ONTWERPRESOLUTIE over de prioriteiten van de EU voor de UNHRC-zittingen in 2016
14.1.2016 - (2015/3035(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement
Ignazio Corrao, Fabio Massimo Castaldo namens de EFDD-Fractie
Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B8-0050/2016
B8-0064/2016
Resolutie van het Europees Parlement over de prioriteiten van de EU voor de UNHRC-zittingen in 2016
Het Europees Parlement,
– gezien de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en de mensenrechtenverdragen van de VN alsmede de facultatieve protocollen daarbij, waaronder het Verdrag inzake de rechten van het kind en het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie jegens vrouwen (CEDAW),
– gezien resolutie 60/251 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, waarbij de VN-Mensenrechtenraad (UNHRC) is opgericht,
– gezien het Europees Verdrag betreffende de rechten van de mens, het Europees Sociaal Handvest en het Handvest van de grondrechten van de EU,
– gezien het EU-actieplan inzake mensenrechten en democratie (2015-2019),
– gezien zijn eerdere resoluties over de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties,
– gezien zijn eerdere resoluties over de schending van mensenrechten, waaronder zijn spoedresoluties over deze kwesties,
– gezien zijn resolutie van donderdag 17 december 2015 over het jaarverslag over mensenrechten en democratie in de wereld in 2014 en het beleid van de Europese Unie ter zake[1],
– gezien de artikelen 2, 3, lid 5, 18, 21, 27 en 47 van het Verdrag betreffende de Europese Unie,
– gezien het jaarverslag 2015 van de UNHRC aan de Algemene Vergadering van de VN,
– gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat 2015 en 2016 belangrijke herdenkingsjaren zijn wat mensenrechten, vrede en veiligheid betreft: de 70e verjaardag van de oprichting van de Verenigde Naties, de 50e verjaardag van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (ICCPR) en van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (ICESCR), de 30e respectievelijk 20e verjaardag van de VN-Verklaring inzake het recht op ontwikkeling (1986) en de Verklaring en het Actieprogramma van Beijing (1995), en de 15e verjaardag van de historische resolutie van de VN-Veiligheidsraad inzake vrouwen, vrede en veiligheid (2000) en de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling (2000);
B. overwegende dat het eerbiedigen van mensenrechten, ongeacht ras, afkomst, geslacht of huidskleur, een plicht is voor alle staten; overwegende dat het Europees Parlement toegewijd blijft aan de ondeelbaarheid van mensenrechten – zowel burgerrechten als economische, sociale of culturele rechten – aangezien ze onderling verbonden en onderling afhankelijk zijn, en dat de ontzegging van om het even welk van deze rechten directe en negatieve gevolgen heeft voor de andere rechten; overwegende dat alle staten verplicht zijn de grondrechten van hun respectieve volkeren te eerbiedigen, de plicht hebben concrete maatregelen te treffen om de eerbiediging van deze rechten op nationaal niveau te faciliteren en op internationaal niveau moeten samenwerken om belemmeringen voor de verwezenlijking van de mensenrechten op alle gebieden weg te nemen;
C. overwegende dat eerbiediging, bevordering en waarborging van het universele karakter van de mensenrechten deel uitmaakt van het ethische en juridische acquis van de Europese Unie en een van de hoekstenen vormt van de Europese eenheid en integriteit;
D. overwegende dat het optreden van de Unie in haar betrekkingen met derde landen vertrekt vanuit artikel 21 van het Verdrag van Lissabon, waarin het universele en ondeelbare karakter van mensenrechten en fundamentele vrijheden wordt bekrachtigd en de eerbiediging van de menselijke waardigheid, de beginselen van gelijkheid en solidariteit en de beginselen van het VN-Handvest en het internationaal recht worden bepaald;
E. overwegende dat eerbiediging van mensenrechten geïntegreerd moet worden in alle beleidsdomeinen met raakvlakken met vrede en veiligheid, ontwikkelingssamenwerking, handel en investeringen, humanitair optreden, klimaatverandering en terrorismebestrijding, aangezien deze niet los van de eerbiediging van de mensenrechten benaderd kunnen worden;
F. overwegende dat de reguliere zittingen van de VN-Mensenrechtenraad (UN Human Rights Council, UNHRC), de benoeming van speciale rapporteurs, het universeel periodiek doorlichtingsmechanisme (Universal Periodic Review, UPR) en de zogeheten speciale procedures voor situaties in specifieke landen of voor thematische kwesties allemaal bijdragen tot de bevordering en eerbiediging van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat;
G. overwegende dat enkele huidige leden van de Mensenrechtenraad jammer genoeg te boek staan als behorend tot degenen die de mensenrechten het meest met voeten treden en een slechte reputatie hebben als het gaat om samenwerking in het kader van de speciale procedures van de VN en om naleving van hun rapportageverplichtingen aan de organen van het VN-Mensenrechtenverdrag;
De VN-Mensenrechtenraad
1. is verheugd over de benoeming van ambassadeur Choi Kyong-lim tot voorzitter van de VN-Mensenrechtenraad voor 2016;
2. is ingenomen met het jaarverslag van de UNHRC aan de Algemene Vergadering van de VN, waarin de 28e, 29e en 30e zittingen van de Mensenrechtenraad behandeld worden;
3. herhaalt zijn standpunt dat de leden van de UNHRC verkozen moeten worden uit de groep landen die de mensenrechten, de rechtsstaat en de democratie eerbiedigen, en roept de VN-lidstaten op ervoor te ijveren dat bij de verkiezing van de leden van de UNHRC prestatiecriteria op het gebied van mensenrechten worden gehanteerd; spreekt zijn bezorgdheid uit over schendingen van de mensenrechten in een aantal pas verkozen UNHRC-leden en onderstreept dat het belangrijk is de onafhankelijkheid van de UNHRC te verdedigen, teneinde ervoor te zorgen dat die zijn mandaat op een doeltreffende en onpartijdige manier kan blijven uitvoeren;
4. sbekrachtigt zijn steun aan de speciale procedures en de onafhankelijke status van de mandaathouders, waardoor zij hun taak volledig neutraal kunnen uitvoeren, betreurt het ten zeerste dat sommige lidstaten, zoals Venezuela, Saudi-Arabië en Ethiopië, en staten met de status van waarnemer, zoals Zimbabwe, Oezbekistan en Turkmenistan, onvoldoende aan de speciale procedures voor thematische kwesties meewerken, alsook dat zij onvoldoende aan de speciale procedures voor specifieke situaties in landen meewerken en roept alle staten op hun medewerking aan deze procedures te verlenen;
5. benadrukt nogmaals dat het universele karakter van de universele periodieke doorlichting belangrijk is om volledig inzicht te kunnen krijgen in de mensenrechtensituatie in alle VN-lidstaten, en spreekt nogmaals zijn steun uit voor de tweede doorlichtingscyclus die gericht is op de tenuitvoerlegging van de gedurende de eerste cyclus aanvaarde aanbevelingen; dringt er echter opnieuw op aan dat de aanbevelingen die door sommige landen niet werden aanvaard tijdens de eerste cyclus, bij de voortzetting van het UPR-proces worden heroverwogen;
6. onderstreept dat gewaarborgd moet worden dat een breed scala aan belanghebbenden, met name het maatschappelijk middenveld, ten volle aan het proces van de universele periodieke doorlichting deelneemt, en maakt zich er zorgen over dat vergaande beperkingen en steeds verder toenemende restricties de deelname van het maatschappelijk middenveld aan het UPR-proces hebben bemoeilijkt;
7. dringt er bij de EU en de Commissie op aan om in alle beleidsdialogen van de EU met de landen in kwestie nader in te gaan op de UPR-aanbevelingen, teneinde na te gaan op welke manier deze aanbevelingen door middel van landen- en regionale strategieën ten uitvoer kunnen worden gelegd;
8. is verheugd over het "Initiative for Change" van de Hoge Commissaris voor de mensenrechten van de VN, dat erop gericht is de mondiale aanwezigheid van VN-mensenrechtenbureaus te vergroten middels de oprichting van acht regionale centra ter bescherming en bevordering van de eerbiediging van mensenrechten via rechtstreekse samenwerking met partners om de aanbevelingen van de mensenrechtenmechanismen te vertalen naar tastbare veranderingen in het veld;
Burgerrechten en politieke rechten
9. spreekt zijn bezorgdheid uit over de grondwetsherzieningen die in enkele landen worden doorgevoerd en die gericht zijn op een wijziging van de vastgestelde presidentiële ambtstermijnen, wat in een aantal gevallen tot verkiezingsgerelateerd geweld heeft geleid; stelt nogmaals dat eerbiediging van burgerrechten en politieke rechten, met inbegrip van de individuele en collectieve vrijheid van meningsuiting en van vergadering en vereniging, de belangrijkste indicator is van een democratische, verdraagzame en pluralistische maatschappij;
10. herhaalt dat de vrije verkiezing van politieke leiders middels periodieke en eerlijke verkiezingen op basis van algemeen en gelijk kiesrecht een grondrecht is dat alle burgers moeten kunnen genieten, in overeenstemming met de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (artikel 21, lid 3) en het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (artikel 25); bevestigt nogmaals dat de vrijheid van meningsuiting en een levendig en gunstig klimaat voor een onafhankelijk en pluralistisch maatschappelijk middenveld noodzakelijke voorwaarden zijn voor het bevorderen van de mensenrechten;
11. veroordeelt de aanhoudende intimidatie en detentie van mensenrechtenactivisten en oppositieleden door regeringstroepen in een aantal derde landen; spreekt zijn bezorgdheid uit over oneerlijke en beperkende wetgeving, met inbegrip van beperkingen op buitenlandse financiering, waardoor het maatschappelijk middenveld steeds minder ruimte krijgt om zijn activiteiten te ontplooien; verzoekt alle regeringen om de vrijheid van media, organisaties uit het maatschappelijk middenveld en het werk van mensenrechtenactivisten te bevorderen en te ondersteunen, en hen in staat te stellen te handelen zonder angst, onderdrukking of intimidatie;
12. is van mening dat de digitale technologieën van vandaag over de hele wereld voordelen en uitdagingen vormen voor de bescherming van het recht op de persoonlijke levenssfeer en voor de uitoefening van vrijheid van meningsuiting online; is in deze context verheugd over de aanstelling van een speciale VN-rapporteur voor het recht op privacy in het digitale tijdperk, in wiens mandaat bewakings- en privacy-kwesties zijn opgenomen waarmee mensen online en offline in aanraking komen;
13. herinnert eraan dat het Europees Parlement zich van oudsher verzet tegen de doodstraf, foltering en een wrede, onmenselijke en onterende behandeling en bestraffing, in alle gevallen en onder alle omstandigheden; benadrukt eens te meer dat de afschaffing van de doodstraf ertoe bijdraagt de menselijke waardigheid te versterken en dat het EP gehecht is aan het recht op leven en menselijke waardigheid van elk individu;
14. prijst de substantiële vooruitgang die tot nu toe is geboekt, met vele landen die de doodstraf hebben opgeschort en andere die wetgevingsmaatregelen hebben getroffen voor de afschaffing van de doodstraf; betreurt het dat er desondanks in de loop van de voorbije jaren in een aantal landen toch weer terechtstellingen hebben plaatsgevonden; verzoekt de landen die de doodstraf hebben afgeschaft of sinds lang een moratorium hebben ingesteld op de doodstraf, om deze niet opnieuw in te voeren;
Sociale en economische rechten
15. betreurt het dat het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (ICESCR), meer dan twintig jaar na de aanneming van de Verklaring van Wenen inzake het universele karakter, de ondeelbaarheid, de onderlinge verbondenheid en afhankelijkheid van alle mensenrechten, geen behandeling op voet van gelijkheid en met dezelfde nadruk krijgt als het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (ICCPR); erkent de inspanningen van de UNHRC om alle mensenrechten op voet van gelijkheid te behandelen en dezelfde nadruk toe te kennen, via de aanstelling van mandaathouders voor speciale procedures met betrekking tot economische, sociale en culturele rechten;
16. spreekt zijn diepe bezorgdheid uit over de toename van extreme armoede, waardoor de volledige uitoefening van alle mensenrechten in het gedrang komt; is in dit verband ingenomen met het verslag van de speciale UNHRC-rapporteur over extreme armoede en mensenrechten (A/HRC/29/31) en spreekt zijn steun uit voor diens voorstellen tot uitbanning van extreme armoede, waaronder: het toekennen van dezelfde bekendheid en prioriteit aan economische, sociale en culturele rechten als aan burgerrechten en politieke rechten; het erkennen van het recht op sociale bescherming; het ten uitvoer leggen van een fiscaal beleid dat specifiek gericht is op het verminderen van ongelijkheid; het nieuw leven inblazen van en een invulling geven aan het recht op gelijkheid; en het in mensenrechtendebatten centraal stellen van kwesties in verband met de herverdeling van middelen;
17. is van mening dat corruptie, belastingontduiking, wanbeheer van openbare goederen en gebrek aan verantwoordingsplicht bijdragen tot de schending van de rechten van burgers, aangezien hierdoor niet de hoognodige investeringen kunnen worden gedaan in belangrijke openbare diensten zoals onderwijs, basisgezondheidszorg en andere sociale infrastructuur, die de mensenrechten ten goede komen; is van mening dat maatregelen voor de eerbiediging van mensenrechten, met name het recht op informatie, op vrijheid van meningsuiting en vrijheid van vergadering, op een onafhankelijk gerechtelijk apparaat en op democratische deelname aan openbare aangelegenheden, kunnen helpen bij de strijd tegen corruptie;
Bedrijfsleven en mensenrechten
18. spreekt zijn volledige steun uit voor de daadwerkelijke en brede tenuitvoerlegging van de VN-richtsnoeren inzake het bedrijfsleven en mensenrechten binnen en buiten de EU, onder meer via nationale actieplannen; benadrukt dat al het mogelijke moet worden ondernomen om lacunes in de daadwerkelijke tenuitvoerlegging van de VN-richtsnoeren aan te pakken, inclusief wat de toegang tot de rechter en rechtsmiddelen betreft;
19. dringt er bij de VN en de EU op aan om de kwestie van landrechtenverdedigers aan de orde te stellen, die het slachtoffer zijn van vergeldingsmaatregelen, onder meer via dreigementen, pesterijen, willekeurige arrestaties, geweld en moord, omdat ze kritiek uiten op grootschalige grondaankoop ten koste van de land- en voedselrechten van de plattelandsbevolking in derde landen; dringt erop aan dat landrechtenverdedigers stelselmatig worden opgenomen in de mensenrechtenprojecten van de VN-mechanismen en het EU-actieplan inzake mensenrechten en democratie;
20. is verheugd over het initiatief van de Hoge Commissaris voor de mensenrechten van de VN ter versterking van het project voor verantwoordingsplicht en rechtsmiddelen, teneinde bij te dragen aan een eerlijk en doeltreffender stelsel van nationale rechtsmiddelen, met name in het geval van grove mensenrechtenschendingen in het bedrijfsleven; verzoekt alle regeringen om hun plicht te vervullen met betrekking tot het waarborgen van de eerbiediging van de mensenrechten, toegang tot de rechter voor slachtoffers van bedrijfsgerelateerde mensenrechtenschendingen die praktische en juridische problemen ondervinden om toegang te krijgen tot rechtsmiddelen op nationaal en internationaal niveau;
21. wijst erop dat in juli 2015 een eerste bijeenkomst is gehouden van een bij de UNHRC-resolutie van 26 juni 2014 ingestelde intergouvernementele werkgroep voor onbepaalde duur voor het uitwerken van een internationaal bindend instrument voor transnationale bedrijven en andere ondernemingen met betrekking tot de rechten van de mens; vraagt de EU en haar lidstaten actief deel te nemen aan de onderhandelingen over bovenvermeld internationaal bindend instrument;
Migratie
22. maakt zich zorgen over de zwaarste humanitaire crisis sinds de Tweede Wereldoorlog, die ontstaan is doordat een steeds groter aantal mensen gedwongen is hun huis te verlaten ten gevolge van vervolging, gewapende conflicten en alomtegenwoordig geweld, en doordat mensen op zoek zijn naar bescherming en een beter leven, waarbij ze met gevaar voor hun leven gevaarlijke tochten ondernemen; verzoekt de Mensenrechtenraad en zijn mechanismen de noodzakelijke aandacht te besteden aan de mensenrechtenimplicaties van deze crisis, en in dit verband aanbevelingen te formuleren;
23. verzoekt alle landen om met betrekking tot migratie een op mensenrechten gebaseerde benadering te hanteren, waarbij de rechten van migranten, asielzoekers en vluchtelingen centraal worden gesteld in het migratiebeleid en -beheer, met bijzondere aandacht voor de situatie van gemarginaliseerde en benadeelde groepen onder migranten, zoals vrouwen en kinderen; verzoekt alle landen om gendergerelateerd geweld tegen vrouwen en meisjes aan te pakken, en benadrukt hoe belangrijk het is een migratiebeleid te ontwikkelen vanuit een genderperspectief om aan de specifieke behoeften van deze groep te kunnen beantwoorden;
24. herinnert eraan dat alle landen verplicht zijn de mensenrechten van alle personen binnen hun rechtsgebied te eerbiedigen en te beschermen, ongeacht hun nationaliteit of herkomst en hun immigratiestatus; herinnert eraan dat de terugkeer van migranten met volledige eerbiediging van hun rechten moet verlopen, op basis van vrije beslissingen met kennis van zaken en alleen wanneer de bescherming van hun rechten gewaarborgd is in hun land; verzoekt regeringen een einde te stellen aan de willekeurige arrestatie en opsluiting van migranten;
Klimaatverandering en mensenrechten
25. is verheugd over de Overeenkomst van Parijs in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (United Nations Framework Convention on Climate Change, UNFCCC), waarin aandacht wordt besteed aan aanpassing, mitigatie, ontwikkeling en overdracht van technologie en capaciteitsopbouw; dringt erop aan dat het thema klimaatverandering in alle economische beleidsdomeinen wordt geïntegreerd; spoort alle landen die als partij de Overeenkomst hebben ondertekend aan om op het vlak van aanpassing en mitigatie dringende en ambitieuze maatregelen te treffen door klimaatverandering in alle beleidsdomeinen te integreren;
26. herinnert eraan dat de nadelige gevolgen van klimaatverandering een onmiddellijke en mogelijk onomkeerbare wereldwijde bedreiging vormen voor de volledige uitoefening van mensenrechten, en dat de gevolgen voor kwetsbare groepen, die zich nu al in een onzekere situatie bevinden, aanzienlijk zijn; stelt met bezorgdheid vast dat klimaatgerelateerde incidenten zoals de stijging van de zeespiegel en extreme weersveranderingen die droogten en overstromingen veroorzaken, naar verwachting nog meer levens zullen kosten en nog meer tot verplaatsing van de bevolking en tot voedsel- en watertekorten zullen leiden;
27. verzoekt de internationale gemeenschap zich te buigen over de juridische lacunes met betrekking tot de term "klimaatvluchteling", met inbegrip van een mogelijke definitie van dit begrip in het internationaal recht of in juridisch bindende internationale overeenkomsten;
Vrouwenrechten
28. is verheugd over de onlangs door de VN-Veiligheidsraad aangenomen resolutie (2242) over vrouwen en vrede en veiligheid, waarin vrouwen een centrale rol toebedeeld krijgen in alle inspanningen voor het aanpakken van wereldwijde uitdagingen, waaronder toenemend gewelddadig extremisme, klimaatverandering, migratie, duurzame ontwikkeling, vrede en veiligheid; prijst de bevindingen van het wereldwijde VN-onderzoek over de tenuitvoerlegging van resolutie 1325 van de VN-Veiligheidsraad over vrouwen en vrede en veiligheid, waarin het belang van vrouwelijk leiderschap en de deelname van vrouwen aan conflictoplossing en vredesopbouw worden benadrukt, alsook de bijdrage van vrouwelijke betrokkenheid aan de verbetering van humanitaire hulp, de versterking van de inspanningen van vredeshandhavers, de afronding van vredesbesprekingen en de strijd tegen gewelddadig extremisme;
29. uit zijn ontzetting over het feit dat geweld tegen vrouwen sinds de opkomst van gewelddadige extremistische groeperingen als Da'esh in Syrië en Irak en Boko Haram in West-Afrika een nieuwe dimensie heeft gekregen die nooit eerder zoveel angst inboezemde, aangezien seksueel geweld een integraal onderdeel is geworden van de doelstellingen, ideologie en inkomstenbronnen van deze extremistische groeperingen, en dat de internationale gemeenschap hierdoor met een cruciale nieuwe uitdaging geconfronteerd wordt; verzoekt alle regeringen en de VN-instellingen zich nog meer in te zetten voor de strijd tegen deze afschuwelijke misdaden en vrouwen te herstellen in hun waardigheid zodat ze toegang krijgen tot gerechtigheid, schadeloosstelling en steun;
30. is van mening dat het waarborgen van de autonomie van vrouwen, door iets te doen aan de onderliggende ongelijke behandeling van vrouwen en mannen, waardoor vrouwen en meisjes kwetsbaar worden in tijden van conflict, één van de manieren is om extremisme te bestrijden; verzoekt de VN en alle lidstaten concrete acties te ondernemen om de autonomie van vrouwen te waarborgen en ervoor te zorgen dat ze op een betekenisvolle manier worden betrokken bij het voorkomen en oplossen van conflicten, alsmede bij het proces van vredesonderhandelingen en vredesopbouw, door middel van een grotere vrouwelijke vertegenwoordiging op alle besluitvormingsniveaus, met inbegrip van nationale, regionale en internationale instellingen en mechanismen;
Rechten van het kind
31. herinnert eraan dat in het Verdrag inzake de rechten van het kind, dat in 1989 is aangenomen en het mensenrechtenverdrag is dat door het grootste aantal landen is geratificeerd, een aantal kinderrechten worden vastgesteld, zoals het recht op leven, gezondheid, onderwijs en spel, het recht op familie- en gezinsleven, op bescherming tegen geweld en discriminatie en het recht om gehoord te worden; verzoekt alle partijen bij dit verdrag hun verplichtingen na te komen;
32. is verheugd over het geplande wereldwijde onderzoek dat door de VN zal worden opgestart om via een analyse op basis van toezicht en beoordeling in kaart te brengen hoe bestaande internationale wetgeving en normen in de praktijk ten uitvoer worden gelegd en om na te gaan hoe landen hun beleid en reacties in concreto kunnen verbeteren; dringt er bij alle landen op aan actief steun te verlenen en deel te nemen aan het onderzoek;
Rechten van LGBTI-personen
33. spreekt er zijn bezorgdheid over uit dat er nog steeds sprake is van discriminerende wetten en praktijken alsook gewelddaden tegen personen in diverse landen op grond van hun seksuele gerichtheid en genderidentiteit; pleit ervoor dat de situatie van LGBTI's op de voet wordt gevolgd in landen waar onlangs ingevoerde anti-LGBTI-wetten een bedreiging vormen voor het leven van seksuele minderheden; toont zich uitermate verontrust over de zogeheten "anti-propagandawetten" waarmee – ook in landen op het Europese continent – de vrijheid van meningsuiting en vergadering wordt ingeperkt;
34. bekrachtigt zijn steun aan de niet-aflatende werkzaamheden van de Hoge Commissaris voor de mensenrechten om de vrije uitoefening van alle mensenrechten door LGBTI te bevorderen en te beschermen, voornamelijk met behulp van verklaringen, verslagen en de "vrij & gelijk"-campagne; spoort de Hoge Commissaris aan zijn strijd tegen discriminerende wetten en praktijken voort te zetten;
Drones en autonome wapens
35. herhaalt zijn oproep aan de Raad van de EU een gemeenschappelijk EU-standpunt over het gebruik van gewapende drones te formuleren en daarin prioritair belang toe te kennen aan eerbiediging van mensenrechten en het internationaal humanitair recht en aandacht te besteden aan kwesties zoals het rechtskader, evenredigheid, verantwoordingsplicht, de bescherming van burgers en transparantie; dringt er nogmaals bij de EU op aan een verbod uit te vaardigen op de productie, ontwikkeling en het gebruik van volledig autonome wapens, waarmee aanvallen kunnen worden uitgevoerd zonder menselijke tussenkomst; vindt dat mensenrechten aan de orde moeten komen in alle dialogen met derde landen over terrorismebestrijding;
Mainstreaming van mensenrechten in de EU
36. verzoekt de EU de universaliteit en ondeelbaarheid van de mensenrechten, waaronder burgerrechten en politieke, economische, sociale en culturele rechten, te bevorderen overeenkomstig artikel 21 van het Verdrag van Lissabon en de algemene bepalingen inzake het extern optreden van de Unie;
37. dringt er nogmaals bij de EU op aan een op rechten gebaseerde benadering te kiezen en eerbiediging van de mensenrechten te integreren in handels- en investeringsbeleid, overheidsdiensten en ontwikkelingssamenwerking, alsmede in haar gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid; onderstreept ook dat de EU in haar mensenrechtenbeleid de coherentie met haar interne en externe beleid moet bewaren, in overeenstemming met haar verplichting ingevolge het EU-Verdrag;
Prioriteiten van de EU inzake landenspecifieke kwesties
Belarus
38. spreekt zijn grote bezorgdheid uit over de voortdurende beperkingen van de vrijheid van meningsuiting, vereniging en vergadering, veroordeelt de intimidatie van onafhankelijke en oppositiejournalisten en de pesterijen en opsluiting van mensenrechtenverdedigers en critici op basis van valse aanklachten; veroordeelt het feit dat de doodstraf nog steeds wordt toegepast; verzoekt dat de speciale rapporteur voor de mensenrechtensituatie in Belarus tijdens de 32e zitting van de Mensenrechtenraad wordt vernieuwd en vraagt de regering volledig samen te werken met de speciale rapporteur en zich ertoe te verbinden de achterstand bij de hervormingen ter bescherming van de mensenrechten weg te werken, onder meer door de aanbevelingen van de speciale rapporteur en andere mensenrechtenmechanismen uit te voeren;
Oekraïne
39. spreekt zijn grote bezorgdheid uit over voortdurende lukrake aanvallen op gebieden met burgerbevolking, doelgerichte aanvallen op scholen en het gebruik van scholen voor militaire doeleinden door beide partijen; veroordeelt de voortdurende mensenrechtenschendingen in het conflict en staat volledig achter de VN-missie voor toezicht op de mensenrechten en de speciale waarnemingsmissie van de OVSE in Oekraïne; vraagt de regering van Oekraïne maatregelen te nemen zodat bepaalde soorten geneesmiddelen, met inbegrip van medicijnen voor opiaatsubstitutietherapie, kunnen worden geleverd, de registratieprocedure en de toegang tot werkgelegenheid en uitkeringen voor mensen die als gevolg van het conflict ontheemd zijn, te verbeteren, wetgeving die een negatieve impact op de vrijheid van meningsuiting en vereniging kan hebben, in te trekken, concrete maatregelen te treffen om het gebruik van scholen door gewapende troepen en gewapende groeperingen te voorkomen zowel in grondgebied onder controle van de regering als in door rebellen gecontroleerd gebied, en het Statuut van Rome te ratificeren en volledig lid te worden van het Internationaal Strafhof; vraagt de EU-lidstaten alle mogelijke inspanningen op VN-niveau te steunen om straffeloosheid te bestrijden en onpartijdige onderzoeken te voeren naar de gewelddadige gebeurtenissen en mensenrechtenschendingen in verband met het optreden tegen de Maidan-demonstraties en het gebruik van clustermunitie door regeringsgezinde troepen en door door Rusland gesteunde rebellen tijdens het gewapende conflict in het oosten van Oekraïne en de mensenrechtensituatie in de Krim en andere schendingen in verband met het gewapend conflict in het oosten van Oekraïne aan te pakken;
Azerbeidzjan
40. verwelkomt de tijdens de 29e zitting van de VN-Mensenrechtenraad uitgegeven gemeenschappelijke verklaring over de mensenrechtensituatie in Azerbeidzjan, maar betreurt het dat een aantal EU-lidstaten deze niet heeft gesteund; verzoekt de EU-lidstaten en andere leden van de Mensenrechtenraad de mensenrechtensituatie in Azerbeidzjan nauw in de gaten te houden en te werken aan de goedkeuring van een resolutie waarin ertoe wordt opgeroepen mensenrechtenactivisten, politieke en burgerrechtenactivisten, journalisten en bloggers die op basis van politiek gemotiveerde beschuldigingen zijn gearresteerd of gevangengenomen onmiddellijk vrij te laten, beschuldigingen van foltering in detentie diepgaand te onderzoeken en wetten die de vrijheid van meningsuiting, van vergadering en van vereniging in Azerbeidzjan op oneigenlijke gronden inperken, in te trekken;
Oezbekistan
41. dringt er bij de EU-lidstaten op aan te werken aan een resolutie van de VN-Mensenrechtenraad waarin een specifiek VN-mechanisme voor Oezbekistan wordt opgericht om VN-toezicht, openbare verslaglegging en debatten in de Mensenrechtenraad over de mensenrechtensituatie in Oezbekistan te waarborgen en het aanslepende gebrek aan samenwerking van Oezbekistan met de mensenrechtenmechanismen van de VN, de aanhoudende opsluiting van grote aantallen leden van de politieke oppositie, onder wie mensenrechtenactivisten, de voortdurende beperkingen van de vrijheid van vereniging en meningsuiting en van de mediavrijheid, en het onafgebroken gebruik van kinderarbeid aan te pakken;
Syrië
42. dringt er bij de Mensenrechtenraad op aan de VN-Veiligheidsraad te vragen gepaste stappen te ondernemen om ervoor te zorgen dat de verantwoordelijken voor mensenrechtenschendingen, met inbegrip van schendingen die kunnen worden beschouwd als misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden, ter verantwoording worden geroepen, onder meer door de situatie in Syrië door te verwijzen naar het Internationaal Strafhof;
Jemen
43. uit zijn grote bezorgdheid over de ernstige crisis waardoor het land wordt getroffen sinds september 2014, toen de Houthi's en andere Jemenitische gewapende groeperingen het oorlogsrecht en de mensenrechten hebben geschonden en sinds 2015, toen een door Saudi-Arabië geleide coalitie hetzelfde deed; veroordeelt in het bijzonder de lukrake en disproportionele luchtaanvallen door deze coalitie, waarbij tientallen burgers zijn omgekomen of gewond zijn geraakt en veel eigendommen van burgers werden vernield; overwegende dat verwacht wordt dat de Hoge Commissaris voor de mensenrechten aan de Mensenrechtenraad tijdens de volgende zitting in maart 2016 verslag zal leggen over de situatie in Jemen; vraagt de EU haar steun te verlenen aan de instelling van een internationaal onderzoek bij de Mensenrechtenraad om schendingen door alle partijen sinds 2014 te documenteren;
Bahrein
44. betreurt het dat de regering van Bahrein geen vooruitgang heeft geboekt in de aanpak van kwesties in verband met de talrijke aanhoudende opsluitingen, onder wie van mensenrechtenactivisten, politieke activisten en journalisten, voor de uitoefening van hun vrijheid van vreedzame vergadering en vereniging, het gebrek aan verantwoording voor mensenrechtenschendingen, met inbegrip van foltering, en het gebrek aan een onafhankelijk en onpartijdig rechtsstelsel in Bahrein; vraagt de EU-lidstaten de mensenrechtensituatie in Bahrein bij de Mensenrechtenraad aan te kaarten door middel van afzonderlijke verklaringen, een follow-up gezamenlijke verklaring of een resolutie waarin er bij Bahrein op wordt aangedrongen alle mensenrechtenactivisten, politieke activisten en andere personen die gevangen worden gehouden op basis van en beschuldigd worden van vermeende schendingen in verband met het recht op vrijheid van meningsuiting, vereniging en vergadering, onmiddellijk en onvoorwaardelijk vrij te laten, onpartijdig onderzoek naar alle vermeende gevallen van foltering en slechte behandeling te garanderen en het bezoek van de speciale VN-rapporteur voor foltering en andere VN-mensenrechtenmechanismen spoedig te faciliteren; herhaalt zijn verzoek aan de EU om een algemene strategie te ontwikkelen over hoe de Unie en de Commissie actief kunnen aandringen op de vrijlating van de opgesloten activisten en politieke gevangenen;
Zuid-Sudan
45. vraagt de Mensenrechtenraad de aanstelling van een speciale rapporteur voor Zuid-Soedan te steunen, die als mandaat heeft schendingen, met inbegrip van het ronselen en inzetten van kindsoldaten en het militair gebruik van scholen, te monitoren en erover verslag te leggen en aanbevelingen voor doeltreffende verantwoordingsmechanismen te doen;
Democratische Volksrepubliek Korea (DVK)
46. uit zijn tevredenheid over de resolutie van de Algemene Vergadering, waarin "de reeds lang gangbare en voortdurende systematische, wijdverspreide en flagrante schendingen van de mensenrechten" in de DVK worden veroordeeld en de VN-Veiligheidsraad wordt aangemoedigd gepaste maatregelen te nemen om verantwoordingsplicht te waarborgen, onder meer door te overwegen de situatie in de Democratische Volksrepubliek Korea door te verwijzen naar het Internationaal Strafhof, en vraagt de Mensenrechtenraad zijn verzoek om verantwoordingsplicht te herhalen, ook voor personen die in overeenstemming met beleid dat gedurende decennia op het hoogste staatsniveau werd vastgelegd, verantwoordelijk zijn voor misdaden tegen de menselijkheid;
Landen die het voorwerp vormen van een universele periodieke doorlichting (UPR)
Georgië
47. is ingenomen met het lidmaatschap van Georgië van de VN-Mensenrechtenraad en de recente UPR over Georgië; neemt kennis van de relevante wetswijzigingen die geleid hebben tot een zekere vooruitgang en verbetering op gebieden als justitie en wetshandhaving, het openbaar ministerie, de strijd tegen slechte behandeling, de rechten van het kind, de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en persoonsgegevens, en interne ontheemden; stelt overigens vast dat er op het vlak van de strijd tegen slechte behandeling, met name in het stadium van voorlopige hechtenis en wat rehabilitatie van slachtoffers betreft, van de verantwoordingsplicht voor misstanden door wetshandhavingsagentschappen, van onderzoeken naar misstanden door regeringsfunctionarissen in het verleden en van rechten van minderheden en vrouwen nog verdere inspanningen nodig zijn; blijft bezorgd over de vrijheid van meningsuiting en de mediavrijheid en het feit dat waarnemers geen toegang krijgen tot de bezette gebieden Abchazië en Tsinvali/Zuid-Ossetië, waar mensenrechtenschendingen schering en inslag zijn; roept de regering van Georgië op adequate maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat de in het UPR-proces gedane aanbevelingen worden opgevolgd;
Libanon
48. prijst Libanon om het beleid van open grenzen en opvang dat het land al jarenlang tentoonspreidt ten aanzien van vluchtelingen uit Palestina, Irak en Syrië, en spoort de Europese Unie aan meer middelen beschikbaar te stellen en nauw samen te werken met de Libanese autoriteiten om het land te helpen de bescherming van de rechten van vluchtelingen en asielzoekers te handhaven; spreekt in dit verband zijn bezorgdheid uit over het naar verluidt grote aantal kindhuwelijken en/of gedwongen huwelijken onder Syrische vluchtelingen; moedigt de Libanese regering aan een hervorming te overwegen van de wet inzake inreis en verblijf in en uitreis uit Libanon, waarin geen onderscheid wordt gemaakt tussen asielzoekers en vluchtelingen enerzijds en migranten anderzijds; steunt de aanbevelingen van het VN-comité voor de uitbanning van discriminatie van vrouwen (Committee on the Elimination of Discrimination against Women, CEDAW) om aan te dringen op bewustmakingsacties onder vrouwelijke migranten die als huishoudelijk personeel werken, over hun mensenrechten volgens het CEDAW-verdrag, waarbij Libanon partij is; benadrukt met name de noodzaak om het "Kafala-systeem" af te schaffen en voor vrouwelijke migranten die als huishoudelijk personeel werken doeltreffende toegang tot de rechter te waarborgen, onder meer door hun veiligheid en verblijf tijdens juridische en administratieve procedures betreffende hun status te garanderen;
Mauritanië
49. onderstreept dat de Mauritaanse regering weliswaar vooruitgang heeft geboekt door wetgevende maatregelen te nemen ter bestrijding van alle vormen van slavernij en op slavernij lijkende praktijken, maar dat dergelijke praktijken blijven voortbestaan bij gebrek aan een doeltreffende tenuitvoerlegging van deze maatregelen; roept de autoriteiten op een antislavernijwet in te voeren, in het hele land systematisch en regelmatig gedifferentieerde gegevens over alle vormen van slavernij te gaan verzamelen en een grondig, op bewijsmateriaal gebaseerd onderzoek in te stellen naar de geschiedenis en de aard van slavernij, teneinde deze praktijk volledig uit te roeien;
50. dringt er bij de Mauritaanse autoriteiten op aan vrijheid van meningsuiting en van vergadering toe te staan, in overeenstemming met internationale verdragen en de eigen nationale wetgeving; dringt tevens aan op de vrijlating van Biram Dah Abeid, Bilal Ramdane en Djiby Sow, zodat zij hun geweldloze campagne tegen het voortbestaan van slavernij kunnen voortzetten zonder pesterij of intimidatie te hoeven vrezen;
Myanmar
51. is verheugd dat er op 8 november 2015 competitieve verkiezingen werden gehouden, voor het land een belangrijke mijlpaal in de overgang naar democratie; blijft evenwel bezorgd over het grondwettelijk kader voor deze verkiezingen, dat voorschrijft dat 25 % van de parlementszetels voorbestemd is voor het leger; erkent dat er vooruitgang is geboekt wat de mensenrechten betreft, maar ziet nog steeds een aantal punten van grote zorg, zoals de rechten van minderheden en de vrijheid van meningsuiting, vereniging en vreedzame vergadering;
52. veroordeelt de discriminatie jegens de Rohingya, die nog verergerd wordt door het feit dat deze gemeenschap geen wettelijke status heeft en door de toenemende haatzaaiende uitlatingen tegen niet-boeddhisten; dringt aan op een volledig, transparant en onafhankelijk onderzoek naar alle meldingen van mensenrechtenschendingen jegens de Rohingya en is van mening dat de vier door het parlement in 2015 aangenomen wetten "ter bescherming van ras en religie" discriminerende aspecten bevatten wat geslacht betreft; herhaalt zijn verzoek om het Bureau van de Hoge Commissaris voor de mensenrechten (Office of the High Commissioner for Human Rights, OHCHR) toestemming te verlenen een kantoor in het land te openen; benadrukt dat er een grondige duurzaamheidseffectbeoordeling moet worden uitgevoerd voordat de onderhandelingen over de investeringsovereenkomst tussen de EU en Myanmar worden afgerond;
Nepal
53. is blij met de inwerkingtreding op 20 september 2015 van de nieuwe grondwet van Nepal, die het fundament moet vormen van de toekomstige politieke stabiliteit en economische ontwikkeling van het land; hoopt dat de resterende vragen betreffende de politieke vertegenwoordiging van minderheden, waaronder de Dalits, en wetgeving inzake burgerschap in de nabije toekomst zullen worden aangepakt; betreurt het dat voor de mensenrechtenschendingen die tijdens de burgeroorlog door beide partijen werden begaan amper personen ter verantwoording zijn geroepen, ondanks de in mei 2014 aangenomen wet inzake waarheid, verzoening en verdwijningen; dringt er bij de regering van Nepal op aan toe te treden tot het Internationaal Verdrag inzake de bescherming van alle personen tegen gedwongen verdwijning; veroordeelt de beperkingen die aan de fundamentele vrijheden van Tibetaanse vluchtelingen worden gesteld; dringt er bij India op aan zijn onofficiële blokkade van de Nepalese economie op te heffen die in combinatie met de verwoestende aardbeving van april 2015 tot een humanitaire crisis heeft geleid en nog eens bijna een miljoen Nepalezen in een armoedeval heeft gedreven;
Oman
54. prijst Oman om het feit dat er van overheidswege een nationale mensenrechtencommissie in het leven is geroepen en een uitnodiging is uitgegaan die het historische bezoek van de speciale VN-rapporteur voor het recht op vreedzame vergadering in september 2014 mogelijk maakte; spreekt de hoop uit dat deze constructieve stappen tot een intensiever contact van Oman met VN-vertegenwoordigers voor mensenrechtenkwesties en onafhankelijke mensenrechtenorganisaties zullen leiden; moedigt Oman aan de nodige maatregelen te treffen om verandering te brengen in wat door de speciale VN-rapporteur werd omschreven als een alomtegenwoordig klimaat van angst en intimidatie in dit land, waar mensen volgens hem "niet voor hun mening durven uit te komen, de telefoon niet durven te gebruiken, elkaar niet durven te ontmoeten"; blijft bezorgd over het verbod op alle politieke partijen en de nieuwe wet op het staatsburgerschap van augustus 2014, die bepaalt dat de overheid het staatsburgerschap kan afnemen van burgers die lid worden van als schadelijk voor de nationale belangen beschouwde groeperingen, en verzoekt de regering een en ander te heroverwegen; roept de EU-instellingen en de lidstaten op technische en juridische bijstand aan te bieden om Oman te helpen een veilige en vruchtbare omgeving te creëren voor organisaties van het maatschappelijk middenveld;
Rwanda
55. spreekt zijn verontrusting uit over de mensenrechtensituatie in Rwanda, onder meer de beperking van de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vereniging, de krimpende democratische ruimte voor politieke oppositiepartijen en onafhankelijke activiteiten van het maatschappelijk middenveld en het ontbreken van een gunstig klimaat voor een onafhankelijke rechterlijke macht; verzoekt de Rwandese regering democratische ruimte te creëren waarin alle geledingen van de maatschappij vrij kunnen handelen;
56. is bezorgd over de voorgestelde grondwetswijziging waardoor de zittende president zich kandidaat kan stellen voor een derde ambtstermijn; richt zich tot de regering van Rwanda om het Afrikaans handvest inzake democratie, verkiezingen en bestuur na te leven, waarvan in artikel 5 is vastgelegd dat alle partijen bij het handvest alle nodige maatregelen moeten treffen om constitutionele orde te waarborgen, met name constitutionele machtsoverdracht, en waarvan in artikel 23 wordt verklaard dat elke grondwetswijziging die aan de beginselen van een democratische regeringswissel raakt, illegaal is;
°
° °
57. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de VN-Veiligheidsraad, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de voorzitter van de 69e Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, de voorzitter van de VN-Mensenrechtenraad, de hoge VN-commissaris voor de mensenrechten en de secretaris-generaal van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa.
- [1] Aangenomen teksten, P8_TA(2015)0470.