Ontwerpresolutie - B8-0065/2016Ontwerpresolutie
B8-0065/2016

ONTWERPRESOLUTIE over de prioriteiten van de EU voor de zittingen van de VN‑Mensenrechtenraad in 2016

14.1.2016 - (2015/3035(RSP))

naar aanleiding van een verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid
ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement

Charles Tannock, Raffaele Fitto, Edward Czesak, Angel Dzhambazki namens de ECR-Fractie

Procedure : 2015/3035(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B8-0065/2016
Ingediende teksten :
B8-0065/2016
Debatten :
Aangenomen teksten :

B8–0065/2016

Resolutie van het Europees Parlement over de prioriteiten van de EU voor de zittingen van de VN-Mensenrechtenraad in 2016

(2015/3035(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en de mensenrechtenverdragen van de VN alsmede de facultatieve protocollen daarbij, waaronder het Verdrag inzake de rechten van het kind en het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie jegens vrouwen (CEDAW),

–  gezien resolutie 60/251 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, waarbij de VN-Mensenrechtenraad (UNHRC) is opgericht,

–  gezien het Europees Verdrag betreffende de rechten van de mens, het Europees Sociaal Handvest en het Handvest van de grondrechten van de EU,

–  gezien het EU-actieplan inzake mensenrechten en democratie 2015-2019,

–  gezien zijn eerdere resoluties over de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties,

–  gezien zijn eerdere resoluties over de schending van mensenrechten, waaronder zijn spoedresoluties over deze kwesties,

–  gezien zijn resolutie van 17 december 2015 over het jaarverslag over mensenrechten en democratie in de wereld in 2014 en het beleid van de Europese Unie ter zake[1],

–  gezien de artikelen 2, 3, lid 5, 18, 21, 27 en 47 van het Verdrag betreffende de Europese Unie,

–  gezien het jaarverslag 2015 van de UNHRC aan de Algemene Vergadering van de VN,

–  gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat 2015 en 2016 belangrijke mijlpalen zijn wat de verworvenheden op de gebieden mensenrechten, vrede en veiligheid betreft: de 70e verjaardag van de oprichting van de Verenigde Naties, de 50e verjaardag van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (ICCPR) en van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (ICESCR), de 30e respectievelijk 20e verjaardag van de VN-Verklaring inzake het recht op ontwikkeling (1986) en de Verklaring en het Actieprogramma van Peking (1995), en de 15e verjaardag van de historische resolutie van de VN-Veiligheidsraad inzake vrouwen, vrede en veiligheid (2000) en de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling (2000);

B.  overwegende dat het eerbiedigen van mensenrechten, ongeacht ras, afkomst, geslacht of huidskleur, een plicht is die voor alle staten geldt; overwegende dat alle staten verplicht zijn de grondrechten van hun respectieve volkeren te eerbiedigen, de plicht hebben concrete maatregelen te treffen om de eerbiediging van deze rechten op nationaal niveau te faciliteren en op internationaal niveau moeten samenwerken om belemmeringen voor de verwezenlijking van de mensenrechten op alle gebieden weg te nemen;

C.  overwegende dat eerbiediging, bevordering en waarborging van het universele karakter van mensenrechten deel uitmaakt van het ethische en juridische acquis van de Europese Unie, en een van de hoekstenen vormt van de Europese eenheid en integriteit;

D.  overwegende dat het optreden van de Unie in haar betrekkingen met derde landen gegrondvest is op artikel 21 van het Verdrag van Lissabon, dat het universele en ondeelbare karakter van mensenrechten en fundamentele vrijheden bekrachtigt en voorziet in de eerbiediging van de menselijke waardigheid, de beginselen van gelijkheid en solidariteit en de beginselen van het VN-Handvest en het internationaal recht;

E.  overwegende dat eerbiediging van mensenrechten in aanmerking moet worden genomen op alle beleidsterreinen die raken aan vrede en veiligheid, ontwikkelingssamenwerking, handel en investeringen, humanitair optreden, klimaatverandering en terrorismebestrijding;

F.  overwegende dat de reguliere zittingen van de UNHRC, de benoeming van bijzonder rapporteurs, het universele periodieke doorlichtingsmechanisme (UPR) en de zogeheten speciale procedures voor situaties in specifieke landen of voor thematische kwesties stuk voor stuk bijdragen tot de bevordering en eerbiediging van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat;

G.  overwegende dat sommige van de huidige leden van de Mensenrechtenraad helaas te boek staan als behorend tot degenen die de mensenrechten het meest met voeten treden en een slechte reputatie hebben als het gaat om samenwerking in het kader van de speciale procedures van de VN en om naleving van hun verslagleggingsverplichtingen aan de organen van het VN-Mensenrechtenverdrag;

1.  spreekt zijn voldoening uit over de benoeming van ambassadeur Choi Kyong-lim tot voorzitter van de VN-Mensenrechtenraad voor 2016;

2.  is ingenomen met het jaarverslag van de UNHRC aan de Algemene Vergadering van de VN, waarin de 28e, 29e en 30e zittingen van de Mensenrechtenraad behandeld worden;

3.  herhaalt zijn standpunt dat de leden van de UNHRC verkozen moeten worden uit de groep landen die de mensenrechten, de rechtsstaat en de democratie eerbiedigen, en roept de VN-lidstaten op ervoor te ijveren dat bij de verkiezing van leden van de UNHRC prestatiecriteria op het gebied van mensenrechten als voorwaarde worden gehanteerd; spreekt zijn bezorgdheid uit over de schendingen van de mensenrechten in sommige recentelijk verkozen UNHRC-leden;

4.  bekrachtigt zijn steun aan de speciale procedures en de onafhankelijke status van de mandaathouders, bedoeld om hen in staat te stellen hun taak volledig neutraal uit te voeren, en roept alle staten op hun medewerking aan deze procedures te verlenen;

5.  benadrukt andermaal dat het universele karakter van de universele periodieke doorlichting (UPR) belangrijk is om volledig inzicht te kunnen krijgen in de mensenrechtensituatie in alle VN-lidstaten, en spreekt nogmaals zijn steun uit voor de tweede doorlichtingscyclus die gericht is op de tenuitvoerlegging van de gedurende de eerste cyclus aanvaarde aanbevelingen; dringt er echter opnieuw op aan dat de aanbevelingen die door sommige landen niet werden aanvaard gedurende de eerste cyclus, bij de voortzetting van het UPR-proces nog eens in overweging worden genomen;

6.  dringt er bij de EU en de Commissie op aan om in alle beleidsdialogen van de EU met de landen in kwestie nader in te gaan op de UPR-aanbevelingen, teneinde na te gaan op welke manier deze aanbevelingen door middel van landen- en regionale strategieën ten uitvoer kunnen worden gelegd;

7.  onderstreept dat gewaarborgd moet worden dat een breed scala aan belanghebbenden, met name het maatschappelijk middenveld, ten volle aan het proces van de universele periodieke doorlichting (UPR) deelneemt, en maakt zich er zorgen over dat vergaande beperkingen de deelname van het maatschappelijk middenveld aan het UPR-proces van bepaalde landen hebben bemoeilijkt;

8.  is verheugd over het "Initiative for Change" van de Hoge Commissaris voor de mensenrechten van de VN, dat erop gericht is de mondiale aanwezigheid van VN‑mensenrechtenkantoren te verbeteren en te vergroten middels de oprichting van acht regionale centra voor toezicht op en bevordering van de eerbiediging van mensenrechten via rechtstreekse samenwerking met partners om de aanbevelingen van de mensenrechtenmechanismen te vertalen naar tastbare veranderingen in het veld;

9.  spreekt zijn bezorgdheid uit over de grondwetsherzieningen die in enkele landen worden doorgevoerd en die gericht zijn op een wijziging van de vastgestelde presidentiële ambtstermijnen, wat in een aantal gevallen tot verkiezingsgerelateerd geweld heeft geleid; stelt nogmaals dat eerbiediging van burgerrechten en politieke rechten, met inbegrip van de individuele en collectieve vrijheid van meningsuiting en van vergadering en vereniging, de enige indicator is van een democratische, verdraagzame en pluralistische maatschappij;

10.  herhaalt dat de vrije verkiezing van politieke leiders middels periodieke en eerlijke verkiezingen op basis van algemeen en gelijk kiesrecht een grondrecht is dat alle burgers moeten kunnen genieten, in overeenstemming met de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (artikel 21, lid 3) en het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (artikel 25); bevestigt nogmaals dat de vrijheid van meningsuiting en een levendig en gunstig klimaat voor een onafhankelijk en pluralistisch maatschappelijk middenveld noodzakelijke voorwaarden zijn voor het bevorderen van de mensenrechten;

11.  veroordeelt de aanhoudende intimidatie en detentie van mensenrechtenactivisten en oppositieleden door regeringstroepen in een aantal derde landen; spreekt zijn bezorgdheid uit over oneerlijke en beperkende wetgeving, met inbegrip van beperkingen op buitenlandse financiering, waardoor het maatschappelijk middenveld steeds minder ruimte krijgt om zijn activiteiten te ontplooien; verzoekt alle regeringen om de vrijheid van media, organisaties uit het maatschappelijk middenveld en het werk van mensenrechtenactivisten te bevorderen en te faciliteren, en hen in staat te stellen zonder angst, onderdrukking of intimidatie hun werk te verrichten;

12.  is van mening dat de moderne digitale technologieën kansen inhouden en uitdagingen vormen voor de bescherming van het recht op de persoonlijke levenssfeer en voor de uitoefening van de vrijheid van meningsuiting online in de hele wereld; spreekt in deze context zijn voldoening uit over de aanstelling van een bijzonder VN-rapporteur voor het recht op privacy in het digitale tijdperk, onder wiens mandaat ook bewakings- en privacy-kwesties vallen waarmee mensen online en offline in aanraking komen;

13.  herinnert eraan dat vrijheid van denken, geweten, godsdienst en overtuiging een fundamenteel mensenrecht is, zoals erkend in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en gewaarborgd door artikel 18 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten; herinnert er evenzeer aan dat dit recht nauw samenhangt met andere mensenrechten en fundamentele vrijheden, waaronder het recht om te geloven of niet te geloven, de vrijheid om een theïstische, niet-theïstische of atheïstische overtuiging toegedaan te zijn en het recht om een overtuiging naar keuze aan te nemen, te wijzigen en te laten varen of opnieuw aan te nemen; noemt het verontrustend dat sommige landen zich nog steeds niet willen houden aan de VN-normen en hun toevlucht zoeken tot repressie van staatswege, die kan bestaan uit lijfstraffen, gevangenisstraffen, buitensporige boetes en zelfs de doodstraf, in strijd met de vrijheid van godsdienst of overtuiging; maakt zich zorgen over de toegenomen vervolging van religieuze of levensbeschouwelijke minderheidsgroepen, waaronder christelijke gemeenschappen, alsook over onrechtmatige beschadiging van de plaatsen waar zij samenkomen;

14.  verzoekt de EU en haar lidstaten op VN-niveau meer inspanningen te leveren om in contacten met derde landen bij te dragen aan de uitbanning van alle vormen van religieuze discriminatie en de interreligieuze dialoog te bevorderen; vraagt om concrete acties ter bescherming van religieuze minderheden, niet-gelovigen, geloofsafvalligen en atheïsten die het slachtoffer zijn van wetgeving inzake godslastering; is ingenomen met het engagement van de EU om in internationale fora te ijveren voor de vrijheid van godsdienst of overtuiging, onder meer door het mandaat van de bijzonder VN-rapporteur voor vrijheid van godsdienst en overtuiging te steunen; geeft zijn volledige steun aan de werkwijze van de EU om in de Mensenrechtenraad en in de Algemene Vergadering van de VN het initiatief te nemen voor thematische resoluties over dit onderwerp;

15.  is van mening dat handel en mensenrechten hand in hand kunnen gaan en dat voor het bedrijfsleven een belangrijke rol is weggelegd wat de bevordering van mensenrechten en democratie betreft;

16.  spreekt zijn volledige steun uit voor de daadwerkelijke en brede tenuitvoerlegging van de VN-richtsnoeren inzake het bedrijfsleven en mensenrechten binnen en buiten de EU, onder meer via de ontwikkeling van nationale actieplannen; benadrukt dat alles in het werk moet worden gesteld om lacunes in de daadwerkelijke tenuitvoerlegging van de VN-richtsnoeren aan te pakken, inclusief wat de toegang tot de rechter en rechtsmiddelen betreft;

17.  dringt er bij de VN en de EU op aan om de kwestie van landrechtenverdedigers aan de orde te stellen die het slachtoffer zijn van vergeldingsmaatregelen, waaronder dreigementen, pesterijen, willekeurige arrestaties, geweld en moord, omdat ze kritiek uiten op grootschalige grondaankoop ten koste van de land- en voedselrechten van de plattelandsbevolking in derde landen; dringt erop aan dat landrechtenverdedigers stelselmatig worden opgenomen in de mensenrechtenprojecten van de VN-mechanismen en het EU-actieplan inzake mensenrechten en democratie;

18.  is verheugd over de Overeenkomst van Parijs in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC), waarin aandacht wordt besteed aan aanpassing, mitigatie, ontwikkeling en overdracht van technologie, en capaciteitsopbouw; dringt erop aan dat het thema klimaatverandering in alle economische beleidsdomeinen wordt geïntegreerd; spoort alle partijen die de Overeenkomst hebben ondertekend aan om op het vlak van aanpassing en mitigatie dringende en ambitieuze maatregelen te treffen door klimaatverandering in alle beleidsdomeinen te integreren;

19.  is verheugd over de recente resolutie 2242 van de VN-Veiligheidsraad over vrouwen, vrede en veiligheid, waarin vrouwen een centrale rol toebedeeld krijgen in alle inspanningen voor het aanpakken van wereldwijde uitdagingen, waaronder toenemend gewelddadig extremisme, klimaatverandering, migratie, duurzame ontwikkeling, vrede en veiligheid; prijst de bevindingen van het wereldwijde VN-onderzoek over de tenuitvoerlegging van resolutie 1325 van de VN-Veiligheidsraad over vrouwen, vrede en veiligheid, waarin het belang van vrouwelijk leiderschap en de deelname van vrouwen aan conflictoplossing en vredesopbouw wordt benadrukt, alsook de bijdrage van vrouwelijke betrokkenheid aan de verbetering van humanitaire hulp, de versterking van de inspanningen van vredeshandhavers, de afronding van vredesbesprekingen en de strijd tegen gewelddadig extremisme;

20.  geeft zijn verbijstering te kennen over het feit dat geweld tegen vrouwen sinds de opkomst van gewelddadige extremistische groeperingen als Da'esh in Syrië en Irak en Boko Haram in West-Afrika een nieuwe dimensie heeft gekregen die nooit eerder zoveel angst inboezemde, aangezien seksueel geweld een integraal onderdeel is geworden van de doelstellingen en ideologie van en een inkomstenbron voor deze extremistische groeperingen, en de internationale gemeenschap hierdoor met een cruciale nieuwe uitdaging geconfronteerd wordt; verzoekt alle regeringen en de VN‑instellingen zich nog meer in te zetten voor de strijd tegen deze afschuwelijke misdaden en vrouwen te herstellen in hun waardigheid zodat ze gerechtigheid, schadeloosstelling en steun verkrijgen;

21.  herinnert eraan dat in het Verdrag inzake de rechten van het kind, dat in 1989 is aangenomen en het mensenrechtenverdrag is dat door het grootste aantal landen is geratificeerd, een aantal kinderrechten worden beschreven, zoals het recht op leven, gezondheid, onderwijs en spel, het recht op familie-en gezinsleven, op bescherming tegen geweld en discriminatie en het recht om gehoord te worden; verzoekt alle ondertekenaars van dit verdrag hun verplichtingen na te komen;

22.  spreekt zijn bezorgdheid uit over het feit dat er nog steeds sprake is van discriminerende wetten en praktijken alsmede gewelddaden tegen personen in diverse landen op grond van hun seksuele gerichtheid en genderidentiteit; vindt dat de situatie van LGBTI op de voet moet worden gevolgd in landen waar onlangs ingevoerde anti-LGBTI-wetten een bedreiging vormen voor het leven van seksuele minderheden; dringt er bij de EU en de lidstaten op aan om in het kader van de VN-Mensenrechtenraad de aandacht te richten op gevallen van criminalisering van LGBTI;

23.  dringt aan op doeltreffende en gecoördineerde maatregelen om de onderliggende oorzaken van migratie aan te pakken; dringt daarnaast aan op verdere inspanningen op VN-niveau om voldoende middelen te waarborgen voor de Hoge Commissaris voor de vluchtelingen, het Wereldvoedselprogramma en andere VN-organen die betrokken zijn bij het verstrekken van basisdiensten voor vluchtelingen binnen en buiten conflictgebieden;

Landen die het voorwerp vormen van een universele periodieke doorlichting (UPR)

Georgië

24.  is ingenomen met het lidmaatschap van Georgië van de VN-Mensenrechtenraad en de recente UPR van Georgië; neemt kennis van de relevante wetswijzigingen die geleid hebben tot een zekere vooruitgang en verbetering op gebieden als justitie en wetshandhaving, het openbaar ministerie, de strijd tegen slechte behandeling, de rechten van het kind, de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en persoonsgegevens, en interne ontheemden;

25.  stelt evenwel vast dat er meer inspanningen nodig zijn wat betreft slechte behandeling, met name waar het gaat om voorarrest en rehabilitatie van slachtoffers; blijft bezorgd over de vrijheid van meningsuiting en de mediavrijheid en het feit dat waarnemers geen toegang krijgen tot de bezette gebieden Abchazië en Tsinvali/Zuid-Ossetië, waar mensenrechtenschendingen schering en inslag zijn; roept de regering van Georgië op adequate maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat de in het UPR-proces gedane aanbevelingen worden opgevolgd;

Oekraïne

26.  betreurt het dat de aanhoudende Russische agressie tot een rampzalige humanitaire situatie in het Donetsbekken heeft geleid en dat Oekraïense en internationale humanitaire organisaties geen toegang krijgen tot de bezette gebieden; spreekt zijn ernstige verontrusting uit over de omstandigheden van de meer dan 1,5 miljoen interne ontheemden als uitdaging op humanitair vlak; is daarnaast zeer bezorgd over de mensenrechtenschendingen in de door Rusland bezette Krim, met name de benarde situatie van de Krim-Tataren, en over de situatie van andere minderheden en voorstanders van een Oekraïens bewind; dringt er bij de EU en de lidstaten op aan deze vraagstukken in het kader van de VN-Mensenrechtenraad aan de orde te stellen;

Libanon

27.  prijst Libanon om zijn beleid van open grenzen en opvang dat het land al jarenlang tentoonspreidt ten aanzien van vluchtelingen uit Palestina, Irak en Syrië, en spoort de Europese Unie aan meer middelen beschikbaar te stellen en nauw samen te werken met de Libanese autoriteiten om het land te helpen de bescherming van de rechten van vluchtelingen en asielzoekers te handhaven; spreekt in dit verband zijn bezorgdheid uit over het naar verluidt grote aantal gevallen van kindhuwelijken en/of gedwongen huwelijken onder Syrische vluchtelingen; moedigt de Libanese regering aan een hervorming te overwegen van de wet inzake inreis en verblijf in en uitreis uit Libanon, die geen onderscheid maakt tussen asielzoekers en vluchtelingen enerzijds en migranten anderzijds;

28.  steunt de aanbevelingen van het VN-comité voor de uitbanning van discriminatie van vrouwen (CEDAW) door op te roepen tot maatregelen om onder in de huishouding werkende vrouwelijke migranten meer besef te kweken van hun mensenrechten volgens het CEDAW-verdrag, waarbij Libanon partij is; benadrukt met name de noodzaak om het 'Kafala-systeem' af te schaffen en voor in de huishouding werkende vrouwelijke migranten doeltreffende toegang tot de rechter te waarborgen, onder meer door hun veiligheid en verblijf tijdens juridische en administratieve procedures betreffende hun status te garanderen;

Mauritanië

29.  onderstreept dat de Mauritaanse regering weliswaar vooruitgang heeft geboekt door wettelijke maatregelen te nemen ter bestrijding van alle vormen van slavernij en op slavernij lijkende praktijken, maar dat dergelijke praktijken blijven voortbestaan bij gebrek aan een doeltreffende tenuitvoerlegging van deze maatregelen; roept de autoriteiten op een antislavernijwet in te voeren, in het hele land systematisch en volgens dezelfde regels gedifferentieerde gegevens over alle vormen van slavernij te gaan verzamelen en een grondig, op bewijsmateriaal gebaseerd onderzoek in te stellen naar de geschiedenis en de aard van slavernij, teneinde deze praktijk volledig uit te roeien;

30.  dringt er bij de Mauritaanse autoriteiten op aan vrijheid van meningsuiting en van vergadering toe te staan, in overeenstemming met internationale verdragen en de eigen nationale wetgeving; dringt tevens aan op de vrijlating van Biram Dah Abeid, Bilal Ramdane en Djiby Sow, zodat deze personen hun geweldloze campagne tegen het voortbestaan van slavernij kunnen voortzetten zonder pesterij of intimidatie te hoeven vrezen;

Myanmar

31.  is ingenomen met het feit dat er op 8 november 2015 volwaardige verkiezingen zijn gehouden, voor het land een belangrijke mijlpaal in de overgang naar een democratie; blijft evenwel bezorgd over het grondwettelijk kader voor deze verkiezingen, dat voorschrijft dat 25% van de parlementszetels bestemd is voor het leger; erkent dat er vooruitgang is geboekt wat betreft de mensenrechten, maar ziet nog steeds een aantal punten van grote zorg, zoals de rechten van minderheden en de vrijheid van meningsuiting, vereniging en vreedzame vergadering;

32.  veroordeelt de discriminatie jegens de Rohingya, die nog verergerd wordt door het feit dat deze gemeenschap geen wettelijke status heeft, en door de toenemende haatzaaiende uitlatingen tegen niet-boeddhisten; dringt aan op een grondig, transparant en onafhankelijk onderzoek naar alle berichten van mensenrechtenschendingen jegens de Rohingya en is van mening dat de vier door het parlement in 2015 aangenomen wetten 'ter bescherming van ras en religie' discriminerende aspecten bevatten wat geslacht betreft; herhaalt zijn verzoek om het Bureau van de Hoge Commissaris voor de mensenrechten (OHCHR) toestemming te verlenen een kantoor in het land te openen; benadrukt dat er een grondige duurzaamheidseffectbeoordeling moet worden uitgevoerd voordat de onderhandelingen over de investeringsovereenkomst tussen de EU en Myanmar worden afgerond;

Nepal

33.  spreekt zijn voldoening uit over de inwerkingtreding op 20 september 2015 van de nieuwe grondwet van Nepal, die het fundament moet gaan vormen van de toekomstige politieke stabiliteit en economische ontwikkeling van het land; hoopt dat de resterende vragen betreffende de politieke vertegenwoordiging van minderheden, waaronder de Dalits, en wetgeving inzake burgerschap in de nabije toekomst zullen worden aangepakt;

34.  betreurt het feit dat voor de mensenrechtenschendingen die tijdens de burgeroorlog werden begaan maar weinig personen ter verantwoording zijn geroepen, ondanks de in mei 2014 aangenomen wet inzake waarheid, verzoening en verdwijningen; dringt er bij de regering van Nepal op aan toe te treden tot het Internationaal Verdrag inzake de bescherming van personen tegen gedwongen verdwijning; veroordeelt de beperkingen die aan de fundamentele vrijheden van Tibetaanse vluchtelingen worden gesteld; dringt er bij India op aan de onofficiële blokkade van de Nepalese economie op te heffen die in combinatie met de verwoestende aardbeving van april 2015 tot een humanitaire crisis heeft geleid en nog eens bijna een miljoen Nepalezen in een armoedeval heeft gedreven;

Oman

35.  prijst Oman om het feit dat er van overheidswege een nationale mensenrechtencommissie (NHRC) in het leven is geroepen en een uitnodiging is uitgegaan die het historische bezoek van de bijzonder VN-rapporteur voor het recht op vreedzame vergadering in september 2014 mogelijk maakte; spreekt de hoop uit dat deze constructieve stappen tot een intensiever contact tussen Oman en VN‑vertegenwoordigers voor mensenrechtenkwesties alsmede onafhankelijke mensenrechtenorganisaties zullen leiden;

36.  moedigt Oman aan de nodige maatregelen te treffen om verandering te brengen in wat door de bijzonder VN-rapporteur werd omschreven als een alomtegenwoordig klimaat van angst en intimidatie in dit land, waar mensen volgens hem 'niet voor hun mening durven uit te komen, de telefoon niet durven te gebruiken, elkaar niet durven te ontmoeten'; blijft bezorgd over het verbod op alle politieke partijen en de nieuwe wet op het staatsburgerschap van augustus 2014, die bepaalt dat de overheid burgers die lid worden van als schadelijk voor de nationale belangen beschouwde groeperingen het staatsburgerschap kan afnemen, en verzoekt de regering een en ander te heroverwegen; roept de EU-instellingen en de lidstaten op technische en juridische bijstand aan te bieden om Oman te helpen een veilige en vruchtbare omgeving te creëren voor organisaties van het maatschappelijk middenveld;

Rwanda

37.  spreekt zijn verontrusting uit over de mensenrechtensituatie in Rwanda, onder meer de beperking van de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vereniging, de krimpende democratische ruimte voor politieke oppositiepartijen en onafhankelijke activiteiten van het maatschappelijk middenveld, en het ontbreken van een gunstig klimaat voor een onafhankelijke rechterlijke macht; roept de Rwandese regering op een democratisch speelveld te scheppen waarop alle geledingen van de maatschappij vrij kunnen opereren;

38.  is bezorgd over de grondwetswijziging die door het referendum van 18 december 2015 mogelijk is geworden en die de zittende president toestaat zich kandidaat te stellen voor een derde ambtstermijn; richt zich tot de regering van Rwanda om het Afrikaans handvest inzake democratie, verkiezingen en bestuur na te leven, in artikel 5 waarvan is vastgelegd dat alle partijen bij het handvest alle nodige maatregelen moeten treffen om constitutionele orde te waarborgen, met name constitutionele machtsoverdracht, en in artikel 23 waarvan wordt verklaard dat elke grondwetswijziging die aan de beginselen van een democratische regeringswissel raakt illegaal is;

Zuid-Sudan

39.  is verheugd over het vredesakkoord dat op 28 augustus 2015 is ondertekend door de oorlogvoerende partijen om een einde te maken aan de burgeroorlog, en waarin voorzien wordt in een overgangsregeling voor de verdeling van de macht, veiligheidsregelingen en de oprichting van een hybride rechtbank voor de berechting van alle misdaden die sinds de start van het conflict zijn gepleegd; herinnert eraan dat het conflict duizenden levens geëist heeft en geleid heeft tot honderdduizenden ontheemden en vluchtelingen;

40.  roept alle partijen op geen mensenrechtenschendingen te plegen en geen inbreuk te maken op het internationaal humanitair recht, met inbegrip van de schendingen die neerkomen op internationale misdaden, zoals buitengerechtelijke executies, etnisch georiënteerd geweld, conflictgerelateerd seksueel geweld, waaronder verkrachting, alsook gendergerelateerd geweld, het ronselen en inzetten van kinderen, gedwongen verdwijningen en willekeurige arrestaties en opsluiting;

Syrië

41.  benadrukt het belang van het werk dat is uitgevoerd door de onafhankelijke internationale onderzoekscommissie voor de Arabische Republiek Syrië van de VN; stelt met grote bezorgdheid vast dat de onderzoekscommissie tot de centrale bevinding is gekomen dat de meeste burgerslachtoffers, willekeurige verplaatsingen en vernielingen nog steeds veroorzaakt worden door gerichte acties tegen de burgerbevolking, lukrake en disproportionele aanvallen, aanvallen op burgerdoelen en beschermd cultureel erfgoed en het opleggen van belegeringen en blokkades als strafmaatregel;

42.  dringt er bij de EU en de lidstaten op aan eraan bij te dragen dat de onderzoekscommissie voldoende middelen krijgt om haar mandaat uit te voeren, bestaande uit het vaststellen van de feiten en omstandigheden van alle zware mensenrechtenschendingen en waar mogelijk het aanwijzen van de verantwoordelijken om te garanderen dat de daders van schendingen, met inbegrip van schendingen die mogelijk als misdaden tegen de menselijkheid kunnen worden beschouwd, ter verantwoording worden geroepen;

Venezuela

43.  spreekt zijn voldoening uit over de vrije en eerlijke verkiezingen die op 6 december 2015 in Venezuela zijn gehouden; acht het een goede zaak dat zowel de regering als de oppositie de resultaten hebben aanvaard; herinnert aan het belang van handhaving van de grondwet en eerbiediging van de mensenrechten, alsmede van het uitvoeren van de wil van de Venezolaanse bevolking, en onderstreept dat het nieuwe parlement zijn werk moet kunnen verrichten en dat de overheidsinstellingen moeten kunnen samenwerken;

44.  wijst erop dat de nieuwe regering een breed scala van mensenrechtenkwesties zal moeten aanpakken, van straffeloosheid en verantwoording voor buitengerechtelijke executies, onder meer door veiligheidstroepen, tot willekeurige arrestaties en opsluiting, het recht van politieke gevangenen op een eerlijk proces en de onafhankelijkheid van de rechter, de vrijheid van vergadering en vereniging alsmede de mediavrijheid;

China

45.  wijst op de recente verslechtering van de mensenrechtensituatie in China; is ten zeerste verontrust over de arrestatie, vervolging en veroordeling van talloze burgerrechtenactivisten, mensenrechtenverdedigers en critici van de regering; blijft bezorgd over de aanhoudende zware beperkingen van de vrijheid van meningsuiting, vereniging, vergadering en religie en van de activiteiten van mensenrechtenorganisaties, en uit zijn verontwaardiging over de vaak discriminerende behandeling die religieuze en etnische minderheden in China ten deel valt; verzoekt de EU en de Mensenrechtenraad in hun dialogen met de Chinese autoriteiten samen te werken om eerbiediging van de universaliteit van de mensenrechten te stimuleren;

Rusland

46.  is ten zeerste verontrust over de mensenrechtensituatie in Rusland, en met name over de manipulatie van de rechterlijke macht door de politieke autoriteiten; herinnert eraan dat een aantal Russische oppositiepolitici en onderzoeksjournalisten wellicht is vermoord terwijl zij onderzoek deden naar corruptie en mogelijke misdrijven van de overheid of de Russische geheime dienst; betreurt het dat de pers en andere media in grote mate afhankelijk blijven van de politieke autoriteiten; betreurt het feit dat Rusland zijn vijandige beleid jegens buitenlandse ngo's voortzet en hen tot registratie als Russische organisaties dwingt, die vervolgens onder de Russische jurisdictie en daarmee onder strengere financiële en juridische beperkingen vallen;

Iran

47.  spreekt zijn ernstige verontrusting uit over de mensenrechtensituatie in Iran, en met name over het grote aantal terechtstellingen van gevangenen, waaronder minderjarige verdachten en politieke gevangenen alsmede leden van religieuze minderheden;

o

o      o

 

48.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de VN‑Veiligheidsraad, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de voorzitter van de 69e Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, de voorzitter van de VN‑Mensenrechtenraad, de hoge VN-commissaris voor de mensenrechten en de secretaris‑generaal van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa.