Ontwerpresolutie - B8-0321/2016Ontwerpresolutie
B8-0321/2016

ONTWERPRESOLUTIE over de situatie in Eritrea

2.3.2016 - (2016/2568(RSP))

naar aanleiding van een verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid
ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement

Fabio Massimo Castaldo, Ignazio Corrao, Isabella Adinolfi, Rolandas Paksas namens de EFDD-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B8-0318/2016

Procedure : 2016/2568(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B8-0321/2016
Ingediende teksten :
B8-0321/2016
Debatten :
Aangenomen teksten :

B8-0321/2016

Resolutie van het Europees Parlement over de situatie in Eritrea

(2016/2568(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien het eindverslag van de Monitoringgroep voor Eritrea en de conclusies van dit verslag,

–  gezien de desbetreffende resoluties van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, onder meer resoluties 751 (1992), 1907 (2009), 2182 (2014) en 2244 (2015),

–  gezien Besluit 2010/127/CFSP van de Raad van 1 maart 2010 en Verordening (EU) nr. 667/2010 van de Raad, die vervolgens in 2010 is gewijzigd bij Besluit 2010/414/CFSP van de Raad,

–  gezien de nadere restrictieve maatregelen van de EU tegen Eritrea zoals bepaald in Besluit 2012/632/CFSP van de Raad en de Uitvoeringsverordening (EU) nr. 942/2012 van de Raad,

–  gezien de instelling van de onderzoekscommissie voor de mensenrechten in Eritrea door de VN-Mensenrechtenraad middels resolutie 26/24 van 27 juni 2014,

–  gezien het Verdrag inzake de rechten van het kind en de facultatieve protocollen bij dit verdrag,

–  gezien het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen,

–  gezien het Afrikaanse Handvest van de rechten van de mens en de volkeren,

–  gezien het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten,

–  gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten,

–  gezien het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing,

–  gezien het migratieroute-initiatief EU-Hoorn van Afrika, ook bekend als het proces van Khartoem,

–  gezien het Noodtrustfonds voor stabiliteit en de aanpak van de diepere oorzaken van onregelmatige migratie en ontheemding in Afrika,

–  gezien de conclusies van de Raad over het regionale actieplan van de EU voor de Hoorn van Afrika 2015-2020,

–  gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat Eritrea een van de armste en de meest gesloten landen van Afrika is en dat het land een eenpartijensysteem heeft, met het Volksfront voor democratie en rechtvaardigheid als enige wettelijke politieke partij; overwegende dat de president al aan de macht is sedert de onafhankelijkheid van het land in 1993; overwegende dat de grondwet nooit ten uitvoer is gelegd en dat het land nog nooit nationale verkiezingen heeft gehouden; overwegende dat het parlement al sedert 2002 niet meer is samengekomen en dat wetten via regeringsbesluiten tot stand komen;

B.  overwegende dat Eritrea, een land met zes miljoen inwoners, een van de snelst leeglopende landen in de wereld is, met bijna een half miljoen vluchtelingen; overwegende dat elke maand 5 000 Eritreeërs het land verlaten, waarbij ze vooral naar de buurlanden Ethiopië en Sudan vluchten, maar ook de gevaarlijke reis naar de EU ondernemen; overwegende dat Eritreeërs de derde grootste groep vluchtelingen zijn die Europa proberen te bereiken;

C.  overwegende dat de reden die het meest wordt aangevoerd om het land te verlaten de militaire dienstplicht is; overwegende dat de wettelijke duur van 18 maanden militaire of burgerdienstplicht werd verlengd in 2002, en dat het in de praktijk een dienstplicht van onbepaalde duur is geworden; overwegend dat de VN-onderzoekscommissie voor de mensenrechten in Eritrea tot de vaststelling is gekomen dat militaire dienstplicht vaak "willekeurige detentie, foltering, seksuele foltering, dwangarbeid, intrekken van verlof en [...] een bespottelijk loon" inhoudt en dat ze het leger een instelling noemt "waar op slavernij lijkende praktijken schering en inslag zijn"; overwegende dat zowel jongens als meisjes vanaf 16 jaar dienstplichtig zijn en dat militaire dienstplicht vaak neerkomt op dwangarbeid;

D.  overwegende dat de duur van de dienstplicht zich over tientallen jaren kan uitstrekken en dat er gevallen zijn waarin verschillende leden van een familie tegelijk worden opgeroepen en geografisch van elkaar worden gescheiden; overwegende dat dienstplichtigen die zonder toestemming verlof nemen naar de gevangenis worden gestuurd, en dat leden van hun familie in hun plaats gevangen worden genomen wanneer ze onvindbaar blijken; overwegende dat de maandelijkse basissoldij vóór aftrekkingen 43 tot 48 USD bedraagt, een bedrag dat ontoereikend is om te voorzien in de basisbehoeften van een persoon; overwegende dat er in Eritrea geen mogelijkheid is dienst te weigeren op grond van gewetensbezwaren;

E.  overwegende dat er in Eritrea systematische, wijdverspreide en grove mensenrechtenschendingen zijn en tot op heden worden begaan, op gezag van de regering, die een repressief systeem heeft gecreëerd en in stand gehouden om mensen in het land te controleren, monddood te maken en te isoleren door hen te beroven van hun grondrechten; overwegende dat het een alledaagse praktijk is om personen willekeurig te arresteren, gevangen te zetten, te doen verdwijnen of buitengerechtelijk te executeren;

F.  overwegende dat er door de alomtegenwoordige controlesystemen en strenge straffen voor vermeend afwijkend gedrag een klimaat van zelfcensuur is ontstaan waarin mensen niet in staat zijn zich te uiten, hun godsdienst te belijden of hun vrijheid van vergadering en vereniging uit te oefenen; overwegende dat Eritrea volgens verslaggevers zonder grenzen in 2015 de minst vrije pers ter wereld had;

G.  overwegende dat duizenden gewetensgevangenen en politieke gevangenen door de Eritrese autoriteiten in geheime detentie worden vastgehouden, zonder aanklacht of proces; overwegende dat de gevangenisomstandigheden extreem hard zijn, aangezien de gevangenen vaak vastzitten in ondergrondse cellen of scheepscontainers en dat het gebrek aan toegang tot voldoende voedsel, water en gezondheidszorg tijdens hun gevangenschap kan leiden tot gezondheidsproblemen en zelfs tot de dood;

H.  overwegende dat de regering van Eritrea een ambivalente houding inneemt ten aanzien van de uitstroom van migranten uit het land, onder meer omdat het land van de diaspora profiteert in de vorm van een onder de migranten geïnde inkomstenbelasting, naar verluidt door te dreigen met het niet-verstrekken van consulaire diensten voor hen of hun familieleden; overwegende dat de VN-Veiligheidsraad Eritrea in 2011 heeft verzocht een einde te maken aan het gebruik van afpersing, bedreiging met geweld, fraude en andere onrechtmatige middelen voor het innen van deze belasting, die tussen 2010 en 2013 voor de staat 73 miljoen USD heeft opgebracht;

I.  overwegende dat de EU-lidstaten steeds meer asielaanvragen uit Eritrea weigeren, omdat de vluchtelingen die aan hun grenzen toekomen volgens hen economische migranten zijn; overwegende dat alle teruggestuurde asielzoekers groot gevaar lopen te worden blootgesteld aan willekeurige detentie, foltering en andere mishandeling;

J.  overwegende dat de regering beschikt over een wijdverspreid netwerk van informanten, die door de overheid worden gedwongen om de bevolking te controleren en overwegende dat burgers die van verraad verdacht worden het slachtoffer worden van willekeurige arrestaties, gedwongen verdwijningen, buitengerechtelijke executies en folteringen; overwegende dat er onterechte beperkingen zijn op binnenlands verkeer en het recht van meningsuiting en dat de binnenlandse media onder staatstoezicht staan;

K.  overwegende dat het gebrek aan financiële transparantie in Eritrea een informele economie in leven houdt die door de PFDJ gecontroleerd wordt en die verbonden is met transacties in harde valuta via een obscuur en ondoorzichtig netwerk van ondernemingen die eigendom zijn van de staat en beheerd worden door hoge regeringsambtenaren; overwegende dat dit bijzonder moeilijk ligt op een moment dat internationale organisaties monetaire steun aan de regering beloven;

L.  overwegende dat dit gebrek aan transparantie ook ernstige gevolgen heeft voor de inkomsten uit mijnbouw; overwegende dat er gevallen zijn gemeld van vermeend gebruik van dwangarbeid en onmenselijke behandeling en overwegende dat betalingen door internationale ondernemingen voor door overheidscontractanten geleverde arbeid naar verluidt van de salarissen van de werknemers worden afgehouden, om te worden doorgesluisd naar het Eritrese leger en de Eritrese regering;

M.  overwegende dat met name de Canadese onderneming Nevsun, die een aandeel heeft van 60% in de koper- en goudmijn van Bisha, waarbij de overige 40% in handen van de regering is, ervan beschuldigd is dat zij toestaat dat bij de exploitatie van de mijn gebruik wordt gemaakt van dwangarbeid, een beschuldiging die geuit is door de bijzondere VN-rapporteur voor de mensenrechtensituatie en die ook voorwerp is van een rechtszaak voor een Canadees gerecht; overwegende dat Nevsun de aantijgingen ontkent en de bevindingen van de VN heeft verworpen;

N.  overwegende dat alle sectoren van de economie gebruik maken van dwangarbeid en overwegende dat de meeste Eritreeërs waarschijnlijk ooit in hun leven dwangarbeid zullen moeten verrichten;

O.  overwegende dat de Mensenrechtenraad van de VN (MRR) op 27 juni 2014 de onderzoekscommissie voor de mensenrechten in Eritrea heeft ingesteld om alle vermeende mensenrechtenschendingen in Eritrea te onderzoeken; overwegende dat de onderzoekscommissie op 23 juni 2015 haar eerste verslag heeft gepresenteerd en overwegende dat de MRR de opdracht van de onderzoekscommissie met één jaar heeft verlengd tot juni 2016, met een herzien mandaat om de systematische, wijdverspreide en grove mensenrechtenschendingen te onderzoeken, teneinde ervoor te zorgen dat er volledig rekenschap wordt afgelegd, onder meer in gevallen waarin deze schendingen als misdrijven tegen de menselijkheid kunnen worden beschouwd; overwegende dat de onderzoekscommissie in juni 2016 een schriftelijk verslag met haar bevindingen en aanbevelingen zal voorleggen aan de MRR;

P.  overwegende dat de Monitoringgroep voor Somalië en Eritrea ondanks zijn herhaalde verzoeken, nooit toestemming heeft gekregen om Eritrea te bezoeken tijdens zijn mandaat en niet de volledige medewerking van de regering heeft gekregen, zoals dat was gevraagd in resolutie 2182 (2014) van de VN-Veiligheidsraad; overwegende dat de bijzondere rapporteur van de VN voor de mensenrechtensituatie in Eritrea, de Afrikaanse Commissie voor de rechten van de mens en volkeren en onafhankelijke mensenrechtenorganisaties herhaaldelijk de toegang tot Eritrea is geweigerd;

Q.  overwegende dat de VN-Veiligheidsraad in 2009 Eritrea sancties heeft opgelegd voor zijn vermeende steun aan al-Shabaab, een islamitische militie in Somalië; overwegende dat de VN-sancties onder meer bestonden uit een wapenembargo en reisverboden, alsook bevriezingen van tegoeden van aangewezen personen; overwegende dat de VN-Veiligheidsraad bij de goedkeuring van resolutie 2244(2015) vorig jaar het wapenembargo tegen Eritrea opnieuw bevestigd heeft omdat het land steun blijft verlenen aan andere regionale gewapende groeperingen, onder meer een nieuw opgericht verenigd front van gewapende Ethiopische oppositiegroepen, het Democratische Volksfront van Tigray (EPRDF) en de militaire leider van Gibot Sebat;

R.  overwegende dat Eritrea een nieuwe strategische militaire relatie heeft aangeknoopt met Saudi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten, waarbij de Arabische coalitie de toestemming krijgt om het grondgebied, het luchtruim en de territoriale wateren van Eritrea te gebruiken in haar militaire campagne tegen de Houthi-rebellen in Jemen; overwegende dat Eritrea van de twee landen compensatie zou hebben ontvangen, onder meer in de vorm van geld en brandstofvoorraden, en overwegende dat elke compensatie die direct of indirect gebruikt wordt voor activiteiten die de vrede en de veiligheid in de regio bedreigen of voor het Eritrese leger, een schending van resolutie 1907 (2009) van de VN-Veiligheidsraad zou betekenen;

S.  overwegende dat er als gevolg van een uit 1998-2000 daterende grensoorlog met Ethiopië nog steeds spanningen bestaan en dat deze gebruikt worden om de instelling van een politiestaat te rechtvaardigen;

T.  overwegende dat Eritrea en de EU op 28 januari 2016 een belangrijk akkoord hebben ondertekend over toekomstige ontwikkelingssamenwerking, de bevordering van hernieuwbare energie en deugdelijk bestuur; overwegende dat de EU heeft aangekondigd dat het op lange termijn 200 miljoen EUR steun zal verstrekken aan Eritrea via het 11e Europees Ontwikkelingsfonds (EOF); overwegende dat Eritrea kan profiteren van acties in het kader van het EU-noodtrustfonds voor Afrika en andere EU-initiatieven, met name het Europese instrument voor democratie en mensenrechten;

1.  vraagt de EU en haar lidstaten om de volledige eerbiediging van de mensenrechten centraal te plaatsen bij in elke interactie met de regering van Eritrea, met name wat betreft het beheer van migratiestromen;

2.  is ervan overtuigd dat de achterliggende oorzaken van de Eritrese vluchtelingencrisis moeten worden gezocht in het falen van de rechtstaat en de democratie, de niet-eerbiediging van de mensenrechten en de repressie van de Eritrese burgers, en meent dat als deze achterliggende oorzaken niet worden aangepakt, de vluchtelingencrisis op geen enkele andere manier kan worden beëindigd; vreest dat de Eritrese regering op dit moment niet als een betrouwbare partner voor de EU kan worden beschouwd;

3.  uit zijn twijfels over het besluit om 200 miljoen EUR uit het EOF te besteden aan projecten in verband met energie en bestuur in Eritrea, gezien de trieste toestand van de mensenrechten in dit land; is erover bezorgd dat, gezien het complete gebrek aan transparantie in het financiële beheer van het land, deze fondsen gemakkelijk elders kunnen worden besteed door de regering en kunnen worden gebruikt om de repressie nog te versterken;

4.  vraagt de Commissie en de lidstaten dat zij het Trustfonds van de EU voor Afrika niet gebruiken voor andere doelen dan het verbeteren van de mensenrechten en de ontwikkelingssteun en onderstreept daarbij dat in door het Trustfonds gefinancierde projecten de grondrechten van de EU geëerbiedigd moeten worden; benadrukt dat alle EU-steun die geen humanitaire doelstellingen heeft, strikt afhankelijk moet worden gesteld van werkelijke vooruitgang in het land; vraagt de Commissie dat zij de financiële steun aan de Eritrese regering stopzet en monitoringmechanismen instelt om ervoor te zorgen dat de steun die naar het land gaat niet voor andere doelen wordt aangewend door de Eritrese regering of gebruikt wordt voor repressie of activiteiten waarbij dwangarbeid betrokken kan zijn;

5.  vraagt dat privéondernemingen en andere entiteiten die in Eritrea investeren of opereren, zorgvuldigheid betrachten in verband met de mensenrechten, om ervoor te zorgen dat nergens bij hun werkzaamheden dwangarbeid wordt gebruikt en dat zij geen fondsen of ondersteuning verstrekken aan projecten waarin gebruik wordt gemaakt van dwangarbeid; roept de Eritrese autoriteiten en buitenlandse ondernemingen ertoe op bij te dragen aan een verbeterd bestuur in de winningsindustrie door zich te houden aan het initiatief voor transparantie in de winningsindustrie;

6.  verzoekt de president en de regering van Eritrea hervormingen te introduceren om ervoor te zorgen dat Eritrea zijn internationale en mensenrechtenverplichtingen naleeft, onder meer door de grondwet van 1997 ten uitvoer te leggen, de nationale wet- en regelgeving in overeenstemming te brengen met de mensenrechtennormen, toe te staan dat onafhankelijke politieke partijen en maatschappelijke organisaties vrij kunnen functioneren, een onafhankelijk gerechtelijk apparaat in te stellen en vrije en eerlijke verkiezingen te organiseren, die al lang hadden moeten plaatsvinden;

7.  merkt op dat Eritrea volgens verslaggevers zonder grenzen het land is met de minst vrije pers ter wereld en dat het het enige land is in Sub-Saharaans Afrika waar geen enkel privémediabedrijf is; dringt aan op maatregelen die de werking van onafhankelijke en vrije media mogelijk maken en journalisten bescherming bieden tegen willekeurig optreden;

8.  verzoekt de autoriteiten vrijheid van binnenlands verkeer toe te staan en het legaal verkeer van personen in en uit het land te faciliteren, door de vereiste van een uitreisvisum te schrappen en repatrianten te behandelen in overeenstemming met de internationale normen;

9.  dringt er bij de Eritrese regering op aan dat zij een einde maakt aan de praktijken van militaire dienst van onbepaalde duur, die vaak neerkomt op dwangarbeid en als zodanig een schending vormt van het internationaal recht, en alle dienstplichtigen uit het leger te ontslaan nadat zij 18 maanden militaire dienst hebben vervuld; verzoekt de Eritrese regering ervoor te zorgen dat niemand een militaire opleiding begint vóór de leeftijd van 18 jaar en dat burgers die ouder zijn dan de dienstplichtige leeftijd, geen dienstplicht moeten vervullen; verzoekt voorts de regering ervoor te zorgen dat alle dienstplichtigen beschikken over huisvesting en in omstandigheden leven die in overeenstemming zijn met het internationaal recht inzake de mensenrechten en dat zij een soldij krijgen die een waardig leven mogelijk maakt;

10.  vraagt de regering dat zij voorziet in de mogelijkheid om militaire dienst op grond van gewetensbezwaren te weigeren, alsook in alternatieven en niet-bestraffende diensten van civiele aard met een duur die vergelijkbaar is met de duur van de militaire dienstplicht;

11.  verzoekt de autoriteiten onmiddellijk een eind te maken aan de illegale praktijken van willekeurige detentie zonder aanklacht of proces, eenzame opsluiting en opsluiting in niet-officiële detentiecentra, de familieleden van de gedetineerden onmiddellijk informatie te verstrekken over hun verblijfplaats en hun gezondheidstoestand en de rechten van de gedetineerden ten volle te respecteren; vraagt voorts de autoriteiten dat zij zich onthouden van het vasthouden of bestraffen van personen die deserteren na de 18 maanden militaire dienst die zijn voorgeschreven in de dienstplichtverordening; vraagt dat de personen die om die reden worden vastgehouden onmiddellijk worden vrijgelaten;

12.  vraagt de Eritrese autoriteiten ervoor te zorgen dat alle gedetineerden een menselijke behandeling krijgen in overeenstemming met de internationale mensenrechtennormen, onder meer door hun passend onderdak, voedsel, water, sanitaire voorzieningen en toegang tot medische zorg te geven en ervoor te zorgen dat niemand wordt onderworpen aan foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling; verzoekt de autoriteiten ervoor te zorgen dat alle aantijgingen van foltering of andere mishandeling met spoed worden onderzocht en dat de verantwoordelijken rekenschap afleggen; vraagt de autoriteiten dat zij alle gevangenissen en andere detentiecentra openstellen voor inspectie door onafhankelijke toezichtsorganen;

13.  dringt erop aan dat alle gewetensgevangenen onmiddellijk en onvoorwaardelijk worden vrijgelaten en dat Eritrea zijn verplichtingen naleeft om verslag uit te brengen aan de organen die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de uitvoering van de internationale mensenrechtenverdragen waarbij Eritrea partij is; vraagt de regering dat zij de onafhankelijke experts van de VN en de Afrikaanse Unie, onder meer de bijzondere VN-rapporteur, toegang geeft tot het land en dat zij de onderzoekscommissie voor de mensenrechten in Eritrea toestemming geeft om haar mandaat volledig uit te oefenen en met deze commissie samen te werken, onder meer inzake kwesties van overheidsfinanciën; verzoekt de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten samen te werken met andere internationale toezichthouders en het Europees Parlement een evaluatie van de situatie in het land voor te leggen;

14.  vraagt dat de regering terstond een einde maakt aan de praktijk van gedwongen verdwijningen en alle vormen van buitengerechtelijke executies, onder meer door intrekking van het 'shoot to kill'-beleid aan de grenzen en de instelling van een doeltreffend mechanisme om de verblijfplaats van verdwenen personen op te sporen;

15.  verzoekt de lidstaten die Eritrese asielaanvragen behandelen om de militaire dienstplicht van onbepaalde duur in Eritrea te beschouwen als een mensenrechtenschending die neerkomt op dwangarbeid en die dus verboden is volgens het internationaal recht, ervan uit te gaan dat er een algemeen risico bestaat voor willekeurige detentie, foltering en andere mishandeling voor alle asielzoekers die naar Eritrea terugkeren, en bescherming te blijven bieden aan alle personen die Eritrea ontvlucht zijn of ontvluchten, met inachtneming van het beginsel van "non-refoulement";

16.  dringt bij de Eritrese regering aan op de onmiddellijke opschorting van alle ondersteuning of activiteiten, zoals het steunen van rebellenbewegingen in de buurlanden, die de regionale stabiliteit kunnen ondermijnen, alsook op de opschorting van haar steun aan Saudi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten, naar verluidt in ruil voor financiële compensatie, voor hun militaire campagne in Jemen; vraagt de Eritrese autoriteiten dat zij de wapenhandel, die in strijd is met het VN-wapenembargo tegen het land, aanpakken en er niet zwijgend mee instemmen;

17.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, het Pan-Afrikaanse Parlement, de covoorzitters van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU, de Afrikaanse Unie, en de president, het parlement en de regering van Eritrea.