk om in vrede te leven en met name werd erkend dat de opbouw van vrede een zaak van de volledige bevolking is, dat de staat de plicht heeft de mensenrechten te bevorderen op het gehele grondgebied en dat eerlijke economische en maatschappelijke ontwikkeling een waarborg voor vrede is en een absolute voorwaarde vormt voor de inclusieve en duurzame groei van het land;
E. overwegende dat in verschillende fases van de onderhandelingen in Havana akkoorden werden bereikt over een nieuw Colombiaans platteland en de uitgebreide plattelandshervorming, over de politieke participatie en de democratische opening met het oog op vredesopbouw, en over de oplossing van het drugsprobleem;
F. overwegende dat de regering van Colombia en de FARC op 23 september 2015 aankondigden een akkoord te hebben bereikt over de oprichting van een buitengewone rechtbank voor vrede, die beantwoordt aan de rechten van de slachtoffers en een bijdrage levert aan de opbouw van een stabiele en duurzame vrede, waarbij de partijen overeenstemming hebben bereikt over de invoering van een integraal systeem voor waarheid, gerechtigheid, schadeloosstelling en niet-herhaling, dat de oprichting van een commissie voor de opheldering van de waarheid, samenleven en niet-herhaling omvat, alsook overeenkomsten op het gebied van schadeloosstelling van de slachtoffers;
G. overwegende dat de onderhandelaars met de sluiting van het bovengenoemde akkoord over de zogenaamde overgangsjustitie een definitieve stap in de richting van vrede hebben gezet, die tevens onomkeerbaar lijkt omdat beide partijen een maximumtermijn van zes maanden voor het bereiken van vrede hebben vastgesteld, met 23 maart 2016 als uiterste datum;
H. overwegende dat de oprichting van een buitengewone rechtbank voor vrede tegemoetkomt aan de behoefte om een bijzonder rechtssysteem uit te werken overeenkomstig het internationaal recht, waarbij de verantwoordelijken voor zware misdrijven worden gestraft en slachtoffers een schadeloosstelling ontvangen, alsook het neerleggen van de wapens wordt vergemakkelijkt;
I. overwegende dat de regering, het parlement en de bevolking van Colombia de soevereine bevoegdheid hebben de parameters van deze buitengewone rechtbank voor vrede vast te stellen, met als belangrijkste functies een einde maken aan straffeloosheid, de waarheid boven tafel krijgen en de daders van de tijdens het conflict gepleegde misdrijven berechten en bestraffen, in het bijzonder de meest ernstige en representatieve, waarbij niet-herhaling wordt gewaarborgd en tevens wordt bijgedragen aan de schadeloosstelling van de slachtoffers;
J. overwegende dat de totstandbrenging van een stabiele en duurzame vrede in Colombia middels de beëindiging van een langer dan vijftig jaar durend intern conflict waarbij miljoenen slachtoffers zijn gevallen, in de eerste plaats een prioriteit voor Colombia is, maar tevens voor de Europese Unie en de internationale gemeenschap, hetgeen blijkt uit de talrijke steunbetuigingen aan het vredesproces van verschillende landen en regionale en internationale organisaties, waaronder de Europese Unie zelf;
1. is zeer ingenomen met het akkoord dat op woensdag 23 september 2015 bereikt werd tussen de regering van Colombia en de Revolutionaire Strijdkrachten van Colombia (FARC) over de oprichting van een buitengewone rechtbank voor vrede, dat een afdoende oplossing vormt voor het grootste hangijzer van de onderhandelingen, en juicht toe dat gezamenlijk beslist werd om binnen een termijn van zes maanden over te gaan tot de ondertekening van een definitief vredesakkoord, vóór 23 maart 2016;
2. is van mening dat zowel de ondertekening van het recente akkoord over de oprichting van een bijzondere rechtbank voor vrede, als de consolidatie van de andere, eerder bereikte akkoorden over uitgebreide plattelandshervorming, politieke participatie en democratische opening met het oog op vredesopbouw, en over de oplossing van het drugsprobleem, cruciale stappen zijn in de richting van een definitief vredesakkoord, dat de steun krijgt van de Colombiaanse bevolking, en dat zorgt voor een stabiele en duurzame vrede na meer dan een halve eeuw interne gewapende conflicten, en dat in het bijzonder rekening houdt met het recht van de slachtoffers van het conflict op een volledige, daadwerkelijke en rechtvaardige schadeloosstelling voor de geleden fysieke, morele en materiële schade;
3. roept het nationaal bevrijdingsleger op om onverwijld en zonder excuses zijn krachtige en besliste medewerking te verlenen aan de vrede in Colombia door een onderhandelingsproces met de Colombiaanse regering te beginnen dat moet leiden tot zijn vreedzame sociale en politieke integratie;
4. spreekt de wens uit dat de lopende vredesonderhandelingen met de FARC binnen een zo kort mogelijke termijn worden afgerond, en in elk geval binnen de termijn van zes maanden die op 23 september in Havana werd vastgelegd, zodat het conflict definitief een eind neemt op 23 maart 2016, en deze dag een mijlpaal wordt in de moderne geschiedenis van Colombia;
5. erkent de grote politieke inspanningen, het realisme en de volharding die zowel de regering van Colombia als de FARC hebben laten zien om hun tegengestelde standpunten dichter bij elkaar te brengen en geleidelijk een compromisruimte te creëren waardoor vorderingen konden worden geboekt bij de onderhandelingen voor de stabiele en duurzame vrede waarnaar alle Colombianen verlangen, met de garantie dat het conflict zich niet zal herhalen;
6. verklaart nogmaals dat geweld geen legitieme methode voor politieke strijd vormt, en verzoekt diegenen die wel die overtuiging hadden, om de democratie met al haar gevolgen en verplichtingen te omhelzen, met als eerste stap het eens en voor altijd neerleggen van de wapens, en het verdedigen van hun overtuigingen en ambities door middel van democratische regels en de rechtsstaat;
7. erkent ook de belangrijke rol die Cuba en Noorwegen tot op heden als garantlanden vervullen, en Chili en Venezuela als begeleidende landen tijdens het vredesproces, en is in het bijzonder Paus Franciscus erkentelijk voor zijn moreel leiderschap en zijn inspanningen ter wille van de vrede in Colombia;
8. neemt met instemming kennis van het besluit dat mevrouw Mogherini, de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en vicevoorzitter van de Commissie, op 1 oktober 2015 nam om Eamon Gilmore, voormalig vicepremier en minister van Buitenlandse Zaken en Handel van de Republiek Ierland, te benoemen tot speciale vertegenwoordiger van de Unie voor het vredesproces in Colombia;
9. verklaart zich nogmaals bereid om alle nodige bijstand te verlenen bij de toepassing van het definitieve vredesakkoord, en hernieuwt daartoe zijn oproep aan de lidstaten van de Europese Unie om een trustfonds op te richten bedoeld als ondersteuning tijdens de periode na het conflict, en verzoekt de lidstaten daaraan bij te dragen;
10. stelt met voldoening vast dat geen mogelijkheid tot amnestie of kwijtschelding bestaat voor misdaden tegen de menselijkheid, genocide en ernstige oorlogsmisdrijven, in overeenstemming met het internationaal strafrecht en humanitair recht, alsook met de toepasselijke instrumenten en internationale normen op het gebied van de mensenrechten;
11. is van mening dat het noodzakelijk is dat de straffen die aan daders van misdrijven worden opgelegd, bijdragen tot de schadeloosstelling van de slachtoffers en de politieke verzoening;
12. stelt met voldoening vast dat de partijen beslist hebben om, zodra het definitieve vredesakkoord ondertekend is, een commissie voor de opheldering van de waarheid, samenleven en niet-herhaling op te richten; zij zal een onafhankelijk, neutraal en buitengerechtelijk mechanisme zijn dat tot doel heeft tot een gezamenlijk en waarheidsgetrouw relaas te komen van wat er is gebeurd, want pas wanneer duidelijk is wat er in het verleden is gebeurd en wie waarvoor verantwoordelijk was, is er een goede basis voor een harmonieuze toekomst en voor de eerbiediging van de rechten van alle slachtoffers;
13. drukt zijn uitdrukkelijke steun uit voor de lopende besprekingen om vóór 23 maart 2016 tot een definitieve wapenstilstand en een volledige staking van de vijandelijkheden te komen;
14. erkent de inspanningen die de Colombiaanse regering en instellingen leveren opdat het Colombiaanse politieke systeem de mensenrechten volledig en blijvend eerbiedigt in het hele land; dringt er bij de Colombiaanse instellingen op aan om vast te houden aan de eerbiediging van de mensenrechten, een gebied waarop Colombia nog met grote uitdagingen kampt, bijvoorbeeld de uitroeiing van de subcultuur van geweld, die in de loop van het vijftigjarig conflict bij momenten heeft geleid tot onwettige reacties, gebruiken en gedragingen, die niet stroken met de rechtsstaat en de nodige eerbiediging van de mensenrechten; eist in dit opzicht dat de voorvechters van de mensenrechten in Colombia bescherming krijgen, en eist van de maatschappelijke organisaties dat zij actief en loyaal meewerken aan de heropbouw van een harmonieuze samenleving in Colombia;
15. hecht zijn goedkeuring aan de recente aankondiging van de Colombiaanse strijdkrachten dat zij de militaire doctrine van Colombia zullen herzien, teneinde haar aan te passen en de strijdkrachten voor te bereiden om op een doeltreffende en flexibele manier antwoord te kunnen bieden op de nieuwe uitdagingen in de fase na het conflict, opdat de doctrine dus tegelijkertijd een waarborg voor de vredesakkoorden wordt; is daarnaast ook van mening dat de recente aankondiging van de FARC dat zij haar militaire training opschort om zich in de toekomst te kunnen wijden aan de politieke en culturele vorming in het kader van het proces dat een einde zal maken aan het gewapend conflict, ook een stap voorwaarts is, die evenzeer hoopgevend is en in de juiste richting gaat;
16. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, het roulerend voorzitterschap van de EU, de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Euro-Latijns-Amerikaanse parlementaire vergadering en de regering en het congres van de Republiek Colombia.