ONTWERPRESOLUTIE over de situatie in Libië
1.2.2016 - (2016/2537(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement
Fabio Massimo Castaldo, Ignazio Corrao, Rolandas Paksas namens de EFDD-Fractie
Het Europees Parlement,
– gezien zijn eerdere resoluties over Libië, met name die van 15 september 2011[1], 22 november 2012[2], 18 september 2014[3] en 15 januari 2015[4],
– gezien de recente verklaringen van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV), Federica Mogherini, over Libië, waaronder de verklaringen van 7 en 19 januari 2016,
– gezien de verklaring van de VV/HV namens de EU over de ondertekening van het politieke akkoord voor Libië,
– gezien de conclusies van de Raad Buitenlandse Zaken van 15 december 2014, van 9 februari, 16 maart en 12 oktober 2015, en van 18 januari 2016,
– gezien resoluties 1970 (2011), 1973 (2011), 2174 (2014), 2238 (2015), 2240 (2015) en 2259 (2015) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties,
– gezien Besluit 2013/233/GBVB van de Raad van 22 mei 2013 tot instelling van een missie van de Europese Unie voor bijstandsverlening inzake geïntegreerd grensbeheer in Libië (EUBAM Libië)[5],
– gezien Besluit (GBVB) 2015/778 van de Raad van 18 mei 2015 inzake een militaire operatie van de Europese Unie in het zuidelijke deel van het centrale Middellandse Zeegebied (EUNAVFOR MED)[6], en de start van de tweede fase van de operatie tegen mensensmokkelaars (Operatie Sophia) op 7 oktober 2015,
– gezien het gezamenlijke communiqué van 13 december 2015 naar aanleiding van de ministeriële bijeenkomst over Libië in Rome,
– gezien de benoeming van de nieuwe speciale vertegenwoordiger van de secretaris-generaal van de VN voor Libië op 4 november 2015,
– gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat Libische afgevaardigden op 17 december 2015 in het kader van de door de VN gefaciliteerde politieke dialoog in Skhirat (Marokko), het politiek akkoord voor Libië hebben ondertekend;
B. overwegende dat de Libische presidentiële raad op 19 januari 2016 een nieuwe regering van nationale eenheid heeft uitgeroepen, waarin de twee rivaliserende regeringen in het kader van het politiek akkoord voor Libië moeten gaan samenwerken; overwegende dat het document door slechts zeven van de negen leden van de raad is ondertekend en de namen van 32 ministers noemt, waaronder één vrouw;
C. overwegende dat de nieuwe regering binnen tien dagen door twee derde van de leden van het Libische parlement had moeten worden goedgekeurd om met haar taken te kunnen beginnen, maar dat het parlement op 25 januari 2016 te kennen heeft gegeven bedenkingen te hebben bij artikel 8 van het akkoord en om die reden de door de presidentiële raad voorgestelde regering heeft verworpen, en dat vervolgens een nieuwe termijn van tien dagen is vastgesteld voor indiening van een nieuw voorstel;
D. overwegende dat tijdens de ministeriële bijeenkomst over Libië die in december 2015 in Rome plaatsvond, diverse actoren, waaronder de Arabische Liga, de Verenigde Naties, de Afrikaanse Unie en de Europese Unie, hebben aangegeven de regering van nationale eenheid te steunen als de enige wettige regering van Libië, niet langer officiële contacten te onderhouden met personen of instellingen die niet in het Libische politieke akkoord worden erkend, en elke buitenlandse bemoeienis met het Libische proces te verwerpen;
E. overwegende dat uit het aantal terroristische aanslagen door ISIS/Da'esh, waaronder de aanslag op een opleidingscentrum in Zliten op 7 januari 2016 en andere aanslagen op olie-infrastructuur en olieopslaginstallaties, blijkt dat deze terroristische organisatie in het land steeds actiever wordt; overwegende dat er volgens berichten op dit moment tot wel 3 000 ISIS/Da'esh strijders in de stad Sirte verblijven en dat deze terroristische organisatie haar invloed langs de Middellandse Zeekust uitbreidt; overwegende dat een stijgend aantal buitenlandse strijders naar Libië reist om zich daar bij terroristische organisaties aan te sluiten;
F. overwegende dat gewelddadige extremistische groeperingen zoals Islamitische Staat, Al Qaida en Ansar al-Sharia in Libië (ASL) kunnen floreren vanwege het hoge geweldsniveau in Libië, de grote hoeveelheden wapens, het bestaan van een machtsvacuum en het ontbreken van de rechtsstaat; overwegende dat deze terroristische organisaties Libië als uitvalsbasis gebruiken van waaruit zij aanvallen op buurlanden uitvoeren en dat Libië een nieuwe bestemming is geworden voor buitenlandse jihadisten;
G. overwegende dat de veiligheidssituatie in Libië nog steeds zeer onstabiel is, niet alleen vanwege de aanwezigheid van terroristische organisaties, maar ook vanwege de aanwezigheid van militaire groeperingen die met elkaar strijden om de controle over smokkelroutes en belangrijke grondstoffenbronnen; overwegende dat de Libische grenzen nog altijd zeer poreus zijn en dat de wapen- en mensenhandel daar gebruik van maakt;
H. overwegende dat de huidige situatie in Libië het resultaat is van een aantal belangrijke fouten die teruggaan tot de militaire interventie in 2011; overwegende dat diverse internationale actoren duidelijk hebben aangegeven voorstander te zijn van nieuw militair ingrijpen tegen ISIS/Da'esh in Libië als er een nieuwe regering is gevormd en dat de VS, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Italië naar verluidt al bezig zijn de basis te leggen voor een dergelijke interventie; overwegende dat diverse Libische actoren tegelijkertijd hebben aangegeven dat zij tegen buitenlands ingrijpen zijn en dat zij uitsluitend hulp wensen in de vorm van logistieke en technische ondersteuning;
I. overwegende dat de gevechten tussen rivaliserende milities in Libië al sinds 2014 zorgen voor aanhoudende maatschappelijke onrust, hetgeen ertoe geleid heeft dat er naar schatting zo'n 440 000 mensen op de vlucht zijn; overwegende dat de veiligheidssituatie nog steeds zeer onstabiel is en een constante stroom van migranten probeert om naar buurlanden te vluchten of om de Middellandse Zee over te steken; overwegende dat het aantal personen dat omkomt bij een poging om de Middellandse Zee over te steken nog nooit zo hoog is geweest als in 2015 en dat de meeste van deze personen om het leven komen op de gevaarlijke route dwars over de Middellandse Zee die gebruikt wordt door smokkelaars die vanuit Libië opereren; overwegende dat in 2015 meer dan 144 000 migranten hebben geprobeerd de zee over te steken en dat de meerderheid van deze personen de oversteek vanuit Libië waagde;
J. overwegende dat de Europese Unie bereid is Libië een steunpakket van 100 miljoen EUR te verstrekken als de regering van nationale eenheid in Libië met haar taken begint; overwegende dat deze middelen gebruikt zullen worden voor in overleg met de regering van nationale eenheid vast te stellen projecten;
K. overwegende dat uit een reeks gelekte e-mails zou blijken dat Bernardino León, de voormalige speciale vertegenwoordiger van de VN voor Libië, de grootste periode van zijn mandaat heeft samengewerkt met de Verenigde Arabische Emiraten, een van de bij Libië betrokken partijen, terwijl hij tegelijkertijd bezig was om een betaalde functie te regelen aan de diplomatieke academie van de Verenigde Arabische Emiraten;
L. overwegende dat de bestaande tweedeling tussen het oosten en het westen van Libië door de slechte veiligheidssituatie in het land is versterkt en dat de territoriale integriteit van Libië gevaar loopt, omdat het proces dat moet leiden tot de totstandbrenging van een regering van nationale eenheid niet succesvol verloopt;
M. overwegende dat Libië in de afgelopen drie jaar 60 miljard USD aan productie en export is misgelopen ten gevolge van verstoringen in de oliehavens en olievelden en dat de aanvallen van Islamitische Staat de olie-industrie enorme schade hebben toegebracht; overwegende dat Libië in de periode voor 2011 ongeveer 1,6 miljoen vaten olie per dag (BOPD) produceerde, maar nu de kleinste olieproducent is van de Organisatie van olie-exporterende landen (slechts 362 000 BOPD);
1. is ingenomen met de ondertekening van het politieke akkoord voor Libië op 17 december 2015 en steunt dit akkoord, maar is zich ervan bewust dat hiermee slechts een eerste stap is gezet in een lang en moeilijk proces; steunt de werkzaamheden van de speciale vertegenwoordiger van de VN Martin Kobler en de VN-ondersteuningsmissie in Libië (INSMIL), en steunt hun voortdurende inspanningen ter bevordering van de dialoog tussen de verschillende partijen;
2. betreurt dat de eerste regering die door de presidentiële raad werd voorgesteld door het Libische parlement is verworpen, maar is tegelijkertijd ingenomen met de principegoedkeuring van het politiek akkoord; veroordeelt met klem de ontvoering van het parlementslid Mohamed al-Ra'id en dringt er bij alle invloedrijke actoren op aan alles in het werk te stellen voor zijn onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating; is gekant tegen iedere strategie van welke actor dan ook die erop gericht is het politieke proces dat moet leiden tot de vorming van een nieuwe regering van nationale eenheid te ondermijnen of te vertragen;
3. dringt er bij alle partijen op aan blijk te geven van verantwoordelijkheid en de belangen van het land voorop te stellen, met name door de vorming van een nieuwe regering te steunen, wier prioriteit zal zijn het verwezenlijken van een akkoord met alle niet-jihadistische troepen in het land en samen te werken met alle partijen, waaronder de verschillende stammen, de verschillende etnische groepen, gemeenten en lokale actoren, om te komen tot nationale verzoening en het bereiken van consensus, zodat de huidige problemen in Libië, waaronder de humanitaire situatie, de veiligheidsproblemen en de economische neergang, aangepakt kunnen worden;
4. benadrukt dat de volledige tenuitvoerlegging van het akkoord moet plaatsvinden door middel van een open proces, geleid door de Libiërs zelf, waaraan door alle partijen kan worden deelgenomen; wijst op het belang van deelname, in alle fasen van dit proces, van het maatschappelijk middenveld, vrouwen, lokale actoren, etnische groepen en vertegenwoordigers van de verschillende stammen, waaronder de vaak vergeten stammen in Fezzan - de Toeboe en de Toeareg; verwacht dat de oprichting van een permanente Libische Shura voor politieke dialoog, waaraan wordt deelgenomen door zoveel mogelijk actoren, kan bijdragen aan de totstandbrenging van politieke consensus en versterking van de legitimiteit van het akkoord;
5. dringt er bij de buurlanden van Libië en de regionale en internationale actoren op aan zich te onthouden van activiteiten die het Libische proces zouden kunnen ondermijnen, en Resolutie 2259(2015) van de VN-Veiligheidsraad volledig te eerbiedigen en dus een einde te maken aan de steun aan of de contacten met partijen die niet betrokken zijn bij het politieke akkoord; is van mening dat actoren die hieraan niet voldoen en die deze oorlog bij volmacht in Libië blijven voeden, door direct dan wel indirect steun te verlenen aan een groepering of terroristische organisatie ter plaatse, moeten worden geïdentificeerd en ter verantwoording moeten worden geroepen;
6. veroordeelt met klem de recente terroristische aanslagen door ISIS/Da'esh en betuigt zijn diepe medeleven met de nabestaanden van de slachtoffers; wijst er nogmaals op dat ISIS/Da'esh en andere terroristische organisaties profiteren van chaos en wanorde en is ervan overtuigd dat deze organisatie er alles aan zullen doen om de totstandbrenging van een nationale regering te belemmeren; gelooft dat de vorming van een breed gesteunde regering die de rechtsstaat handhaaft en die tegemoetkomt aan de behoeften van haar burgers de beste manier is om de verspreiding van radicale ideeën te voorkomen en dus de beste manier is om terrorisme tegen te gaan;
7. is ingenomen met het EU-steunpakket van 100 miljoen EUR als eerste stap om de nieuwe regering te ondersteunen bij de uitvoering van het akkoord; dringt er bij de lidstaten op aan niet individueel in actie te komen, maar de VV/HV te ondersteunen bij het formuleren van een omvattende strategie, in samenwerking met UNSMIL en de Libische autoriteiten, ter ondersteuning van het overgangsproces en de nieuwe Libische regering; is van mening dat hervorming van de veiligheidssector (SSR) en programma's gericht op ontwapening, demobilisatie en reïntegratie (DDR) prioriteit moeten krijgen en verzoekt de Commissie, de VV/HV en de lidstaten om zich gereed te maken om, als de nieuwe regering daarom vraagt, op deze gebieden de nodige bijstand te verlenen;
8. vindt het belangrijk dat de neutraliteit van Libische instanties, met name de Libische centrale bank en de nationale oliecoöperatie, behouden blijft en dat deze instanties transparant en controleerbaar zijn, om ervoor te zorgen dat de olie-inkomsten ten goede komen aan de Libische bevolking en niet langer gebruikt worden om het conflict te voeden;
9. maakt zich ernstige zorgen over de mogelijkheid dat enkele lidstaten militair ingrijpen in Libië zouden overwegen zonder mandaat daartoe van de VN-Veiligheidsraad en/of zonder dat daartoe een duidelijk verzoek ligt van de Libische regering; verwerpt deze mogelijkheid, die de autoriteit van de nieuwe regering ernstig zou ondergraven en rampzalige gevolgen zou kunnen hebben; herhaalt dat de huidige kritieke situatie voornamelijk het gevolg is van de onverantwoordelijke interventie in Libië in 2011 en dat de betrokken lidstaten in dit kader een bijzondere verantwoordelijkheid dragen; dringt erop aan dat de wensen van Libië met betrekking tot eventuele interventies op Libisch grondgebied worden gerespecteerd; verzoekt de lidstaten en de EU in dat kader een duidelijke en gecoördineerde strategie uit te werken ter ondersteuning van de politieke transitie en wijst er in dit verband nogmaals op dat het ontbreken van een gezamenlijke aanpak een van de belangrijkste redenen was dat het proces in 2011 misliep;
10. roept de regering van nationale eenheid op om de personen die zich schuldig hebben gemaakt aan schendingen van het internationale humanitaire recht en mensenrechtenschendingen ter verantwoording te roepen, waaronder degenen die betrokken waren bij aanvallen op burgers of seksueel geweld, en volledige medewerking en de nodige assistentie te verlenen aan het Internationaal Strafhof en de aanklager van het Strafhof, zoals vereist in resolutie 1970(2011) van de VN-Veiligheidsraad en herhaald in resolutie 2238(2015) van de VN-Veiligheidsraad;
11. is ernstig verontrust over het overloopeffect van de instabiliteit in Libië op de buurlanden, met name de landen die zich eveneens in een overgangsfase bevinden, zoals Tunesië, maar ook op de regio als geheel; roept de lidstaten en de Commissie op specifiek aandacht te besteden aan de situatie in de regio, en in coördinatie met de betrokken landen te onderzoeken welke tegenmaatregelen genomen kunnen worden;
12. verzoekt om een actievere rol van de EU-grensmissie (EUBAM) in Libië; acht het noodzakelijk om in samenwerking met UNSMIL, de nieuwe regering van nationale eenheid en de buurlanden van Libië een gezamenlijke strategie voor grenscontrole te formuleren, om het fenomeen van wapen- en mensensmokkel en de instroom van buitenlandse strijders tegen te gaan;
13. spreekt zijn afkeuring uit over de flagrante belangenverstrengeling van voormalig speciaal vertegenwoordiger van de VN Bernardino León en zijn gebrek aan integriteit bij de uitvoering van zijn taken; herinnert eraan dat de heer León voordat hij benoemd werd tot speciaal vertegenwoordiger van de VN, tevens werkzaam was als speciaal vertegenwoordiger van de EU voor de zuidelijke Middellandse Zeeregio; is van mening dat zijn handelingen de geloofwaardigheid van de VN, de EU en de internationale gemeenschap als geheel hebben aangetast; roept de Commissie en de VV/HV op om manieren te verkennen om gelijksoortige situaties in de toekomst te voorkomen, onder meer door invoering van strikte afkoelperiodes; besluit deze zaak verder te onderzoeken;
14. wijst er nogmaals op dat de EU de soevereiniteit, onafhankelijkheid, eenheid en territoriale integriteit van Libië krachtig steunt; is van mening dat de toekomstige regering de invoering moet overwegen van een institutionele structuur waarbij regionale en lokale entiteiten een zekere mate van autonomie genieten, zoals een vorm van federaal bestuur;
15. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Libische regering van nationale eenheid, de secretaris-generaal van de VN, de Arabische Liga en de Afrikaanse Unie.
- [1] PB C 51 E van 22.2.2013, blz. 114.
- [2] PB C 419 van 16.12.2015, blz. 192.
- [3] Aangenomen teksten, P8_TA(2014)0028.
- [4] Aangenomen teksten, P8_TA(2015)0010.
- [5] PB L 138 van 24.5.2013, blz. 15.
- [6] PB L 122 van 19.5.2015, blz. 31.