ONTWERPRESOLUTIE over de clausule inzake wederzijdse verdediging (artikel 42, lid 7, VEU)
14.1.2016 - (2015/3034(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement
Geoffrey Van Orden, Charles Tannock, Angel Dzhambazki, Zdzisław Krasnodębski, Kazimierz Michał Ujazdowski, Anna Elżbieta Fotyga namens de ECR-Fractie
B8-0059/2016
Resolutie van het Europees Parlement over de clausule inzake wederzijdse verdediging (artikel 42, lid 7, VEU)
Het Europees Parlement,
– gezien zijn vorige resoluties over de interne en externe dreiging van terrorisme en extremisme voor de lidstaten, en maatregelen om deze dreigingen te bestrijden,
– gezien het Handvest van de Verenigde Naties, en met name de bepalingen van hoofdstuk VII en artikel 51 daarvan,
– gezien artikel 5 van het Noord-Atlantisch Verdrag,
– gezien artikel 42, lid 7, van het Verdrag betreffende de Europese Unie,
– gezien de verklaring van de president van de Franse Republiek op 16 november 2015 naar aanleiding van de terreuraanslagen in Parijs op 13 november 2015,
– gezien de conclusies van de Raad Buitenlandse Zaken van 17 november 2015,
– gezien de conclusies van de Raad en de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over terrorismebestrijding van 20 november 2015,
– gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,
– gezien de interneveiligheidsstrategie van de EU, zoals goedgekeurd door de Raad op 25 februari 2010,
– gezien de mededeling van de Commissie van 15 januari 2014 getiteld "Radicalisering tot terrorisme en gewelddadig extremisme voorkomen: naar een krachtiger beleidsantwoord van de EU" (COM (2013)0941),
– gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat op 13 november 2015 in Parijs aanslagen hebben plaatsgevonden waarbij 130 mensen zijn vermoord door terroristen die beweren banden te hebben met de zogenoemde Islamitische Staat (IS); overwegende dat gewapende mannen in januari 2015 bij afzonderlijke aanslagen in Parijs 17 mensen hebben vermoord, onder meer bij het tijdschrift Charlie Hebdo en bij een Joodse supermarkt;
B. overwegende dat de Franse regering tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 17 november 2015 een beroep heeft gedaan op de nooit eerder gebruikte "clausule inzake wederzijdse verdediging" van de Europese Unie, op grond van artikel 42, lid 7, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, teneinde de lidstaten te vragen steun te verlenen aan haar acties tegen IS in Syrië en Irak en aan andere veiligheidsacties naar aanleiding van de aanslagen in Parijs;
C. overwegende dat artikel 42, lid 7, de lidstaten ertoe verplicht bijstand te verlenen aan een andere lidstaat die op zijn grondgebied gewapenderhand wordt aangevallen;
D. overwegende dat de ministers van Defensie van alle 27 lidstaten tijdens de vergadering van de Raad op 17 november 2015 unaniem hun steun aan Frankrijk hebben aangeboden in de vorm van bilaterale samenwerking, hulp en bijstand;
E. overwegende dat in artikel 42, lid 7 wordt bepaald dat de verbintenissen en de samenwerking op het gebied van veiligheid en defensie "in overeenstemming [moeten zijn] met de in het kader van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie aangegane verbintenissen, die voor de landen die er lid van zijn, de grondslag en het instrument van hun collectieve defensie blijft";
1. is solidair met de Franse bevolking in haar strijd tegen het terrorisme en veroordeelt uitdrukkelijk de aanslagen in Parijs in november en de eerdere aanslagen in januari 2015;
2. betuigt zijn medeleven met de familie en vrienden van al degenen die bij de aanslagen in Parijs zijn omgekomen of gewond zijn geraakt;
3. neemt kennis van het curieuze besluit van de Franse president François Hollande om een beroep te doen op artikel 42, lid 7, van het Verdrag betreffende de Europese Unie in plaats van op artikel 4 of artikel 5 van het Noord-Atlantische Verdrag; wijst er voorts op dat artikel 222 van het Verdrag betreffende de Europese Unie speciaal bedoeld was voor terroristische aanslagen;
4. is van mening dat de NAVO nog steeds het fundament is van de veiligheid en stabiliteit van Europa;
5. roept alle Europese landen op de strijd tegen het terrorisme ten volle te blijven steunen en in binnen- en buitenland een rigoureuze aanpak te hanteren;
6. prijst de nauwe samenwerking tussen de lidstaten bij het delen van inlichtingen en andere wederzijdse hulp om aanslagen in de toekomst te voorkomen;
7. uit zijn ernstige bezorgdheid over het feit dat de degenen die een centrale rol hebben vervuld bij de aanslagen in Parijs burgers van de Europese Unie waren en dringt bijgevolg aan op meer inspanningen op nationaal niveau om radicalisering, met name van jonge mensen, tegen te gaan en de verplaatsing van wapens, explosieven en van terrorisme verdachte personen te controleren;
8. dringt er bij de lidstaten op aan hun samenwerking op het gebied van veiligheid en defensie te coördineren in het kader van de NAVO, "die voor de landen die er lid van zijn, de grondslag en het instrument van hun collectieve defensie blijft";
9. dringt er bij de lidstaten op aan hun samenwerking binnen het kader van de NAVO te intensiveren ten einde de alliantie nieuw leven in te blazen als het primaire instrument voor hun internationale veiligheid en defensie-optreden;
10. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de voorzitter van de Europese Raad, de voorzitter van de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de secretaris-generaal van de NAVO en de secretaris-generaal van de VN.