ONTWERPRESOLUTIE over de situatie in Libië
1.2.2016 - (2016/2537(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement
Victor Boştinaru, Knut Fleckenstein, Ana Gomes, Richard Howitt, Pier Antonio Panzeri, Nikos Androulakis, Zigmantas Balčytis, Hugues Bayet, Brando Benifei, Goffredo Maria Bettini, José Blanco López, Vilija Blinkevičiūtė, Nicola Caputo, Andi Cristea, Miriam Dalli, Viorica Dăncilă, Nicola Danti, Isabella De Monte, Tanja Fajon, Eugen Freund, Doru-Claudian Frunzulică, Eider Gardiazabal Rubial, Enrico Gasbarra, Neena Gill, Theresa Griffin, Enrique Guerrero Salom, Sergio Gutiérrez Prieto, Cătălin Sorin Ivan, Liisa Jaakonsaari, Kashetu Kyenge, Miltiadis Kyrkos, Javi López, Juan Fernando López Aguilar, Andrejs Mamikins, Costas Mavrides, Marlene Mizzi, Luigi Morgano, Alessia Maria Mosca, Victor Negrescu, Momchil Nekov, Péter Niedermüller, Demetris Papadakis, Vincent Peillon, Pina Picierno, Tonino Picula, Kati Piri, Miroslav Poche, Soraya Post, Gabriele Preuß, Siôn Simon, Jutta Steinruck, Tibor Szanyi, Marc Tarabella, Elena Valenciano, Julie Ward, Josef Weidenholzer, Carlos Zorrinho namens de S&D-Fractie
Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B8-0146/2016
Het Europees Parlement,
– gezien zijn eerdere resoluties over Libië, met name die van 15 september 2011[1], 22 november 2012[2], 18 september 2014[3] en 15 januari 2015[4],
– gezien de verklaringen van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor het buitenlands en veiligheidsbeleid (VV/HV), Federica Mogherini, over Libië van 30 april, 26 en 27 mei, 30 juni, 12 juli, 17 augustus, 13 en 22 september, 9 oktober en 3 en 26 november 2015, en van 7 januari 2016,
– gezien de opmerkingen van de VV/HV van 11 mei, 20 juli, 12 oktober, 4 november en 14 en 17 december 2015, en van 8 januari 2016,
– gezien de verklaring van de VV/HV namens de EU van 17 december 2015 over de ondertekening van het politieke akkoord voor Libië,
– gezien de conclusies van de Raad Buitenlandse Zaken van 30 augustus, 20 oktober, 17 en 18 november en 15 december 2014, van 19 januari, 9 februari, 16 maart en 12 oktober 2015, en van 18 januari 2016,
– gezien de gezamenlijke verklaring over Libië van Duitsland, Frankrijk, Italië, Spanje, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten van 17 februari 2015 en de gezamenlijke verklaring van Algerije, Duitsland, Frankrijk, Italië, Marokko, Qatar, Spanje, Tunesië, Turkije, de Verenigde Arabische Emiraten, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en de VV/HV van 19 oktober 2015,
– gezien resoluties 1970 (2011), 1973 (2011), 2174 (2014) en 2259 (2015) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties,
– gezien het verslag van 26 februari 2015 van de secretaris-generaal van de VN over de VN-Ondersteuningsmissie in Libië (UNSMIL),
– gezien het politieke akkoord voor Libië over de vorming van een regering van nationale eenheid, dat op 17 december 2015 in Skhirat, Marokko, is ondertekend,
– gezien het UNSMIL-verslag van 4 september 2014 over de mensenrechtensituatie in Libië, en de aanvullingen daarop van 27 december 2014 en van 12 januari en 16 november 2015,
– gezien de Conventies van Genève van 1949 en de aanvullende protocollen daarbij van 1977, en de verplichting van partijen bij gewapende conflicten om ervoor te zorgen dat het internationaal humanitair recht in alle omstandigheden wordt geëerbiedigd,
– gezien Besluit 2013/233/GBVB van de Raad van 22 mei 2013 tot instelling van een missie van de Europese Unie voor bijstandsverlening inzake geïntegreerd grensbeheer in Libië (EUBAM Libië)[5],
– gezien de benoeming van Martin Kobler op 4 november 2015 tot speciale vertegenwoordiger van de secretaris-generaal van de VN voor Libië,
– gezien zijn resoluties van 12 maart 2015 over het jaarverslag over mensenrechten en democratie in de wereld in 2013 en het beleid van de Europese Unie ter zake[6], van 17 december 2015 over het jaarverslag over mensenrechten en democratie in de wereld in 2014 en het mensenrechtenbeleid van de Europese Unie[7], en van 9 juli 2015 over de veiligheidsuitdagingen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika en de vooruitzichten voor politieke stabiliteit[8],
– gezien het communiqué van Rome van 13 december 2015 ter ondersteuning van de regering van nationale eenheid als enige wettige regering van Libië,
– gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat het politieke akkoord voor Libië een unieke gelegenheid vormt om het hoofd te bieden aan de onhoudbare situatie in het land en het leed van het Libische volk, en om een democratische civiele staat op te bouwen op grond van nationale consensus;
B. overwegende dat bij het politieke traject van de Libische dialoog vooraanstaande leden van het Libische democratiseringsproces betrokken waren, met inbegrip van leden van het Huis van Afgevaardigden, het Algemene Nationale Congres en de Nationale Overgangsraad; overwegende dat andere onafhankelijke belanghebbenden zoals gemeenteraden, politieke partijen, clanleiders en vrouwenorganisaties hebben bijgedragen aan de bevordering van een daadwerkelijke verzoening;
C. overwegende dat het politieke akkoord voor Libië ten doel heeft om de democratische rechten van het Libische volk te waarborgen, een op consensus gebaseerde regering te installeren in overeenstemming met de scheiding der machten, en om overheidsinstellingen zoals de regering van nationale eenheid beter in staat te stellen het hoofd te bieden aan de uitdagingen waarmee Libië en het Libische volk worden geconfronteerd;
D. overwegende dat Da'esh, Ansar al-Sharia en Al Qaida, alle drie aanwezig in Libië, in de desbetreffende resoluties van de VN-Veiligheidsraad zijn aangemerkt als terroristische organisaties;
E. overwegende dat het overheidsbestuur, de mensenrechten en de humanitaire situatie in Libië zijn verslechterd in de context van escalerend geweld en een steeds onstabieler politiek klimaat; overwegende dat het aantal ontheemden in Libië in januari 2016 door het VN-vluchtelingenbureau (UNHCR) op 435 000 werd geschat; overwegende, bovendien, dat er nog honderdduizenden vluchtelingen en asielzoekers van verschillende nationaliteiten in Libië verblijven, vaak in precaire levensomstandigheden; overwegende dat Libië een land van doorvoer voor mensensmokkel is geworden, wat geleid heeft tot de dood van duizenden mensen die probeerden de Middellandse Zee over te steken naar Europa;
F. overwegende dat Libië verwikkeld blijft in geweld, meerdere gewapende conflicten, lage-intensiteitsoorlogvoering en oorlogen op afstand, wat gevolgen heeft voor verschillende regio's en bijdraagt aan een algemene ontwrichting van de maatschappelijke orde; overwegende dat schendingen van de internationale mensenrechten en het humanitair recht, grootschalige wandaden zoals standrechtelijke executies en andere moorden, willekeurige detentie, foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling aan de orde van de dag blijven en de tenuitvoerlegging van het akkoord ongetwijfeld zullen vertragen en de democratische overgang ondermijnen;
1. is ingenomen met de ondertekening van het politieke akkoord voor Libië over de vorming van een regering van nationale eenheid als enige wettige regering van Libië, bestaande uit de presidentiële raad – die wordt voorgezeten door Fayez al-Sarraj – en het kabinet, met de steun van de andere staatsinstellingen, inclusief het Huis van Afgevaardigden en de Raad van State;
2. dringt er bij het Huis van Afgevaardigden en zijn voorzitter op aan dat zij blijk geven van compromisbereidheid en de kabinetslijst bespreken, met het oog op de goedkeuring van de regering van nationale eenheid, overeenkomstig het politieke akkoord voor Libië;
3. onderstreept dat het politieke akkoord voor Libië in Libische handen ligt; benadrukt hoe belangrijk het is dat dit akkoord te goeder trouw en met onverminderde politieke wil ten uitvoer wordt gelegd, en dat iedereen hierbij wordt betrokken; merkt op dat de volledige tenuitvoerlegging van het akkoord de nodige instrumenten zal opleveren om het hoofd te bieden aan de dringende uitdagingen op het gebied van het hervormen en opbouwen van overheidsinstellingen, het versterken van de rechtsstaat, het bestrijden van terrorisme, het verbeteren van de mensenrechtensituatie, het aanpakken van migratie en mensenhandelaars en het stimuleren van economische groei;
4. staat volledig achter de bemiddelingsinspanningen van de speciale vertegenwoordiger van de secretaris-generaal van de VN voor Libië, Martin Kobler, met als doel om een door Libië geleide politieke oplossing te bevorderen door via onderhandelingen tot een oplossing voor de crisis te komen en zo te zorgen voor eenheid, bestuurbaarheid, stabiliteit en vrede ; meent in dit verband dat een nationaal verzoeningsproces van essentieel belang is voor een vreedzame, democratische en inclusieve Libische samenleving, en spoort de internationale gemeenschap, en met name de VN, ertoe aan dit proces met steun van de EU in goede banen te leiden; dringt er bij de EU op aan dat zij doelgerichte sancties – zoals reisverboden en bevriezing van tegoeden – oplegt aan personen en organisaties die het politieke akkoord voor Libië boycotten;
5. uit zijn solidariteit met het Libische volk en veroordeelt alle geweld en terroristische aanslagen ten stelligste, ook de meest recente, evenals de mensenrechtenschendingen die voortvloeien uit de gevechten en militaire operaties; spreekt zijn grote bezorgdheid uit over het leed van de Libische burgerbevolking en alle migranten, expats en in Libië gestrande vluchtelingen; wijst erop dat de gevechten in Libië tot honderden burgerdoden, massale ontheemding en schrijnende humanitaire omstandigheden hebben geleid; betuigt andermaal zijn steun aan het Internationaal Strafhof, dat helpt bij de wederopbouw van het rechtsstelsel, en verklaart zich bereid met het Strafhof samen te werken om een einde te maken aan de straffeloosheid ten aanzien van de zwaarste misdrijven; acht het van cruciaal belang dat alle relevante actoren in Libië meewerken met het Internationaal Strafhof;
6. herinnert eraan dat alle partijen in Libië zich eraan moeten committeren dat de burgerbevolking te allen tijde wordt beschermd, en dat alle gedetineerden in overeenstemming met de internationale mensenrechten en het humanitair recht moeten worden behandeld; herinnert eraan dat aanvallen die bewust worden uitgevoerd op personeel dat betrokken is bij humanitaire hulp of vredeshandhavingsmissies overeenkomstig het VN-handvest en met het oog op de bescherming van burgers en eigendommen van burgers in het kader van het internationaal recht in gewapende conflicten, op grond van het Statuut van Rome van het Internationaal Strafhof worden aangemerkt als oorlogsmisdrijf;
7. verzoekt buurlanden en regionale spelers zich te weerhouden van acties die voor meer verdeeldheid zouden kunnen zorgen en die de democratische overgang van Libië zouden kunnen ondermijnen, en om de regering van nationale eenheid ten volle te ondersteunen als enige wettige regering van Libië; wijst erop dat zij die een regering van politieke eenheid actief in de weg staan, inbreuk maken op de resoluties van de VN-Veiligheidsraad over Libië en de gevolgen van hun daden onder ogen moeten zien; is van oordeel dat de EU gebruik moet maken van haar diplomatieke en buitenlandse beleidsinstrumenten, in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB) en ander beleid, bijvoorbeeld op het vlak van handel en samenwerking, om landen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika aan te sporen om een positieve bijdrage te leveren aan het overgangsproces in Libië; meent eveneens dat de EU en haar lidstaten zich moeten uitspreken over het feit dat sommige spelers in de regio steun verlenen aan strijdende partijen in Libië en aan terroristische groepen die Libisch grondgebied gebruiken voor hun oorlogen op afstand; is ingenomen met de faciliterende rol van Algerije, Tunesië en Marokko, en wijst opnieuw op het belang van een stabiel Libië voor de stabiliteit en veiligheid in de gehele regio;
8. verzoekt alle lidstaten de inspanningen van de VV/HV ten volle te ondersteunen en samen te werken met de Libische autoriteiten, de EU en UNSMIL om een gecoördineerd pakket maatregelen te ontwikkelen ter ondersteuning van de regering van nationale eenheid, waarbij rekening wordt gehouden met de Libische prioriteiten en verzoeken; verzoekt de lidstaten voorts af te zien van nationale beleidsmaatregelen en activiteiten in Libië die zouden kunnen indruisen tegen internationale en EU-inspanningen; is van mening dat de EU een grote verantwoordelijkheid draagt ten aanzien van de rehabilitatie, wederopbouw en democratische overgang van Libië, en gelooft dat de EU alleen door middel van een gecoördineerde, gezamenlijke en zorgvuldig afgestemde Europese strategie consistent en positief zal kunnen bijdragen aan vrede en stabiliteit in Libië; merkt in dit verband op dat steun voor een hervorming van de veiligheidssector essentieel is om democratisch bestuur te kunnen waarborgen, en dat de lidstaten bereid moeten zijn om deze inspanningen op verzoek van de Libische autoriteiten ten volle ter plaatse te ondersteunen; wijst erop dat dit volledig in overeenstemming is met Europa's eigen behoeften en belangen op het vlak van veiligheid;
9. is ingenomen met het door de EU aangekondigde steunpakket van 100 miljoen EUR; benadrukt echter hoe belangrijk het is de humanitaire financiering te verdubbelen om tegemoet te komen aan de meest dringende behoeften van hen die ernstig door het conflict in Libië zijn getroffen; onderstreept dat er financiering moet worden verstrekt om humanitaire organisaties te helpen de situatie beter in te schatten en beter in te spelen op de behoeften ter plaatse; wijst erop dat de regering van nationale eenheid zodra zij aan de macht is, bevoegd is om de Libische tegoeden die sinds de Kaddafiperiode in het buitenland worden bewaard weer op te eisen;
10. brengt in herinnering dat de parlementaire dimensie een centrale rol speelt bij het vinden van een politieke oplossing voor de crisis; benadrukt dat de organen en leden van het Europees Parlement hun institutionele ervaring kunnen delen met Libische actoren om ze te steunen bij het bereiken van een inclusieve politieke dialoog;
11. is diep bezorgd over de groeiende dreiging die terroristische groepen vormen voor de soevereiniteit, nationale eenheid en democratische overgang van Libië; veroordeelt extremisme, terrorisme en geweld nogmaals sterk in al hun vormen en uitingen, ongeacht de achterliggende motieven; onderstreept dat de regering van nationale eenheid moet worden bijgestaan bij het reageren op veiligheidsdreigingen in Libië en bij het verslaan van Da'esh, Ansar al-Sharia en alle aan Al Qaida gerelateerde groepen die in Libië actief zijn; staat positief tegenover het besluit een tijdelijk veiligheidscomité in te stellen om de uitvoering van de in het politieke akkoord voor Libië geformuleerde veiligheidsregelingen te faciliteren;
12. maakt zich nog steeds zorgen over de verspreiding van wapens, munitie en explosieven en wapensmokkel, die een gevaar vormen voor de bevolking en voor de stabiliteit in Libië en in de regio; neemt met diepe bezorgdheid kennis van de groeiende invloed van een terroristenbolwerk in Zuid-Libië en van het risico dat dit als trainingsbasis voor Da'esh zou kunnen dienen als er niet onmiddellijk maatregelen worden getroffen; stelt vast dat het met het oog op de veiligheid in Europa's eigen belang is om de Libische autoriteiten te steunen bij het uitbannen van terroristen van hun grondgebied, het stoppen van de wapenstroom, het uit de roulatie nemen van alle wapens die in handen zijn van particuliere groepen en het ontmantelen van alle gewapende groepen of criminele netwerken die in Libië actief zijn of het als land van doorvoer gebruiken;
13. beklemtoont dat onmiddellijk actie moet worden genomen om alle gewapende groepen te ontmantelen, de wapeninstroom naar het land te verminderen en krachtiger op te treden tegen regionale actoren die bijdragen aan het conflict door in wapens of andere militaire steun te voorzien; maakt zich grote zorgen dat wapenleveranties aan Libië in de verkeerde handen zouden kunnen vallen; bevestigt opnieuw dat de regering van nationale eenheid het enige orgaan moet zijn dat geautoriseerd is om wapens en munitie te importeren, in overeenstemming met de internationale verplichtingen van Libië, ook op grond van de desbetreffende resoluties van de VN-Veiligheidsraad; benadrukt dat er behoefte is aan één krachtig nationaal leger dat onder toezicht staat van de regering van nationale eenheid en dat in staat is om het gehele Libische grondgebied en zijn wateren te controleren, zijn grenzen te beveiligen en interne en externe dreigingen te bestrijden;
14. wijst er nogmaals op dat de EU de soevereiniteit, onafhankelijkheid, eenheid en territoriale integriteit van Libië krachtig steunt; herinnert aan resoluties nrs. 2174 (2014) en 2213 (2015) van de VN-Veiligheidsraad, waarin de bestaande internationale sancties tegen Libië worden uitgebreid tot personen die zich bezighouden met of voorstander zijn van handelingen die "een bedreiging vormen voor de vrede, stabiliteit of veiligheid van Libië, of de succesvolle voltooiing van het politieke overgangsproces in het land belemmeren of ondermijnen";
15. onderstreept dat de neutraliteit en onafhankelijkheid van financiële en olie-instellingen onder de auspiciën van de regering van nationale eenheid moeten worden gewaarborgd, en met name de Centrale Libische Bank, de Libische nationale oliemaatschappij en de Libische investeringsautoriteit; benadrukt dat erop moet worden toegezien dat deze instellingen op een transparante en verantwoordelijke manier functioneren, ook met het oog op gestolen staatstegoeden, ten gunste van alle Libiërs en de democratische regering;
16. verzoekt de VV/HV nogmaals om herziening van het mandaat van de EU-missie voor bijstandsverlening inzake geïntegreerd grensbeheer (EUBAM) in Libië, die momenteel in afwachting van orders in Tunesië is gestationeerd, teneinde rekening te houden met de veranderende situatie in het land en met het oog op een naar behoren gecoördineerde GVDB-missie om in samenspraak met de regering van nationale eenheid, de VN en regionale partners op te treden; is van oordeel dat de GVDB-missie gericht moet zijn op het ondersteunen van de tenuitvoerlegging van het politieke akkoord voor Libië, prioriteit moet verlenen aan de hervorming van de veiligheidssector en aan ontwapening, demobilisatie en re-integratie, en eveneens in de overige dringende behoeften op het vlak van inclusief bestuur moet voorzien;
17. wijst erop dat uitgaventerreinen zorgvuldig moeten worden geselecteerd, gezien de instabiliteit die kenmerkend is voor veel landen van het zuidelijke Middellandse Zeegebied, en de herziening van het Europees nabuurschapsbeleid (ENB); meent dat het Europees nabuurschapsinstrument (ENI) 2014-2020 als prioriteit activiteiten moet omvatten die gericht zijn op de bevordering van de sociaal-economische voorwaarden voor het overgangsproces, zoals het scheppen van werkgelegenheid en beroepsopleiding voor Libische jongeren en vrouwen, interculturele en interreligieuze dialoog en technische deskundigheid voor een betere grenscontrole;
18. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Libische regering van nationale eenheid, de secretaris-generaal van de VN, de Arabische Liga en de Afrikaanse Unie.
- [1] PB C 51 E van 22.2.2013, blz. 114.
- [2] PB C 419 van 16.12.2015, blz. 192.
- [3] Aangenomen teksten, P8_TA(2014)0028.
- [4] Aangenomen teksten, P8_TA(2015)0010.
- [5] PB L 138 van 24.5.2013, blz. 15.
- [6] Aangenomen teksten, P8_TA(2015)0076.
- [7] Aangenomen teksten, P8_TA(2015)0470.
- [8] Aangenomen teksten, P8_TA(2015)0271.