Ontwerpresolutie - B8-0159/2016Ontwerpresolutie
B8-0159/2016

ONTWERPRESOLUTIE over de stelselmatige massamoord op religieuze minderheden door ISIS

27.1.2016 - (2016/2529(RSP))

naar aanleiding van een verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid
ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement

Josef Weidenholzer, Victor Boştinaru, Knut Fleckenstein, Richard Howitt, Nikos Androulakis, Zigmantas Balčytis, Hugues Bayet, Brando Benifei, Goffredo Maria Bettini, José Blanco López, Vilija Blinkevičiūtė, Nicola Caputo, Silvia Costa, Andi Cristea, Miriam Dalli, Viorica Dăncilă, Isabella De Monte, Tanja Fajon, Eugen Freund, Doru-Claudian Frunzulică, Eider Gardiazabal Rubial, Enrico Gasbarra, Neena Gill, Ana Gomes, Theresa Griffin, Enrique Guerrero Salom, Sergio Gutiérrez Prieto, Cătălin Sorin Ivan, Liisa Jaakonsaari, Afzal Khan, Kashetu Kyenge, Javi López, Juan Fernando López Aguilar, Andrejs Mamikins, Costas Mavrides, Marlene Mizzi, Luigi Morgano, Alessia Maria Mosca, Victor Negrescu, Momchil Nekov, Péter Niedermüller, Pier Antonio Panzeri, Demetris Papadakis, Vincent Peillon, Tonino Picula, Kati Piri, Miroslav Poche, Soraya Post, Gabriele Preuß, Siôn Simon, Jutta Steinruck, Tibor Szanyi, Marc Tarabella, Elena Valenciano, Julie Ward, Carlos Zorrinho namens de S&D-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B8-0149/2016

Procedure : 2016/2529(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B8-0159/2016
Ingediende teksten :
B8-0159/2016
Debatten :
Aangenomen teksten :

B8-0159/2016

Resolutie van het Europees Parlement over de stelselmatige massamoord op religieuze minderheden door ISIS

(2016/2529(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien zijn vorige resoluties over Irak, Syrië, Libië en Egypte, in het bijzonder de resolutie van 12 maart 2015 over recente aanvallen en ontvoeringen door ISIS/Da'esh in het Midden-Oosten, met name van Assyriërs[1], en de resolutie van 18 september 2014 over de situatie in Irak en Syrië, en het IS-offensief, inclusief de vervolging van minderheden[2],

–  gezien de conclusies van de Raad van 16 maart 2015 over de regionale strategie van de EU voor Syrië en Irak en de dreiging die uitgaat van ISIS/Da'esh, van 20 oktober 2014 over de ISIL/Da'esh-crisis in Syrië en Irak, van 30 augustus 2014 over Irak en Syrië, van 14 april 2014 en 12 oktober 2015 over Syrië, en van 15 augustus 2014 over Irak,

–  gezien de EU-richtsnoeren over de bevordering en bescherming van de vrijheid van godsdienst en overtuiging en de EU-richtsnoeren inzake de bevordering van de naleving van het internationale humanitaire recht en de VN-verklaring inzake de uitbanning van alle vormen van intolerantie en discriminatie op grond van religie of overtuiging van 1981,

–  gezien Besluit 2003/335/JBZ van de Raad van 8 mei 2003 inzake de opsporing en vervolging van genocide, misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmisdrijven[3], en de verklaring van de speciale adviseur van de secretaris-generaal van de VN over preventie van genocide,

–  gezien de verklaring getiteld "The victims of attacks and abuses on ethnic or religious ground in the Middle East", die Stavros Lambrinidis, de speciale vertegenwoordiger van de EU voor mensenrechten, op 27 maart 2015 tijdens het open debat in de VN-Veiligheidsraad heeft afgelegd,

–  gezien resoluties 2249, 2253 en 2254 van de VN-Veiligheidsraad,

–  gezien het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide van 9 december 1948,

–  gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat, zoals erkend in resolutie 2249(2015) van de VN-Veiligheidsraad van 20 november 2015, de gewelddadige, extremistische ideologie van de zogenaamde ISIS/Da'esh, zijn terreurdaden, zijn aanhoudende grove, stelselmatige en wijdverbreide aanvallen op burgers, zijn schendingen van mensenrechten en het internationale humanitaire recht, waaronder die op religieuze of etnische gronden, zijn vernietiging van cultureel erfgoed en de handel in cultureel eigendom een mondiale en niet eerder geziene bedreiging voor de internationale vrede en veiligheid vormen;

B.  overwegende dat resolutie 2249(2015) van de VN-Veiligheidsraad de lidstaten die daartoe de middelen hebben, autoriseert om, in overeenstemming met het internationale recht, in het bijzonder het Handvest van de Verenigde Naties, en de internationale mensenrechten-, vluchtelingen- en humanitaire wetgeving, op het grondgebied onder controle van ISIS/Da'esh, in Syrië en Irak, alle nodige maatregelen te nemen om hun inspanningen gericht op het voorkomen en beëindigen van terreurdaden te verdubbelen en te coördineren;

C.  overwegende dat in resolutie 2253(2015) van de VN-Veiligheidsraad wordt herhaald dat de lidstaten de verplichting hebben te garanderen dat hun onderdanen en personen op hun grondgebied geen economische hulp aan ISIS/Da'esh, Al-Qaeda en aan hen gelieerde individuen, groepen, ondernemingen en entiteiten ter beschikking stellen, en herinnert eraan dat deze verplichting ook geldt voor de directe en indirecte handel in olie en geraffineerde olieproducten, en wijst er verder eens te meer op hoe belangrijk het is dat alle lidstaten zich houden aan de verplichting te garanderen dat hun onderdanen en personen op hun grondgebied geen schenkingen doen aan individuen en entiteiten die als terroristisch zijn aangemerkt, of aan individuen en entiteiten die namens of in opdracht van die individuen en entiteiten handelen;

D.  overwegende dat in resolutie 2254(2015) van de VN-Veiligheidsraad steun wordt uitgesproken voor een door Syrië geïnstigeerd politiek proces, met facilitering door de VN, dat binnen zes maanden tot een geloofwaardig, inclusief en niet-sectarisch bestuur leidt en een tijdschema en regels vaststelt voor het opstellen van een nieuwe grondwet; overwegende dat in de resolutie verder steun wordt uitgesproken voor vrije en eerlijke verkiezingen, in overeenstemming met de nieuwe grondwet, binnen 18 maanden en onder auspiciën van de VN, met instemming van het bestuur en inachtneming van de hoogste internationale normen inzake transparantie en verantwoordingsplicht, en op voorwaarde dat alle Syriërs, met inbegrip van de Syriërs in het buitenland, aan deze verkiezingen kunnen deelnemen, zoals bedoeld in de verklaring van de International Syria Support Group van 14 november 2015;

E.  overwegende dat de VN en andere internationale organisaties melding hebben gemaakt van wijdverbreide en ernstige schendingen van de internationale mensenrechtenwetgeving en het internationaal humanitair recht door ISIS/Da'esh en aanverwante groeperingen in het Midden-Oosten, en met name in Syrië en Irak, tegenover etnische en religieuze minderheden, zoals gerichte moorden, gedwongen bekeringen, ontvoeringen, vrouwenhandel, slavernij van vrouwen en kinderen, het ronselen van kinderen voor zelfmoordaanslagen, seksueel en fysiek misbruik, en foltering; overwegende dat er toenemende bezorgdheid heerst over het welzijn van degenen die nog steeds vastzitten in de door ISIS/Da'esh gecontroleerde gebieden, aangezien nagenoeg geen internationale humanitaire steunverlening deze gebieden bereikt;

F.  overwegende dat religieuze en etnische minderheden zoals christenen, jezidi's, Shabakken, kaka'i, Sabeeërs en sjiieten het doelwit zijn van ISIS/Da'esh, net als vele Arabieren en soennitische moslims; overwegende dat moskeeën, monumenten, heiligdommen, kerken en andere gebedsplaatsen, graftomben en begraafplaatsen stelselmatig worden vernietigd;

G.  overwegende dat de internationale onafhankelijke onderzoekscommissie gemeld en gedocumenteerd heeft dat personen van etnische en religieuze minderheden die zich tegen ISIS/Da'esh en andere terroristische groeperingen, milities en gewapende niet-overheidsgroepen verzetten in gebieden die zich de facto onder hun controle bevinden, het risico lopen te worden vervolgd;

H.  overwegende dat in meerdere rapporten van VN-organen, waaronder het rapport over preventie van genocide van de speciale adviseur van de secretaris-generaal van de VN, het rapport over de plicht om te beschermen van de speciale adviseur van de secretaris-generaal van de VN en het rapport van het Bureau van de hoge commissaris voor de mensenrechten, staat dat daden van ISIS/Da'esh oorlogsmisdaden, misdaden tegen de menselijkheid en mogelijkerwijs ook genocide vormen;

I.  overwegende dat genocide, misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden een bron van bezorgdheid voor alle lidstaten zijn en dat zij vastbesloten zijn met elkaar samen te werken om dergelijke misdaden te voorkomen en een eind te maken aan de straffeloosheid voor de plegers ervan, in overeenstemming met Gemeenschappelijk Standpunt 2003/444/GBVB van de Raad van 16 juni 2003;

J.  overwegende dat, in overeenstemming met het internationaal recht, iedereen het recht heeft te leven overeenkomstig zijn of haar geweten en vrij is er religieuze en niet-religieuze overtuigingen op na te houden en van religieuze en niet-religieuze overtuigingen te veranderen; overwegende dat het de taak van politieke en religieuze leiders op alle niveaus is elke vorm van extremisme te bestrijden en het wederzijdse respect tussen mensen en religieuze groeperingen te bevorderen;

K.  overwegende dat ISIS/Da'esh schuldig is aan afgrijselijke moordpartijen op leden van de LGBTI-gemeenschap; overwegende dat volgens OutRight Action International 36 mannen in Syrië en Irak zijn gedood op beschuldiging van sodomie; overwegende dat onder leden van de LGBTI-gemeenschap de angst voor een vreselijke dood in door ISIS/Da'esh gecontroleerd gebied verder wordt versterkt door hun isolement in een samenleving die hun grotendeels mijdt;

1.  spreekt met klem zijn afkeuring uit over ISIS/Da'esh en diens monsterachtige mensenrechtenschendingen, die volgens het Statuut van Rome van het Internationaal Strafhof (ICC) kunnen worden gelijkgesteld met misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden, en onderstreept dat stappen moeten worden ondernomen om deze schendingen als genocide te kunnen bestempelen; maakt zich buitengewoon grote zorgen over het feit dat deze terroristische beweging het in het kader van haar pogingen om alle religieuze minderheden in de gebieden die zij in handen heeft, uit te roeien, uitdrukkelijk gemunt heeft op christenen, jezidi's, Turkmenen, sjiieten, Shabakken, Sabeeërs, kaka'i en soennieten, die het oneens zijn met haar interpretatie van de islam;

2.  verzoekt alle partijen bij het VN-Verdrag inzake de voorkoming en bestraffing van genocide, dat op 9 december 1948 in Parijs werd ondertekend, alsmede bij andere relevante internationale overeenkomsten oorlogsmisdaden, misdaden tegen de menselijkheid en genocide op hun grondgebied te voorkomen; benadrukt dat de plegers van deze misdrijven niet vrijuit mogen gaan en dat de verantwoordelijken voor het ICC moeten worden gebracht; verzoekt Syrië en Irak met klem de jurisdictie van het ICC te erkennen;

3.  herinnert eraan dat de lidstaten van de VN op basis van resolutie 2253(2015) van de VN-Veiligheidsraad de verplichting hebben elke vorm van hulp aan ISIS/Da'esh en andere terroristische organisaties, in het bijzonder de levering van wapens en financiële bijstand, inclusief de illegale handel in olie, te verbieden, en spoort hen met klem aan dit soort bijstand in hun nationale wetgeving strafbaar te stellen; herinnert eraan dat lidstaten die zich niet aan de resolutie in kwestie houden het internationaal recht schenden en dat andere lidstaten in dat geval de juridische plicht hebben de resolutie van de VN-Veiligheidsraad ten uitvoer te leggen door de verantwoordelijke individuen en entiteiten voor het gerecht te brengen;

4.  verzoekt Turkije en de Golfstaten meer te doen om elke vorm van (actieve of passieve) steun aan ISIS/Da'esh en andere terroristische organisaties vanaf hun grondgebied te voorkomen en te stoppen;

5.  dringt er met klem bij de Golfstaten, en in het bijzonder Saudi-Arabië, op aan zich krachtig teweer te stellen tegen de extremistische ideologie die de traditionele islamitische waarden verdraait en die, in haar extreme interpretatie, als een religieus-politieke rechtvaardiging dient voor de daden van ISIS/Da'esh en Al-Qaeda;

6.  verzoekt alle EU-lidstaten met klem hun rechtssystemen aan te passen om te voorkomen dat hun onderdanen en burgers het land verlaten en zich bij ISIS/Da'esh en andere terroristische organisaties aansluiten, en er verder voor te zorgen dat zij, indien zij dat toch doen, zo snel mogelijk strafrechtelijk worden vervolgd, waarbij de aanpassing in kwestie ook betrekking moet hebben op onlineaanzetting tot en -ondersteuning van de misdaden in kwestie ; benadrukt het belang van preventie, vervolging, hulpverlening, rehabilitatie en herintegratie;

7.  erkent het onvervreemdbare recht van alle etnische en religieuze minderheden, en van anderen, in Irak en Syrië om in hun historische en traditionele thuislanden te blijven leven, met garanties betreffende waardigheid, gelijkheid en veiligheid, en om hun religie ongehinderd te beleiden zonder enige vorm van dwang, geweld of discriminatie, en steunt dit recht en eist dat het door eenieder wordt gerespecteerd; benadrukt het belang van een door alle regionale politieke en religieuze leiders af te leggen duidelijke en ondubbelzinnige verklaring waarin zij steun betuigen aan de etnische en religieuze minderheden in het gebied, alsook aan hun blijvende aanwezigheid aldaar en aan hun volledige en gelijke rechten als burgers van hun respectieve landen;

8.  verzoekt de internationale gemeenschap, waaronder de EU en haar lidstaten, de veiligheidsvoorwaarden en -omstandigheden te creëren die nodig zijn om etnische en religieuze minderheden die het gebied waar ze woonden gedwongen hebben moeten verlaten of die ontheemd zijn op zo kort mogelijke termijn in staat te stellen gebruik te maken van hun recht op terugkeer, hun huizen, land, eigendommen en bezittingen, alsmede hun kerken en religieuze en culturele sites te beschermen, en een waardig leven en een waardige toekomst te hebben;

9.  onderstreept dat het belangrijk is dat de internationale gemeenschap militaire bescherming en hulp, waaronder van militaire aard, biedt aan bijzonder kwetsbare groepen die door ISIS/Da'esh en andere terroristische organisaties in het Midden-Oosten worden geviseerd, zoals etnische en religieuze minderheden, en dat deze groepen een rol kunnen spelen bij toekomstige, permanente, politieke oplossingen; verzoekt alle partijen die bij het conflict betrokken zijn de universele mensenrechten te eerbiedigen en de levering van humanitaire hulp en bijstand via alle mogelijke kanalen mogelijk te maken;

10.  herhaalt nog eens zijn steun voor de internationale diplomatieke inspanningen en het werk van de speciale afgezant van de VN, Staffan de Mistura, dat erop gericht is de komende dagen in Genève vredesgesprekken tussen alle Syrische partijen te organiseren, met de participatie van alle relevante mondiale en regionale actoren;

11.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlands en veiligheidsbeleid, de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de regering en het parlement van Syrië, de regering en de Raad van Volksvertegenwoordigers van Irak, de regionale regering van Koerdistan, de instellingen van de Organisatie van Islamitische Samenwerking (OIC), de Raad voor Samenwerking van de Arabische Golfstaten (GCC), de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de Algemene vergadering van de Verenigde Naties, de VN-Veiligheidsraad en de VN-Mensenrechtenraad.