Ontwerpresolutie - B8-0063/2016Ontwerpresolutie
B8-0063/2016

ONTWERPRESOLUTIE over de prioriteiten van de EU voor de UNHRC-zittingen in 2016

14.1.2016 - (2015/3035(RSP))

naar aanleiding van een verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid
ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement

Barbara Lochbihler, Judith Sargentini, Molly Scott Cato namens de Verts/ALE-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B8-0050/2016

Procedure : 2015/3035(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B8-0063/2016
Ingediende teksten :
B8-0063/2016
Debatten :
Stemmingen :
Aangenomen teksten :

B8-0063/2016

Resolutie van het Europees Parlement over de prioriteiten van de EU voor de UNHRC-zittingen in 2016

(2015/3035(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien de Universele Verklaring van de rechten van de mens en de VN-verdragen over de rechten van de mens en de facultatieve protocollen hierbij,

–  gezien resolutie 60/251 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, waarbij de VN-Mensenrechtenraad (UNHRC) is opgericht,

–  gezien het Europees Verdrag betreffende de rechten van de mens, het Europees Sociaal Handvest en het Handvest van de grondrechten van de EU,

–  gezien het EU-actieplan inzake mensenrechten en democratie 2015-2019,

–  gezien zijn eerdere resoluties over de UNHRC,

–  gezien zijn eerdere resoluties over de schending van mensenrechten, waaronder zijn spoedresoluties,

–  gezien zijn resolutie van 17 december 2015 over het jaarverslag over mensenrechten en democratie in de wereld in 2014 en het beleid van de Europese Unie ter zake[1],

–  gezien de artikelen 2, 3, lid 5, 18, 21, 27 en 47 van het Verdrag betreffende de Europese Unie,

–  gezien het jaarverslag 2015 van de UNHRC aan de Algemene Vergadering van de VN,

–  gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat 2015 en 2016 belangrijke mijlpalen zijn wat de verworvenheden op de gebieden mensenrechten, vrede en veiligheid betreft: de 70e verjaardag van de oprichting van de Verenigde Naties, de 50e verjaardag van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten, de 30e, respectievelijk 20e verjaardag van de Verklaring over het recht op ontwikkeling (1986) en de Verklaring en het Platform voor Actie van Beijing (1995), en de 15e verjaardag van de historische resolutie van de VN-Veiligheidsraad over vrouwen, vrede en veiligheid (2000) en van de Millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling (2000); overwegende dat deze verjaardagen samenvallen met de ernstigste humanitaire crisis sinds de Tweede Wereldoorlog, die ontstaan is doordat een steeds groter aantal mensen gedwongen is hun huis te verlaten als gevolg van klimaatverandering, vervolging, gewapende conflicten en om zich heen grijpend geweld;

B.  overwegende dat het eerbiedigen van mensenrechten, ongeacht ras, etnische of sociale afkomst, geslacht, seksuele geaardheid of huidskleur, een plicht is die voor alle landen geldt, en overwegende dat het EP toegewijd blijft aan de ondeelbaarheid van mensenrechten – hetzij politieke, of burger-, economische, sociale of culturele rechten – aangezien ze onderling verbonden en onderling afhankelijk zijn, en verder overwegende dat de ontzegging van om het even welk van deze rechten directe en negatieve gevolgen heeft voor de andere rechten;

C.  overwegende dat alle landen verplicht zijn de grondrechten van hun bevolkingen te eerbiedigen, de plicht hebben concrete maatregelen te treffen om de eerbiediging van deze rechten op nationaal niveau te faciliteren, en op internationaal niveau moeten samenwerken om belemmeringen voor de verwezenlijking van de mensenrechten waar dan ook weg te nemen;

D.  overwegende dat eerbiediging, bevordering en waarborging van het universele karakter van mensenrechten een onderdeel is van het ethische en juridische acquis van de Europese Unie, en een van de hoekstenen vormt van de Europese eenheid en integriteit; overwegende dat de mensenrechtensituatie in de lidstaten van de EU rechtstreeks van invloed is op de geloofwaardigheid van het EU-mensenrechtenbeleid in het buitenland;

E.  overwegende dat het optreden van de Unie in haar betrekkingen met derde landen gegrondvest is op artikel 21 van het Verdrag van Lissabon, dat het universele en ondeelbare karakter van mensenrechten en fundamentele vrijheden bekrachtigt en voorziet in eerbiediging – door de EU – van de menselijke waardigheid, de beginselen van gelijkheid en solidariteit, en de beginselen van het VN-Handvest en het internationaal recht bij haar acties in de wereld;

F.  overwegende dat eerbiediging van mensenrechten geïntegreerd moet worden in elk beleid met raakvlakken met vrede en veiligheid, ontwikkelingssamenwerking, migratie, handel en investeringen, humanitair optreden, klimaatverandering en terrorismebestrijding, aangezien een benadering die deze dimensie buiten beschouwing laat onvolledig is;

G.  overwegende dat de reguliere zittingen van de VN-Mensenrechtenraad (UNHRC), de benoeming van bijzonder rapporteurs, het universeel periodiek doorlichtingsmechanisme en de speciale procedures voor specifieke situaties in landen of voor thematische kwesties allemaal bijdragen tot de internationale inspanningen gericht op bevordering en eerbiediging van mensenrechten, democratie en de rechtsstaat;

H.  overwegende dat sommige leden van de Mensenrechtenraad te boek staan als behorend tot degenen die de mensenrechten het meest met voeten treden en een slechte reputatie hebben als het gaat om samenwerking in het kader van de speciale procedures van de VN en om naleving van hun verslagleggingsplichten aan de organen van het VN-Mensenrechtenverdrag;

De VN-Mensenrechtenraad

1.  herhaalt zijn standpunt dat de leden van de UNHRC afkomstig moeten zijn uit landen die wat de eerbiediging en bescherming van mensenrechten, de rechtsstaat en democratie betreft de hoogste normen in acht nemen, en roept de lidstaten van de EU op ernaar te streven dat bij de verkiezing van leden van de UNHRC criteria in verband met de eerbiediging van mensenrechten worden gehanteerd; uit zijn bezorgdheid over de wijdverbreide en stelselmatige mensenrechtenschendingen in meerdere landen die lid van de UNHRC zijn, waaronder Rusland, China en Saudi-Arabië; roept de lidstaten van de EU op niet te stemmen voor het lidmaatschap van landen die zich aan dergelijke grootschalige mensenrechtenschendingen schuldig maken, en openbaar te maken op wie ze hebben gestemd;

2.  spreekt zijn volledige steun uit voor de onafhankelijkheid en integriteit van het VN-Bureau van de hoge commissaris voor de mensenrechten (het "Bureau"), en onderstreept dat het belangrijk is deze onafhankelijkheid te verdedigen, teneinde ervoor te zorgen dat het Bureau zijn taken op een zo doeltreffend en onpartijdig mogelijke manier kan blijven uitvoeren; herhaalt dat het Bureau over voldoende financiële middelen moet beschikken en volledige ondersteuning dient te krijgen;

3.  bekrachtigt zijn steun aan de speciale procedures en aan de onafhankelijke status van de mandaathouders, die bedoeld is om hen in staat te stellen hun taak volledig neutraal uit te voeren; betreurt het ten zeerste dat sommige lidstaten, zoals Venezuela, Saudi-Arabië en Ethiopië, en landen met de status van waarnemer, zoals Vietnam, Zimbabwe, Oezbekistan en Turkmenistan, onvoldoende aan de speciale procedures voor thematische kwesties meewerken, alsook dat zij, maar bijvoorbeeld ook Israël, onvoldoende aan de speciale procedures voor specifieke situaties in landen meewerken; roept alle landen op aan deze procedures mee te werken;

4.  benadrukt opnieuw het belang van het universele karakter van de universele periodieke doorlichting (UPR), dat erop gericht is tot een volledig inzicht in de mensenrechtensituatie in alle VN-lidstaten te komen, en herhaalt zijn steun voor de tweede doorlichtingscyclus; dringt er nogmaals op aan de aanbevelingen die door sommige landen gedurende de eerste cyclus niet werden geaccepteerd bij de voortzetting van het UPR-proces opnieuw te overwegen;

5.  onderstreept dat het belangrijk is ervoor te zorgen dat een breed scala aan belanghebbenden, en met name het maatschappelijk middenveld, ten volle aan het proces van de universele periodieke doorlichting (UPR) deelneemt, en maakt zich er ernstige zorgen over dat vergaande beperkingen en steeds verder toenemende restricties en intimidatie het maatschappelijk middenveld ervan weerhouden aan het UPR-proces deel te nemen;

6.  verzoekt de Europese Dienst voor extern optreden en de Commissie de follow-up van de aanbevelingen die in het kader van de universele periodieke doorlichting worden geformuleerd in alle beleidsdialogen van de EU met de landen in kwestie ter sprake te brengen, teneinde te onderzoeken op welke manier deze aanbevelingen door middel van landen- en regionale strategieën ten uitvoer kunnen worden gelegd;

7.  dringt ter gelegenheid van de 10e verjaardag van de Mensenrechtenraad aan op een beoordeling van de impact die hij heeft gehad en van de mate waarin hij zijn mandaat heeft vervuld, alsook op meer aandacht voor de tenuitvoerlegging van zijn resoluties en andere besluiten; uit zijn bezorgdheid over de praktijk dat landen die mensenrechtenschendingen plegen eigen resoluties opstellen, en wijst erop dat zij dit in veel gevallen niet doen om de misstanden in kwestie daadwerkelijk aan te pakken, maar om hun eigen acties en tekortschietende optreden voor internationaal onderzoek te verhullen; onderstreept dat het belangrijk is de situatie in elke land op haar eigen merite te beoordelen, en hierbij niet selectief te werk te gaan; onderstreept dat het belangrijk is ervoor te zorgen dat het maatschappelijk middenveld aan alle aspecten van het werk van de Mensenrechtenraad deelneemt, en samen te werken om represaillemaatregelen te voorkomen en aan te pakken;

8.  is verheugd over het "Initiative for Change" van de hoge commissaris voor de mensenrechten van de VN, dat erop gericht is de mondiale zichtbaarheid van de VN-inspanningen op het gebied van de mensenrechten te vergroten middels de oprichting van acht regionale centra, van waaruit rechtstreeks met partners zal worden samengewerkt aan het vertalen van de aanbevelingen van de mensenrechtenmechanismen in tastbare veranderingen in het veld, ter bescherming en bevordering van de eerbiediging van mensenrechten;

De EU-lidstaten in de VN-Mensenrechtenraad

9.  betreurt de verdeeldheid en het gebrek aan eensgezindheid onder de EU-lidstaten met betrekking tot een aantal situaties in landen, waaronder Azerbeidzjan, Bahrein, Egypte en Jemen, in het afgelopen jaar, hetgeen bleek toen meerdere EU-lidstaten weigerden hun handtekening onder de gemeenschappelijke verklaring van de EU te zetten, of zelfs initiatieven van andere EU-lidstaten actief ondermijnden;

10.  betreurt het dat een aantal EU-lidstaten zich in de Mensenrechtenraad passief opstellen; vindt het jammer dat de EU als blok sinds de oprichting van de Mensenrechtenraad slechts een nieuwelandenresolutie heeft geïnitieerd, te weten de resolutie met betrekking tot Belarus; roept alle EU-lidstaten in de Mensenrechtenraad op in het geval van situaties in landen sterker leiderschap aan de dag te leggen en actie te initiëren met betrekking tot situaties die in de Mensenrechtenraad nog niet zijn aangekaart;

11.  betreurt het stemgedrag van EU-lidstaten ten aanzien van een aantal kwesties die van cruciaal belang zijn voor het zuidelijke deel van de wereld (de "Global South"), en in het bijzonder het feit dat EU-lidstaten zich bij stemmingen over resoluties over bijvoorbeeld de teruggave van geld met een illegale herkomst, particuliere militaire en veiligheidsbedrijven, gewapende drones, buitenlandse schuld, het recht op onderwijs, mensenrechten en internationale solidariteit, unilaterale dwangmaatregelen, huursoldaten, het recht op vrede, mensenrechten van boeren, racisme, mensen van Afrikaanse afkomst, het recht op ontwikkeling, en de bevordering van een democratische en billijke wereldorde, die uiteindelijk werden aangenomen, van stemming hebben onthouden of zelfs tegen hebben gestemd; betreurt ook de aanhoudende verdeeldheid onder de EU-lidstaten in de UNHRC ten aanzien van een aantal uiterst belangrijke thematische resoluties, waaronder die over gewapende drones, het recht op vrede, en de strijd tegen racisme en het recht op ontwikkeling;

12.  constateert dat het stemgedrag van EU-lidstaten in de Mensenrechtenraad volledig haaks staat op de met de mond beleden toegewijdheid aan de ondeelbaarheid van rechten, en in het bijzonder economische, sociale en culturele rechten, en laat zien dat de EU collectief faalt als het gaat om het leveren van een bijdrage aan de ontwikkeling van mondiale normen op de gebieden in kwestie; verzoekt de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) hierover verslag aan het Europees Parlement uit te brengen, en de aanzet te geven tot een gedegen beoordeling van de benadering van de EU en de lidstaten van economische, sociale en culturele rechten, en van zogenaamde "nieuwegeneratierechten", in de Mensenrechtenraad; dringt er bij de EU-lidstaten op aan zich in de Mensenrechtenraad meer dan tot nu toe het geval is geweest door principes te laten leiden en minder selectief te zijn; verzoekt de EU en haar lidstaten mensenrechten in al hun activiteiten en standpunten in het kader van de VN te integreren;

Burgerrechten en politieke rechten

13.  herhaalt dat de vrije verkiezing van politieke leiders middels periodieke en eerlijke verkiezingen op basis van algemeen en gelijk kiesrecht een grondrecht is dat alle burgers moeten kunnen genieten, in overeenstemming met de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten;

14.  bevestigt nogmaals dat de vrijheid van meningsuiting en een levendig en gunstig klimaat voor een onafhankelijk en pluralistisch maatschappelijk middenveld noodzakelijke voorwaarden zijn voor het bevorderen van mensenrechten;

15.  is van mening dat de moderne digitale technologieën kansen inhouden en uitdagingen vormen voor de bescherming van het recht op de persoonlijke levenssfeer en voor de uitoefening van de vrijheid van meningsuiting online in de hele wereld; is in deze context verheugd over de aanstelling van een speciale VN-rapporteur voor het recht op privacy in het digitale tijdperk, in wiens mandaat bewakings- en privacy-kwesties zijn opgenomen waarmee mensen online en offline in aanraking komen;

16.  herinnert eraan dat het Europees Parlement zich van oudsher verzet tegen de doodstraf, foltering en een wrede, onmenselijke en onterende behandeling en bestraffing, in alle gevallen en onder alle omstandigheden; benadrukt eens te meer dat afschaffing van de doodstraf ertoe bijdraagt de menselijke waardigheid te versterken;

17.  prijst de substantiële vooruitgang die tot nu toe is geboekt, met vele landen die de doodstraf hebben opgeschort en andere die wetgevingsmaatregelen hebben getroffen voor de afschaffing van de doodstraf; betreurt het dat er desondanks in de loop van de voorbije jaren in een aantal landen toch weer terechtstellingen hebben plaatsgevonden; verzoekt de landen die de doodstraf hebben afgeschaft of waar van een langdurig moratorium op de doodstraf sprake is deze niet opnieuw in te voeren, en dringt er bij de landen die de doodstraf nog wel kennen op aan een moratorium op de doodstraf vast te stellen, bij wijze van eerste stap in de richting van volledige afschaffing;

18.  verzoekt alle lidstaten de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat zij noch direct, noch indirect op wat voor wijze dan ook, waaronder middels wetshandhavingssteun of bijstand aan vervolgende instanties, bijdragen tot de op- of tenuitvoerlegging van de doodstraf in landen die deze nog kennen;

Sociale en economische rechten

19.  betreurt het dat het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (ICESCR) meer dan 20 jaar na de aanneming van de Verklaring van Wenen inzake het universele karakter, de ondeelbaarheid, de onderlinge verbondenheid en afhankelijkheid van alle mensenrechten door de EU en haar lidstaten niet op voet van gelijkheid en met dezelfde nadruk wordt behandeld als het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, zoals blijkt uit het stemgedrag van de EU in de UNHRC; erkent de inspanningen van de UNHRC om alle mensenrechten middels de aanstelling van mandaathouders voor speciale procedures met betrekking tot economische, sociale en culturele rechten op voet van gelijkheid te behandelen en dezelfde nadruk toe te kennen; hamert met klem op het belang van specifieke inspanningen, waaronder van de kant van de EU-lidstaten, gericht op een zo breed mogelijke ratificatie van het optioneel protocol bij het ICESCR houdende de vaststelling van klachten- en onderzoeksmechanismen;

20.  spreekt zijn diepe bezorgdheid uit over de toename van extreme armoede, waardoor de volledige uitoefening van alle mensenrechten in het gedrang komt; is in dit verband ingenomen met het verslag van de speciale UNHRC-rapporteur over extreme armoede en mensenrechten (A/HRC/29/31) en steunt diens voorstellen voor de uitbanning van extreme armoede, waaronder: het aan economische, sociale en culturele rechten dezelfde bekendheid en prioriteit toekennen als aan burgerrechten en politieke rechten; het erkennen van het recht op sociale bescherming; het ten uitvoer leggen van een fiscaal beleid dat specifiek gericht is op het verminderen van ongelijkheid; het nieuw leven inblazen van en invulling geven aan het recht op gelijkheid; en het in mensenrechtendebatten centraal stellen van kwesties in verband met de herverdeling van middelen;

21.  is van mening dat corruptie, belastingontduiking, wanbeheer van openbare goederen en gebrek aan verantwoordingsplicht bijdragen tot de schending van de rechten van burgers, aangezien hierdoor niet de hoognodige investeringen kunnen worden gedaan in belangrijke openbare diensten zoals onderwijs, basisgezondheidszorg en andere sociale infrastructuur, die de mensenrechten ten goede komen; is van oordeel dat maatregelen die de eerbiediging van mensenrechten, in het bijzonder het recht op informatie, de vrijheid van meningsuiting en van vergadering, het recht op een onafhankelijk gerecht en op democratische participatie in openbare aangelegenheden, bevorderen, ook bijdragen tot de bestrijding van corruptie;

22.  benadrukt dat minderheidsgroepen in derde landen specifieke behoeften hebben en dat geijverd moet worden voor hun volledige gelijkwaardigheid op alle gebieden van het economische, sociale, politieke en culturele leven;

Inheemse volkeren

23.  roept de EDEO, de Commissie en de lidstaten op zich er actief voor in te zetten dat inheemse volkeren volledig en op zinvolle wijze aan alle zittingen van de Mensenrechtenraad kunnen deelnemen; verzoekt de EDEO, de Commissie en de lidstaten mede in overweging te nemen dat inheemse volkeren bijzonder kwetsbaar zijn voor klimaatverandering, en zich er actief voor in te zetten dat zij betrokken worden bij de toepassing van de Overeenkomst van Parijs; verzoekt de EU-lidstaten erop aan te dringen dat alle houders van mandaten voor speciale procedures bijzondere aandacht besteden aan problemen waar inheemse vrouwen, jongeren en personen met een handicap mee kampen, en hierover stelselmatig verslag uitbrengen aan de UNHRC; dringt er bij de EDEO en de lidstaten op aan de ontwikkeling van het op het hele bestel gerichte actieplan inzake inheemse volkeren actief te steunen, overeenkomstig het verzoek van de Algemene Vergadering van de VN in haar resolutie van september 2014, in het bijzonder voor wat betreft de organisatie van regelmatige raadplegingen van inheemse volkeren als onderdeel van dit proces;

Mensenrechtenactivisten

24.  veroordeelt de aanhoudende intimidatie en detentie van mensenrechtenactivisten en oppositieleden door regeringstroepen in een aantal derde landen; spreekt zijn bezorgdheid uit over oneerlijke en beperkende wetgeving, met inbegrip van beperkingen op buitenlandse financiering, waardoor het maatschappelijk middenveld steeds minder ruimte krijgt om zijn activiteiten te ontplooien; verzoekt alle regeringen om de vrijheid van media, organisaties uit het maatschappelijk middenveld en het werk van mensenrechtenactivisten te bevorderen en te ondersteunen, en hen in staat te stellen te handelen zonder angst, onderdrukking of intimidatie;

25.  verzoekt alle regeringen toe te staan dat organisaties van het maatschappelijk middenveld en mensenrechtenactivisten met de UNHRC en het mechanisme voor universele periodieke doorlichting samenwerken, en ervoor te zorgen dat landen die strafmaatregelen tegen mensenrechtenactivisten nemen, ter verantwoording worden geroepen;

26.  is van mening dat de aanhoudende intimidatie en detentie van mensenrechtenactivisten en oppositieleden door een aantal leden van de UNHRC de geloofwaardigheid van de Mensenrechtenraad aantast; spoort de EU en haar lidstaten aan zich op het niveau van de VN hard te maken voor een initiatief gericht op het formuleren van een samenhangend en alomvattend antwoord op de belangrijke uitdagingen waar mensenrechtenactivisten die zich voor vrouwenrechten, het milieu, landrechten en de rechten van inheemse volkeren inzetten, alsook journalisten bij hun werk in de media en online en op sociale media in de hele wereld mee worden geconfronteerd, en de moord op deze groepen activisten stelselmatig te veroordelen;

Bedrijfsleven en mensenrechten

27.  spreekt zijn volledige steun uit voor de daadwerkelijke en brede tenuitvoerlegging van de VN-richtsnoeren inzake het bedrijfsleven en mensenrechten binnen en buiten de EU, en pleit er ten zeerste voor dat de EU-lidstaten nationale actieplannen uitwerken en ten uitvoer leggen; benadrukt dat al het mogelijke moet worden ondernomen om lacunes in de daadwerkelijke tenuitvoerlegging van de VN-richtsnoeren aan te pakken, inclusief voor wat betreft de toegang tot de rechter en rechtsmiddelen;

28.  dringt er bij de VN en de EU op aan om de kwestie van verdedigers van landrechten aan de orde te stellen, die het slachtoffer zijn van vergeldingsmaatregelen, waaronder dreigementen, intimidatie, willekeurige arrestaties, geweld en moord, omdat ze kritiek uiten op grootschalige grondaankopen ten koste van de land- en voedselrechten van de plattelandsbevolking in derde landen, met name in het geval van investeringen of activiteiten van multinationals en Europese ondernemingen; vindt dat de VN-mechanismen en de EU prioriteit moeten toekennen aan de kwestie van het inpikken van land, alsook aan de bescherming van verdedigers van landrechten;

29.  is verheugd over het initiatief van de hoge commissaris voor de mensenrechten van de VN ter versterking van het project voor verantwoordingsplicht en rechtsmiddelen, teneinde bij te dragen aan een eerlijk en doeltreffender stelsel van nationale rechtsmiddelen, met name in het geval van grove mensenrechtenschendingen in het bedrijfsleven; verzoekt alle regeringen hun plicht te doen met betrekking tot het waarborgen van de eerbiediging van mensenrechten en toegang tot de rechter voor slachtoffers die bij die toegang op nationaal en internationaal niveau praktische en juridische problemen ondervinden in het geval van mensenrechtenschendingen door bedrijven;

30.  betreurt het dat EU-lidstaten een negatieve stem hebben uitgebracht en dwars hebben gelegen ten aanzien van de instelling van de "open-ended" intergouvernementele werkgroep voor het uitwerken van een internationaal juridisch bindend instrument voor transnationale bedrijven en andere ondernemingen met betrekking tot de rechten van de mens; is ingenomen met het werk dat deze werkgroep tot nu toe heeft verricht en roept de EU en haar lidstaten op constructief in de onderhandelingen te participeren;

Migratie en vluchtelingen

31.  verzoekt de Mensenrechtenraad en zijn mechanismen prioritair aandacht te besteden aan de mensenrechtenimplicaties van de grote aantallen vluchtelingen en migranten in de wereld, en in dit verband aanbevelingen te formuleren; stelt met afgrijzen vast dat de buitengrens van de EU de dodelijkste grens in de wereld is; roept ertoe op mensenrechten in alle aspecten van het grensbeheer en de activiteiten van FRONTEX te integreren, waaronder in de plannen voor een klachtenmechanisme;

32.  verzoekt de EU en haar lidstaten steun te verlenen aan de werkzaamheden van de speciale VN-rapporteur voor de mensenrechten van migranten, alsook mee te werken aan de tenuitvoerlegging van zijn aanbevelingen, waaronder zijn oproep om te onderzoeken hoe mensen die zich in een humanitaire noodsituatie bevinden legale migratiemogelijkheden kunnen worden geboden, snel hervormingen door te voeren en herhuisvestingsmogelijkheden te creëren en op dit gebied voor follow-up te zorgen;

33.  spreekt zijn bezorgdheid uit over de aanhoudende en wijdverspreide discriminatie van migranten, waaronder asielzoekers en vluchtelingen, en over de schendingen van hun rechten; verzoekt alle landen om met betrekking tot migratie een op mensenrechten gebaseerde benadering te hanteren, waarbij de rechten van migranten, asielzoekers en vluchtelingen centraal worden gesteld in het migratiebeleid en -beheer, met bijzondere aandacht voor de situatie van gemarginaliseerde en benadeelde groepen onder migranten, zoals vrouwen en kinderen; verzoekt alle landen om gendergerelateerd geweld tegen vrouwen en meisjes aan te pakken, en benadrukt hoe belangrijk het is migratiebeleid te ontwikkelen vanuit een genderperspectief om aan de specifieke behoeften van deze groep te kunnen beantwoorden;

34.  herinnert eraan dat alle landen verplicht zijn de mensenrechten van alle personen binnen hun rechtsgebied te eerbiedigen en te beschermen, ongeacht hun nationaliteit of herkomst en ongeacht hun immigratiestatus; herinnert eraan dat migranten alleen mogen worden teruggestuurd indien hun rechten volledig worden gerespecteerd, op basis van vrijwillig en met kennis van zaken genomen beslissingen, en alleen wanneer de bescherming van hun rechten in hun eigen land gewaarborgd is; verzoekt regeringen een einde te maken aan de willekeurige arrestatie en opsluiting van migranten, en zich strikt aan het verbod op refoulement te houden; herhaalt zijn verzoek aan de EU erop toe te zien dat alle samenwerkings- en overnameovereenkomsten met derde landen op het gebied van migratie stroken met het internationaal recht;

Klimaatverandering en mensenrechten

35.  is verheugd over de Overeenkomst van Parijs in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC), waarin aandacht wordt besteed aan aanpassing, mitigatie, ontwikkeling en overdracht van technologie, en capaciteitsopbouw; dringt erop aan dat het thema klimaatverandering in alle economische beleidsdomeinen wordt geïntegreerd; spoort alle partijen die de Overeenkomst hebben ondertekend aan om op het vlak van aanpassing en mitigatie dringende en ambitieuze maatregelen te treffen door klimaatverandering in alle beleidsdomeinen te integreren; vindt dat mensenrechten bij alle maatregelen en acties in het kader van het UNFCCC leidend moeten zijn;

36.  herinnert eraan dat de nadelige gevolgen van klimaatverandering een onmiddellijke en mogelijk onomkeerbare wereldwijde bedreiging vormen voor de volledige uitoefening van mensenrechten, en dat de gevolgen voor kwetsbare groepen, die zich nu al in een onzekere situatie bevinden, aanzienlijk zijn; stelt met bezorgdheid vast dat klimaatgerelateerde incidenten zoals de stijging van de zeespiegel en extreme weersveranderingen die droogten en overstromingen veroorzaken naar verwachting nog meer levens zullen kosten en nog meer tot verplaatsing van de bevolking en tot voedsel- en watertekorten zullen leiden;

37.  verzoekt de internationale gemeenschap zich te buigen over de juridische lacunes met betrekking tot de term "klimaatvluchteling", met inbegrip van een definitie van dit begrip in het internationaal recht of in juridisch bindende internationale overeenkomsten;

Vrouwenrechten

38.  benadrukt hoe belangrijk het is dat er geen afbreuk wordt gedaan aan het "acquis" van het Platform voor Actie van Beijing op de gebieden toegang tot onderwijs en gezondheidszorg, als een fundamenteel mensenrecht, en ten aanzien van de bescherming van seksuele en reproductieve rechten; onderstreept dat universele eerbiediging van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, en de toegang tot de desbetreffende dienstverlening, de zuigelingen- en moedersterfte helpen terugdringen; wijst erop dat gezinsplanning, de gezondheid van moeders en een gemakkelijke toegang tot anticonceptie en veilige abortus belangrijke factoren zijn om vrouwenlevens te redden en om vrouwen te helpen hun leven weer op te pakken als ze het slachtoffer zijn geweest van verkrachting; beklemtoont dat deze beleidsmaatregelen centraal moeten staan in de ontwikkelingssamenwerking met en humanitaire acties in derde landen;

39.  is verheugd over de onlangs door de VN-Veiligheidsraad aangenomen resolutie (2242) over vrouwen en vrede en veiligheid, waarin vrouwen een centrale rol toebedeeld krijgen in alle inspanningen voor het aanpakken van wereldwijde uitdagingen, waaronder toenemend gewelddadig extremisme, klimaatverandering, migratie, duurzame ontwikkeling, vrede en veiligheid; prijst de bevindingen van het wereldwijde VN-onderzoek over de tenuitvoerlegging van resolutie 1325 van de VN-Veiligheidsraad over vrouwen en vrede en veiligheid, waarin het belang van vrouwelijk leiderschap en de deelname van vrouwen aan conflictoplossing en vredesopbouw worden benadrukt, alsook de bijdrage van vrouwelijke betrokkenheid aan de verbetering van humanitaire hulp, de versterking van de inspanningen van vredeshandhavers, de afronding van vredesbesprekingen en de strijd tegen gewelddadig extremisme;

40.  stelt met afgrijzen vast dat geweld tegen vrouwen - en in het bijzonder geweld van seksuele aard - sinds de opkomst van gewelddadige extremistische groeperingen als Da'esh in Syrië en Irak en Boko Haram in West-Afrika een integraal onderdeel is geworden van de doelstellingen, ideologie en inkomstenbronnen van deze extremistische groeperingen, en de internationale gemeenschap hierdoor met een cruciale nieuwe uitdaging geconfronteerd wordt; verzoekt alle regeringen en de VN-instellingen zich bij de strijd tegen deze afschuwelijke misdaden nog voortvarender te tonen en eraan te werken dat deze vrouwen hun waardigheid terugvinden zodat ze gerechtigheid, schadeloosstelling en steun verkrijgen;

41.  is van mening dat het waarborgen van de autonomie van vrouwen door iets te doen aan de onderliggende ongelijke behandeling van vrouwen en mannen, die vrouwen en meisjes in tijden van conflict kwetsbaar maakt, één van de manieren is om extremisme te bestrijden; verzoekt de VN en alle lidstaten concrete acties te ondernemen om de autonomie van vrouwen te waarborgen en ervoor te zorgen dat ze op een betekenisvolle manier worden betrokken bij het voorkomen en oplossen van conflicten, alsmede bij het proces van vredesonderhandelingen en vredesopbouw, door middel van een grotere vrouwelijke vertegenwoordiging op alle besluitvormingsniveaus, met inbegrip van nationale, regionale en internationale instellingen en mechanismen;

Rechten van het kind

42.  herinnert eraan dat in het Verdrag inzake de rechten van het kind, dat in 1989 is aangenomen en het door het grootste aantal landen geratificeerde mensenrechtenverdrag is, een aantal kinderrechten worden beschreven, zoals het recht op leven, gezondheid, onderwijs en spel, alsook het recht op familie-en gezinsleven, op bescherming tegen geweld en discriminatie, en het recht om gehoord te worden; verzoekt alle partijen bij dit verdrag hun verplichtingen na te komen; roept de VS, het enige land in de wereld dat dit verdrag niet heeft geratificeerd, op dit alsnog zo snel mogelijk te doen;

43.  is verheugd over het geplande wereldwijde onderzoek dat door de VN zal worden opgestart om via een analyse op basis van toezicht en beoordeling in kaart te brengen hoe bestaande internationale wetgeving en normen in de praktijk ten uitvoer worden gelegd en om na te gaan hoe landen hun beleid en reacties in concreto kunnen verbeteren; dringt er bij alle landen op aan actief steun te verlenen en deel te nemen aan het onderzoek;

44.  stelt bezorgd vast dat in 2015 in een aantal landen mensen ter dood zijn veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten vóór het bereiken van de 18-jarige leeftijd en zijn geëxecuteerd, ondanks het verbod op de doodstraf voor minderjarigen in het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind;

Rechten van LGBTI's

45.  spreekt er zijn bezorgdheid over uit dat in diverse landen nog steeds sprake is van discriminerende wetten en praktijken, alsook van gewelddaden, waaronder de voltrekking van de doodstraf, tegen personen op grond van hun seksuele gerichtheid en genderidentiteit; pleit ervoor dat de situatie van LGBTI's op de voet wordt gevolgd in landen waar onlangs ingevoerde anti-LGBTI-wetten een bedreiging vormen voor het leven van seksuele minderheden; toont zich uitermate verontrust over de zogeheten "anti-propagandawetten" waarmee - ook in landen op het Europese continent - de vrijheid van meningsuiting en vergadering wordt ingeperkt;

46.  spreekt zijn steun uit voor de niet-aflatende werkzaamheden van de hoge commissaris van de VN voor de mensenrechten ter bestrijding van deze discriminerende wetten, met name door middel van verklaringen, verslagen en de "vrij & gelijk"-campagne (Free & Equal campaign), alsook voor het werk van andere VN-organisaties; maakt zich zorgen over de inperking van de fundamentele vrijheden van activisten die zich voor mensenrechten van LGBTI's inzetten, en roept de EU op hen meer steun te betuigen; merkt op dat LGBTI's meer kans maken om geëerbiedigd te worden in hun grondrechten indien zij toegang hebben tot wettelijke instituties, mogelijk via geregistreerd partnerschap of huwelijk; roept de Mensenrechtenraad op een speciale procedure of een ander mechanisme in te stellen, teneinde ervoor te zorgen dat aan deze kwesties permanent aandacht wordt besteed;

Terrorismebestrijding en mensenrechten

47.  herinnert eraan dat eerbiediging van fundamentele rechten en vrijheden de basis vormt voor een succesvol anti-terrorismebeleid, inclusief het gebruik van digitale observeringstechnologieën, en dringt erop aan mensenrechten- en rechtsstaatbeginselen bij elk optreden in het kader van terrorismebestrijding te respecteren, hetgeen ook een kernprincipe van de mondiale terrorismebestrijdingsstrategie van de VN is;

Sport en mensenrechten

48.  veroordeelt het dat autoritaire staten steeds vaker grootschalige sportwedstrijden of culturele evenementen organiseren om hun internationale legitimiteit te vergroten, terwijl ze kritiek in hun eigen land steeds meer aan banden leggen; verzoekt de EU en haar lidstaten dit probleem actief aan de orde te stellen, onder andere bij de UNHRC, en met nationale sportbonden, het bedrijfsleven en organisaties van het maatschappelijk middenveld in discussie te gaan over de praktische details van hun deelname aan dergelijke evenementen, bijvoorbeeld de wereldkampioenschappen voetbal in Rusland in 2018, respectievelijk Qatar in 2022, en de Olympische Spelen in Beijing in 2022; dringt aan op de ontwikkeling van een EU- en een VN-beleidskader inzake sport en mensenrechten;

Strijd tegen straffeloosheid/het Internationaal Strafhof

49.  bevestigt nogmaals zich sterk te zullen inzetten om een einde maken aan de straffeloosheid van de zwaarste misdaden die de internationale gemeenschap aanbelangen, en om ervoor te zorgen dat de slachtoffers van oorlogsmisdaden, van misdaden tegen de menselijkheid en volkerenmoord, waaronder seksueel geweld, aanspraak kunnen maken op gerechtigheid, en spreekt daarom nogmaals zijn grote steun uit voor het Internationaal Strafhof (ICC); blijft alert met betrekking tot pogingen om de legitimiteit of de onafhankelijkheid van het ICC te ondermijnen; uit er zijn diepe bezorgdheid over dat meerdere aanhoudingsbevelen nog niet zijn uitgevoerd; dringt er bij de EU en haar lidstaten op aan om met het ICC samen te werken en het krachtige diplomatieke, politieke en financiële steun te bieden, ook in het kader van de VN; dringt erop aan meer inspanningen te leveren ter bevordering van de universaliteit van het Statuut van Rome, in concreto door middel van ratificatie, waaronder van de amendementen van Kampala, en daadwerkelijke tenuitvoerlegging ervan;

Drones en autonome wapens

50.  herhaalt zijn oproep aan de Raad een gemeenschappelijk EU-standpunt over het gebruik van gewapende drones te formuleren en daarin prioritair belang toe te kennen aan de eerbiediging van mensenrechten en het internationaal humanitair recht, en aandacht te besteden aan kwesties zoals het rechtskader, evenredigheid, verantwoordingsplicht, de bescherming van burgers en transparantie; dringt er nogmaals bij de EU op aan een verbod uit te vaardigen op de productie, ontwikkeling en het gebruik van volledig autonome wapens, waarmee aanvallen zonder menselijke tussenkomst kunnen worden uitgevoerd; vindt dat mensenrechten aan de orde moeten komen in alle dialogen met derde landen over terrorismebestrijding; betreurt de negatieve stem van Frankrijk en het VK ten aanzien van de laatste resolutie van de Mensenrechtenraad over het gebruik van gewapende drones bij terrorismebestrijdingsoperaties en militaire operaties in overeenstemming met het internationaal recht;

Mensenrechten en drugsbeleid

51.  verwelkomt de gemeenschappelijke verklaring van de speciale VN-afgezanten voor foltering, respectievelijk voor buitengerechtelijke, standrechtelijke en arbitraire executies van 7 oktober 2015 dat "executies in verband met drugsmisdrijven een schending van het internationaal recht vormen en onwettig zijn" en dat "internationale organisaties en landen die in het kader van de bestrijding van drugsmisdrijven bilaterale technische bijstand verlenen, moeten waarborgen dat de programma's waarin zij participeren niet leiden tot schending van het recht op leven";

52.  verzoekt de EU en haar lidstaten in de UNGASS-onderhandelingen prioriteit toe te kennen aan afschaffing van de doodstraf voor drugsmisdrijven, en herhaalt dat van afschaffing van de doodstraf voor drugsgerelateerde misdrijven een voorwaarde zou moeten worden gemaakt voor financiële bijstand, technische bijstand, steun voor capaciteitsopbouw en andere vormen van ondersteuning van drugsbestrijdingsbeleid;

53.  spreekt zijn steun uit voor de benoeming van een speciale rapporteur voor mensenrechten en drugsbeleid;

Prioriteiten van de EU inzake landenspecifieke kwesties

Azerbeidzjan

54.  verwelkomt de tijdens de 29e zitting van de VN-Mensenrechtenraad uitgegeven gemeenschappelijke verklaring over de mensenrechtensituatie in Azerbeidzjan, maar betreurt het dat een aantal EU-lidstaten deze niet heeft ondertekend; verzoekt de EU-lidstaten en andere leden van de Mensenrechtenraad de mensenrechtensituatie in Azerbeidzjan nauw in de gaten te houden en te werken aan de goedkeuring van een resolutie waarin ertoe wordt opgeroepen mensenrechtenactivisten, politieke en burgerrechtenactivisten, journalisten en bloggers die op basis van politiek gemotiveerde beschuldigingen zijn gearresteerd of gevangen genomen onmiddellijk en onvoorwaardelijk vrij te laten, beschuldigingen van foltering in detentie diepgaand te onderzoeken en wetten die de vrijheid van meningsuiting, van vergadering en van vereniging in Azerbeidzjan op oneigenlijke gronden inperken, in te trekken; verzoekt de EU-lidstaten zich hard te maken voor een mandaat voor een speciale rapporteur voor de mensenrechtensituatie in Azerbeidzjan;

55.  verwelkomt de voorlopige invrijheidstelling van Leyla en Arif Yunus op humanitaire gronden, maar dringt aan op de onmiddellijke intrekking van alle tegen hen ingebrachte aanklachten; betreurt het ten zeerste dat bij gelegenheid van het laatste presidentieel pardon geen van de Azerbeidzjaanse gewetensgevangenen is vrijgelaten;

Belarus

56.  verwelkomt de vrijlating van de zes nog resterende gevangenen als een positieve stap; spreekt zijn grote bezorgdheid uit over de voortdurende beperkingen van de vrijheid van meningsuiting, van vereniging en vredelievende vergadering; veroordeelt de intimidatie van onafhankelijke en oppositiejournalisten, en de pesterijen en opsluiting van mensenrechtenactivisten en critici op basis van valse aanklachten; veroordeelt het feit dat de doodstraf toegepast blijft worden;

57.  verzoekt dat het mandaat van de speciale rapporteur van de VN voor de mensenrechtensituatie in Belarus tijdens de 32e zitting van de Raad wordt verlengd, en vraagt de regering volledig samen te werken met de speciale rapporteur en zich ertoe te verbinden de achterstand bij de hervormingen ter bescherming en bevordering van mensenrechten weg te werken, onder meer door de aanbevelingen van de speciale rapporteur en van andere mensenrechtenmechanismen uit te voeren;

Georgië

58.  neemt kennis van de relevante wetswijzigingen, die geleid hebben tot een zekere vooruitgang en verbetering op gebied van justitie en wetshandhaving, het openbaar ministerie, de strijd tegen slechte behandeling, de rechten van het kind, alsook de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en persoonsgegevens, en binnenlands ontheemden;

59.  stelt overigens vast dat er op het vlak van de strijd tegen slechte behandeling, met name in het stadium van voorlopige hechtenis en wat rehabilitatie van slachtoffers betreft, van de verantwoordingsplicht voor misstanden door wetshandhavers, van onderzoeken naar misstanden door regeringsfunctionarissen in het verleden en van rechten van minderheden en vrouwen nog verdere inspanningen nodig zijn; blijft bezorgd over de vrijheid van meningsuiting en de mediavrijheid, en over het feit dat waarnemers geen toegang krijgen tot de bezette gebieden Abchazië en Tsinvali/Zuid-Ossetië, waar mensenrechtenschendingen onverminderd schering en inslag zijn; roept de regering van Georgië op adequate maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat de in het UPR-proces gedane aanbevelingen worden opgevolgd;

Rusland

60.  veroordeelt met klem het aanhoudende hardhandige optreden van de regering tegen andersdenkenden in de vorm van het aanpakken van onafhankelijke ngo's via de zogenoemde "wet buitenlandse agenten" en de "wet ongewenste buitenlandse organisaties", op grond waarvan de autoriteiten internationale ngo's die zij als een bedreiging voor Ruslands defensiecapaciteiten of de constitutionele orde zien, kunnen verbieden, alsmede de aanhoudende en veelvormige onderdrukking van activisten, politieke tegenstanders en critici van het regime;

Oekraïne

61.  spreekt zijn grote bezorgdheid uit over voortdurende lukrake aanvallen op gebieden met burgerbevolking, doelgerichte aanvallen op scholen en het gebruik van scholen voor militaire doeleinden door beide partijen; veroordeelt de voortdurende mensenrechtenschendingen in het conflict en staat volledig achter de VN-missie voor toezicht op de mensenrechten en de speciale waarnemingsmissie van de OVSE in Oekraïne; vraagt de regering van Oekraïne maatregelen te nemen zodat bepaalde soorten geneesmiddelen, met inbegrip van medicijnen voor opiaatsubstitutietherapie, kunnen worden geleverd, de registratieprocedures en de toegang tot werkgelegenheid en overheidsuitkeringen voor mensen die als gevolg van het conflict ontheemd zijn, te verbeteren, wetgeving die een negatieve impact op de vrijheid van meningsuiting en vereniging kan hebben, in te trekken, concrete maatregelen te treffen om het gebruik van scholen door gewapende troepen en gewapende groeperingen zowel in grondgebied onder controle van de regering als in door rebellen gecontroleerd gebied te voorkomen, en het Statuut van Rome te ratificeren en volledig lid te worden van het Internationaal Strafhof;

62.  vraagt de EU-lidstaten alle mogelijke inspanningen op VN-niveau te steunen om straffeloosheid te bestrijden en onpartijdige onderzoeken uit te voeren naar de gewelddadige gebeurtenissen en mensenrechtenschendingen in verband met het optreden tegen de Maidan-demonstraties, alsmede naar het gebruik van clustermunitie door regeringsgezinde troepen en door door Rusland gesteunde rebellen tijdens het gewapende conflict in het oosten van Oekraïne, en de mensenrechtensituatie in de Krim en andere schendingen in verband met het gewapend conflict in het oosten van Oekraïne aan te pakken;

Oezbekistan

63.  dringt er bij de EU-lidstaten op aan te werken aan een resolutie van de VN-Mensenrechtenraad waarin een specifiek VN-mechanisme voor Oezbekistan wordt opgericht om VN-toezicht, openbare verslaglegging en debatten in de Mensenrechtenraad over de mensenrechtensituatie in Oezbekistan te waarborgen en het aanslepende gebrek aan samenwerking van Oezbekistan met de mensenrechtenmechanismen van de VN, de aanhoudende opsluiting van grote aantallen leden van de politieke oppositie, onder wie mensenrechtenactivisten, voortdurende beperkingen van de vrijheid van vereniging en meningsuiting en van de mediavrijheid, en het onafgebroken gebruik van kinderarbeid aan te pakken;

Bahrein

64.  betreurt het dat de regering van Bahrein geen vooruitgang heeft geboekt bij de aanpak van kwesties in verband met de aanhoudende opsluiting van grote aantallen mensen, waaronder mensenrechtenactivisten, politieke activisten en journalisten, vanwege de uitoefening van hun vrijheid van vreedzame vergadering en vereniging, het gebrek aan verantwoording voor mensenrechtenschendingen, met inbegrip van foltering, en het gebrek aan een onafhankelijk en onpartijdig rechtsstelsel in Bahrein;

65.  vraagt de EU-lidstaten de mensenrechtensituatie in Bahrein bij de Mensenrechtenraad aan te kaarten door middel van afzonderlijke verklaringen, een gezamenlijke verklaring bij wijze van follow-up of een resolutie waarin er bij Bahrein op wordt aangedrongen alle mensenrechtenactivisten, politieke activisten en andere personen die gevangen gehouden en beschuldigd worden van vermeende schendingen in verband met het recht op vrijheid van meningsuiting, vereniging en vergadering, onmiddellijk en onvoorwaardelijk vrij te laten, onpartijdig onderzoek naar alle vermeende gevallen van foltering en slechte behandeling te garanderen, en het bezoek van de speciale VN-rapporteur voor foltering en van andere VN-mensenrechtenmechanismen spoedig te faciliteren; herhaalt zijn verzoek aan de EU om een algemene strategie te ontwikkelen over hoe de Unie en de Commissie actief kunnen aandringen op de vrijlating van de opgesloten activisten en politieke gevangenen;

Israël/Palestina

66.  verzoekt de EU haar standpunt inzake het afleggen van rekenschap zoals vervat in de conclusies van de Raad Buitenlandse Zaken van juli 2015 te herhalen door erop te wijzen dat inachtneming van het internationaal humanitair recht en mensenrechtenrecht door overheids- en niet-overheidsactoren, inclusief het aspect verantwoordingsplicht, een absolute voorwaarde is voor het tot stand brengen van vrede en veiligheid in de regio;

67.  spoort de EU, in het licht van dit standpunt in de conclusies van de Raad Buitenlandse Zaken van juli 2015 en tegen de achtergrond van de oproep aan derde landen in de door de EU gesteunde resolutie van de Mensenrechtenraad van juli 2015 over het bevorderen van de eerbiediging van mensenrechten en het internationaal humanitair recht in de bezette Palestijnse gebieden, aan alle partijen met klem te verzoeken geloofwaardige onderzoeken te houden naar vermeende schendingen van het internationaal recht, actief te onderzoeken en te beoordelen of lopende onderzoeken plaatsvinden in overeenstemming met internationale normen inzake onderzoeksverplichtingen, waaronder door stelselmatig verduidelijking te vragen over afgesloten dossiers; aan te dringen op passende follow-upmechanismen, teneinde te waarborgen dat de aanbevelingen van het rapport van 2015 van de VN-onderzoekscommissie en van voorgaande VN-rapporten worden opgevolgd, en Israël te verzoeken samen te werken met het voorlopige onderzoek van het Internationaal Strafhof, waaronder door toegang te verlenen en in te gaan op verzoeken om informatie;

68.  betreurt het dat de Israëlische autoriteiten hebben geweigerd samen te werken met de speciale VN-rapporteur voor de bezette Palestijnse gebieden, hetgeen hem ertoe heeft gebracht zijn mandaat terug te geven omdat Israël hem geen toegang tot de gebieden in kwestie gaf;

Syrië

69.  maakt zich ernstige zorgen over de almaar verslechterende veiligheids- en humanitaire situatie in Syrië; veroordeelt met klem de misstanden, de slachtingen, de foltering, de moordpartijen en het seksuele geweld waar de bevolking van Syrië aan wordt blootgesteld door het regime-Assad, de zogenaamde Islamitische Staat en andere extremistische en terroristische groeperingen; herhaalt zijn oproep tot een duurzame oplossing voor het Syrische conflict middels een door dat land zelf in gang gezet politiek proces dat leidt tot een daadwerkelijke politieke overgang die voldoet aan de legitieme verwachtingen van de Syrische bevolking en haar in staat stelt op onafhankelijke en democratische wijze de eigen toekomst te bepalen; geeft zijn volledige steun aan de lopende inspanningen onder auspiciën van de VN om tot een politieke oplossing van het conflict te komen;

70.  dringt er bij de Mensenrechtenraad op aan de VN-Veiligheidsraad te vragen gepaste stappen te ondernemen om ervoor te zorgen dat de verantwoordelijken voor mensenrechtenschendingen, met inbegrip van schendingen die kunnen worden beschouwd als misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden, ter verantwoording worden geroepen, onder meer door de situatie in Syrië door te verwijzen naar het Internationaal Strafhof;

Saudi-Arabië

71.  herhaalt dat de leden van de UNHRC verkozen moeten worden uit de groep landen die mensenrechten, de rechtsstaat en de democratie eerbiedigen,; is het pertinent oneens met het besluit van de Verenigde Naties, dat ook door EU-lidstaten is gesteund, om een sleutelpost op het gebied van mensenrechten, te weten het voorzitterschap van een panel van onafhankelijke deskundigen van de VN-Mensenrechtenraad, aan de ambassadeur van Saudi-Arabië bij de VN in Genève te geven;

72.  maakt zich onverminderd ernstige zorgen over de stelselmatige en wijdverbreide mensenrechtenschendingen in Saudi-Arabië; verzoekt de Saudische autoriteiten alle gewetensgevangenen, onder wie Raif Badawi, winnaar van de Sacharovprijs 2015, in vrijheid te stellen;

73.  maakt zich ernstige zorgen over de massa-executie van 47 gevangenen in Saudi-Arabië op 2 januari 2016, nadat het aantal executies in 2015 ook al sterk was gestegen;

74.  neemt bezorgd kennis van berichten dat zich onder de geëxecuteerden ook minderjarigen, mensen met een geestelijke handicap en mensen die in verband met andere misdaden dan halsmisdaden ter dood waren veroordeeld, in het bijzonder misdaden die verband houden met de uitoefening van het recht van vergadering, het recht van vereniging en de vrijheid van meningsuiting, bevonden;

75.  verzoekt de autoriteiten van Saudi-Arabië hun volledige medewerking te verlenen aan de speciale procedures van de UNHRC en het Bureau van de hoge commissaris voor de mensenrechten; verzoekt Saudi-Arabië een moratorium op de doodstraf in te stellen;

Westelijke Sahara

76.  dringt erop aan dat de grondrechten van de volkeren van de Westelijke Sahara, waaronder de vrijheid van vereniging, meningsuiting en het recht op vergadering, worden geëerbiedigd; eist de vrijlating van alle politieke gevangenen van het Sahrawivolk; eist dat aan leden van het Parlement, onafhankelijke waarnemers, ngo's en de pers toegang wordt verleend tot de gebieden van de Westelijke Sahara; verzoekt de Verenigde Naties met klem MINURSO een mensenrechtenmandaat te geven, overeenkomstig alle andere VN-vredesmissies ter wereld; steunt een eerlijke en blijvende oplossing van het conflict in de Westelijke Sahara, op basis van het recht op zelfbeschikking van het Sahrawivolk, in overeenstemming met de desbetreffende resoluties van de Verenigde Naties;

Jemen

77.  spreekt zijn diepe bezorgdheid uit over het dramatische en gewelddadige conflict, en de humanitaire crisis in het land; veroordeelt de ernstige schendingen van het oorlogsrecht en de mensenrechten door de strijdende partijen, in concreto de lukrake en disproportionele luchtaanvallen door de coalitie onder leiding van Saudi-Arabië, waarbij tientallen burgers gewond en gedood zijn en grote aantallen burgerdoelen vernietigd zijn; veroordeelt de uitwijzing van de vertegenwoordiger van de hoge commissaris van de VN voor mensenrechten door de autoriteiten van Jemen; vraagt de EU haar steun te verlenen aan de instelling van een internationaal onderzoek bij de Mensenrechtenraad om schendingen door alle partijen sinds 2014 te documenteren;

Burundi

78.  maakt zich serieus zorgen over de gerichte aanvallen op mensenrechtenactivisten, journalisten en hun familieleden; veroordeelt met klem het politieke geweld, de standrechtelijke executies, de mensenrechtenschendingen, het geweld en het aanzetten tot geweld op politieke, etnische en andere gronden in Burundi, alsook het feit dat daders, waaronder politiemensen en veiligheidsdiensten, aan politieke partijen gelieerde jeugdbewegingen en mensen die voor overheidsdiensten werken, niet worden gestraft;

79.  roept de autoriteiten van Burundi op prioritair een eind aan deze schendingen en dit geweld te maken, onder andere door de moordpartijen en de aanvallen op mensenrechtenactivisten, journalisten en daadwerkelijke of vermeende tegenstanders en critici onmiddellijk te stoppen, en door grondige, onpartijdige en onafhankelijke onderzoeken te verrichten, teneinde de daders ter verantwoording te roepen en de slachtoffers de mogelijkheid te bieden verhaal te halen;

80.  verwelkomt het dat op 17 december 2015 een speciale zitting van de Mensenrechtenraad heeft plaatsgevonden over het voorkomen van een verdere verslechtering van de mensenrechtensituatie in Burundi, maar betreurt het dat het zo lang heeft geduurd voordat de zitting werd georganiseerd; dringt erop aan de missie van onafhankelijke deskundigen zo snel mogelijk uit te zenden, en verzoekt de Burundese autoriteiten met klem met deze missie samen te werken;

Mauritanië

81.  onderstreept dat de Mauritaanse regering weliswaar vooruitgang heeft geboekt door wettelijke maatregelen te nemen ter bestrijding van alle vormen van slavernij en op slavernij lijkende praktijken, maar dat dergelijke praktijken blijven voortbestaan bij gebrek aan een doeltreffende tenuitvoerlegging van deze maatregelen; roept de autoriteiten op een antislavernijwet in te voeren, in het hele land stelselmatig en regelmatig gedifferentieerde gegevens over alle vormen van slavernij te gaan verzamelen en een grondig, op bewijsmateriaal gebaseerd onderzoek in te stellen naar de geschiedenis en de aard van slavernij, teneinde deze praktijk uit te roeien;

82.  dringt er bij de Mauritaanse autoriteiten op aan vrijheid van meningsuiting en van vergadering toe te staan, in overeenstemming met internationale verdragen en de eigen nationale wetgeving; dringt tevens aan op de vrijlating van Biram Dah Abeid, Bilal Ramdane en Djiby Sow, zodat zij hun geweldloze campagne tegen het voortbestaan van slavernij kunnen voortzetten zonder pesterij of intimidatie te hoeven vrezen;

Zuid-Sudan

83.  is verheugd over het op 28 augustus 2015 door de oorlogvoerende partijen ondertekende vredesakkoord, dat bedoeld is om een einde te maken aan de burgeroorlog, waarin voorzien wordt in een overgangsregeling voor de verdeling van de macht, in veiligheidsregelingen en in de oprichting van een hybride rechtbank voor de berechting van alle misdaden die sinds de start van het conflict zijn gepleegd; herinnert eraan dat het conflict duizenden levens geëist heeft en geleid heeft tot honderdduizenden ontheemden en vluchtelingen;

84.  roept alle partijen op geen mensenrechtenschendingen te plegen en geen inbreuk te maken op het internationaal humanitair recht, met inbegrip van schendingen die neerkomen op internationale misdaden, zoals buitengerechtelijke executies, etnisch gemotiveerd geweld, conflictgerelateerd seksueel geweld, waaronder verkrachting, alsook gendergerelateerd geweld, het ronselen en inzetten van kinderen, gedwongen verdwijningen en willekeurige arrestaties en opsluiting;

85.  vraagt de Mensenrechtenraad de aanstelling van een speciale rapporteur voor Zuid-Sudan te steunen, die als mandaat heeft schendingen te monitoren, met inbegrip van het ronselen en inzetten van kindsoldaten en het militair gebruik van scholen, en daar verslag over uit te brengen en aanbevelingen voor doeltreffende verantwoordingsmechanismen te doen;

Venezuela

86.  spreekt er zijn voldoening over uit dat op 6 december 2015 in Venezuela vrije en eerlijke verkiezingen zijn gehouden; acht het een goede zaak dat zowel de regering, als de oppositie de resultaten hebben aanvaard; herinnert eraan hoe belangrijk het is de grondwet te handhaven en mensenrechten te eerbiedigen, en de wil van de Venezolaanse bevolking te respecteren;

87.  herinnert eraan dat de nieuwe regering een breed scala van mensenrechtenkwesties zal moeten aanpakken, van straffeloosheid en verantwoording voor buitengerechtelijke executies, onder meer door veiligheidstroepen, tot willekeurige arrestaties en opsluiting, het recht van politieke gevangenen op een eerlijk proces en de onafhankelijkheid van de rechter, de vrijheid van vergadering en vereniging, alsmede de mediavrijheid;

Democratische Volksrepubliek Korea

88.  juicht de resolutie van de Algemene Vergadering toe waarin "de jarenlange, voortdurende, stelselmatige, wijdverspreide en flagrante schendingen van de mensenrechten" in de Democratische Volksrepubliek Korea (DVK) worden veroordeeld en de VN-Veiligheidsraad wordt aangemoedigd gepaste maatregelen te nemen om verantwoordingsplicht te waarborgen, onder meer door te overwegen de situatie in de DVK naar het Internationaal Strafhof te verwijzen, en vraagt de Mensenrechtenraad zijn verzoek om verantwoordingsplicht te herhalen, ook voor personen die in overeenstemming met beleid dat gedurende decennia op het hoogste staatsniveau werd vastgelegd, verantwoordelijk zijn voor misdaden tegen de menselijkheid;

China

89.  spreekt zijn grote bezorgdheid uit over de voortdurende harde aanpak van mensenrechtenactivisten en mensenrechtenadvocaten; wijst erop dat sinds juli 2015 meer dan 200 advocaten en juristen voor verhoor uitgenodigd of van huis zijn opgehaald in het kader van de hardste campagne sinds tientallen jaren om critici van het regime het zwijgen op te leggen; is gealarmeerd door het nieuws dat de Chinese autoriteiten de voorbije dagen ten minste zeven mensenrechtenadvocaten en collega's formeel hebben gearresteerd na ze eerst in het geheim zes maanden te hebben vastgehouden;

Myanmar

90.  is verheugd dat er op 8 november 2015 competitieve verkiezingen werden gehouden, hetgeen voor het land een belangrijke mijlpaal is in het proces van overgang naar democratie; blijft evenwel bezorgd over het grondwettelijk kader voor deze verkiezingen, dat voorschrijft dat 25 % van de parlementszetels bestemd is voor het leger; erkent dat er vooruitgang is geboekt wat mensenrechten betreft, maar ziet nog steeds een aantal punten van grote zorg, zoals de rechten van minderheden en de vrijheid van meningsuiting, vereniging en vreedzame vergadering;

91.  veroordeelt de ernstige en wijdverbreide discriminatie jegens en onderdrukking van de Rohingya, die nog verergerd wordt door het feit dat deze gemeenschap geen wettelijke status heeft, en door de toenemende haatzaaiende uitlatingen tegen niet-boeddhisten; dringt aan op een volledig, transparant en onafhankelijk onderzoek naar alle meldingen van mensenrechtenschendingen jegens de Rohingya, en is van mening dat de vier, door het parlement in 2015 aangenomen wetten "ter bescherming van ras en religie" discriminerende aspecten bevatten wat geslacht betreft; betreurt dat het Bureau van de hoge commissaris voor de mensenrechten (OHCHR) nog steeds geen toestemming werd verleend een kantoor in het land te openen; vindt onverminderd dat er een volledige effectbeoordeling inzake duurzaamheid en mensenrechten moet worden uitgevoerd voordat de onderhandelingen over de investeringsovereenkomst tussen de EU en Myanmar worden afgerond;

Nepal

92.  is blij met de inwerkingtreding - op 20 september 2015 - van de nieuwe grondwet van Nepal, die het fundament moet vormen van de toekomstige politieke stabiliteit en economische ontwikkeling van het land; hoopt dat de resterende vragen betreffende de politieke vertegenwoordiging van minderheden, waaronder de Dalits, en wetgeving inzake burgerschap in de nabije toekomst zullen worden aangepakt;

93.  betreurt het dat voor de mensenrechtenschendingen die tijdens de burgeroorlog door beide partijen werden begaan amper personen ter verantwoording zijn geroepen, ondanks de in mei 2014 aangenomen wet inzake waarheid, verzoening en verdwijningen; dringt er bij de regering van Nepal op aan toe te treden tot het Internationaal Verdrag inzake de bescherming van alle personen tegen gedwongen verdwijning; veroordeelt het dat de fundamentele vrijheden van Tibetaanse vluchtelingen worden ingeperkt; dringt bij India aan op opheffing van de inofficiële blokkade van de Nepalese economie, die in combinatie met de verwoestende aardbeving van april 2015 tot een humanitaire crisis heeft geleid en nog eens bijna een miljoen Nepalezen in een armoedeval heeft gedreven;

°

°  °

94.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de VN-Veiligheidsraad, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de voorzitter van de 69e Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, de voorzitter van de VN-Mensenrechtenraad, de hoge VN-commissaris voor de mensenrechten en de secretaris-generaal van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa.