ONTWERPRESOLUTIE over de ontwerpuitvoeringsverordening van de Commissie tot verlenging van de goedkeuring van de werkzame stof glyfosaat overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011
5.4.2016 - (D044281-01 – 2016/2624(RPS))
Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid
Rapporteurs: Pavel Poc, Kateřina Konečná, Bas Eickhout, Piernicola Pedicini, Mark Demesmaeker, Sirpa Pietikäinen, Frédérique Ries
B8-0439/2016
Resolutie van het Europees Parlement over de ontwerpuitvoeringsverordening van de Commissie tot verlenging van de goedkeuring van de werkzame stof glyfosaat overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011.
(D044281-01 – 2016/2624(RPS))
Het Europees Parlement,
– gezien de ontwerpuitvoeringsverordening van de Commissie tot verlenging van de goedkeuring van de werkzame stof glyfosaat overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 (D044281-01),
– gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad[1], en met name artikel 20, lid 1,
– gezien de artikelen 11 en 13 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren[2],
– gezien artikel 7 van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden[3],
– gezien de ontwerpresolutie van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid,
– gezien artikel 106, leden 2 en 3 en lid 4, onder c), van zijn Reglement,
A. overwegende dat de systemische herbicide glyfosaat op dit moment wereldwijd van alle herbiciden het hoogste productievolume haalt ; overwegende dat het wereldwijde gebruik ervan de afgelopen 40 jaar dramatisch, namelijk met een factor 260, is toegenomen (van 3 200 ton in 1974 tot 825 000 ton in 2014)[4];
B. overwegende dat glyfosaat een niet-selectieve herbicide is die alle vegetatie vernietigt; overwegende dat de werking ervan berust op blokkering van de shikiminezuurroute, een stofwisselingsroute die ook voorkomt bij algen, bacteriën en schimmels; overwegende dat is vastgesteld dat subletale blootstelling van Escherichia coli en Salmonella enterica serovar Typhimurium aan commerciële toepassingen van glyfosaat kan leiden tot verandering in de reactie op antibiotica;
C. overwegende dat glyfosaat wereldwijd voor 76 % in de landbouw wordt gebruikt; en ook wijdverbreide toepassing vindt in de bosbouw en bij tuinieren in stedelijke gebieden;
D. overwegende dat glyfosaat en /of residuen daarvan zijn aangetroffen in water, bodem, voedsel en dranken en niet-eetbare producten, en ook in het menselijk lichaam (bv. in urine en moedermelk);
E. overwegende dat de bevolking vooral met de stof in contact komt door wonen in de buurt van besproeide gebieden, door eigen gebruik thuis en door voeding; overwegende dat blootstelling aan glyfosaat steeds veelvuldiger voorkomt door de dramatische toename in de totale hoeveelheid glyfosaat die wordt gebruikt; overwegende dat het effect van glyfosaat op de menselijke gezondheid niet mag worden onderschat;
F. overwegende dat volgens Verordening (EG) nr. 1107/2009 een werkzame stof alleen mag worden toegelaten wanneer deze niet overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 is of moet worden ingedeeld als kankerverwekkende stof van categorie 1A of 1B, tenzij er sprake is van een geringe en te verwaarlozen blootstelling aan die werkzame stof of van een op geen enkele andere manier te beheersen ernstig fytosanitair gevaar;
G. overwegende dat het International Agency for Research on Cancer (IARC) in maart 2015 glyfosaat heeft ingedeeld onder de stoffen die "waarschijnlijk kankerverwekkend zijn bij mensen" (groep 2A), aan de hand van "beperkte aantoonbaarheid" van kanker bij mensen (onder de gevallen van reële blootstelling die werkelijk heeft plaatsgevonden), "voldoende aantoonbaarheid" van kanker bij proefdieren in het laboratorium (uit studies naar "zuivere" glyfosaat), en "sterke aantoonbaarheid" van mechanistische informatie rond kankerverwekkende eigenschappen (genotoxiciteit en oxidatiestress) van zowel "zuivere" glyfosaat als glyfosaatformuleringen;
H. overwegende dat de criteria die het IARC hanteert voor groep 2A vergelijkbaar zijn met die voor categorie 1B in Verordening (EG) nr. 1272/2008;
I. overwegende dat de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) in november 2015 niettemin een peer review over glyfosaat uitbracht waarin het onwaarschijnlijk wordt genoemd dat glyfosaat kankerverwekkend zou zijn voor mensen en dat het bewijsmateriaal geen steun biedt voor indeling als potentieel kankerverwekkende stof in de zin van Verordening (EG) nr. 1272/2008;
J. overwegende dat de uitvoeringsverordening (EU) …/... van XXX van de Commissie tot verlenging van de goedkeuring van de werkzame stof glyfosaat overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 (hierna: de "ontwerpuitvoeringsverordening") het voorstel inhoudt om glyfosaat tot 30 juni 2031 toe te laten, d.w.z. voor de maximale periode die mogelijk is, voor alle gebruik, zonder enige beperking (behalve voor een van de meer dan 500 coformulanten), zonder wettelijk bindende voorwaarden voor het gebruik, en alleen gebonden aan bevestigende informatie over hormoonontregelende eigenschappen;
K. overwegende dat Verordening (EG) nr. 1107/2009 tot doel heeft "een hoog niveau van bescherming van de gezondheid van mens en dier en van het milieu te waarborgen en de werking van de interne markt te verbeteren door de regels voor het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en werkzame stoffen, te harmoniseren en tegelijkertijd de landbouwproductie te verbeteren";
L. overwegende dat de bepalingen van deze verordening "De bepalingen van deze verordening stoelen op het voorzorgsbeginsel teneinde te garanderen dat werkzame stoffen of middelen die op de markt worden gebracht niet schadelijk zijn voor de gezondheid van mensen en dieren of voor het milieu"; overwegende dat voorts in de tekst wordt overwogen "In het bijzonder worden de lidstaten er niet van weerhouden het voorzorgsbeginsel toe te passen wanneer er wetenschappelijk gezien onzekerheid bestaat over de risico's voor de gezondheid van mensen en dieren of voor het milieu van de op hun grondgebied toe te laten gewasbeschermingsmiddelen.";
M. overwegende dat ingevolge artikel 13, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1107/2009, een besluit inzake de goedkeuring/weigering/voorwaardelijke goedkeuring van een werkzame stof gebaseerd behoort te zijn op het evaluatieverslag van de Commissie en "andere voor het desbetreffende geval legitieme factoren en het voorzorgsbeginsel wanneer de voorwaarden van artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 178/2002 ter zake doend zijn";
N. overwegende dat artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 178/2002 bepaalt dat "...in specifieke situaties, waarin na beoordeling van de beschikbare informatie de mogelijkheid van schadelijke gevolgen voor de gezondheid is geconstateerd, maar er nog wetenschappelijke onzekerheid heerst, in afwachting van nadere wetenschappelijke gegevens ten behoeve van een vollediger risicobeoordeling, voorlopige maatregelen voor risicomanagement (kunnen) worden vastgesteld om het in de Gemeenschap gekozen hoge niveau van gezondheidsbescherming te waarborgen",
O. overwegende dat de voorwaarden voor toepassing van het voorzorgsbeginsel zoals geregeld in Verordening (EG) nr. 178/2002 klaarblijkelijk zijn vervuld, gezien de aanhoudende controverse over de kankerverwekkende eigenschappen van glyfosaat;
P. overwegende dat volgens artikel 14, lid 2 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 een verlenging van de goedkeuring van een werkzame stof ten hoogste 15 jaar geldt; overwegende dat de goedkeuringsperiode omwille van de veiligheid in verhouding moet staan tot het mogelijke risico dat met het gebruik van dergelijke stoffen is gemoeid, en dat bij elk besluit tot verlenging van de goedkeuring rekening gehouden moet worden met de ervaring opgedaan met het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen die de bewuste stof bevatten en eventuele wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen;
Q. overwegende dat de Europese Ombudsman in haar besluit in zaak 12/2013/MDC d.d. 18 februari 2016 betreffende de toelating en het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (pesticiden), de Commissie heeft gevraagd haar aanpak rond de vaststelling en uitvoering van risicobeperkende maatregelen (voorwaarden en beperkingen) te herzien en aan te vullen met nadere vereisten, en haar verantwoordelijkheid voor een effectieve bescherming van de gezondheid van mens, dier en milieu niet langer uit handen te geven door de lidstaten een nagenoeg absolute beoordelingsvrijheid te laten voor de keuze van risicobeperkende maatregelen voor mogelijk onveilige stoffen, met standaardformuleringen die zeer rekbaar zijn en waarvan te betwijfelen valt of daarmee juridisch überhaupt wel risicobeperkende maatregelen worden verlangd;
R. overwegende dat de ontwerpuitvoeringsverordening geen melding maakt van juridisch bindende risicobeperkende maatregelen, ofschoon er bij nagenoeg alle vormen van gebruik van glyfosaat een hoog langetermijnrisico is vastgesteld voor gewervelde landdieren die geen doelsoort zijn, met inbegrip van zoogdieren en vogels; overwegende dat het niet-selectieve herbicide glyfosaat niet alleen ongewenst onkruid verdelgt maar alle gewassen, evenals algen, bacteriën en schimmels, met alle onaanvaardbare gevolgen van dien voor de biodiversiteit en het ecosysteem; overwegende dat glyfosaat als zodanig dus niet voldoet aan artikel 4, lid 3, onder e), punt (iii) van Verordening (EG) nr. 1107/2009;
S. overwegende dat een aantal lidstaten al voorzorgsmaatregelen hebben genomen ter bescherming van volksgezondheid en milieu; overwegende dat er bij de goedkeuring van een werkzame stof, duidelijke en juridisch bindende voorwaarden voor het gebruik ervan op EU-niveau moeten worden vastgesteld, zodat in alle lidstaten eenzelfde beschermingsniveau wordt gerealiseerd;
T. overwegende dat de EFSA op verzoek van de Commissie het rapport van het International Agency for Research on Cancer (IARC) bij haar beoordeling heeft betrokken, waarin glyfosaat als waarschijnlijk kankerverwekkende stof werd ingedeeld; overwegende dat de beoordeling door EFSA gebaseerd was op een omvangrijke hoeveelheid bewijsmateriaal waaronder een aantal studies die het IARC niet in aanmerking had genomen, wat volgens EFSA een van de oorzaken is geweest van zijn andersluidende conclusie;
U. overwegende dat het hoofd van de eenheid Pesticiden bij EFSA die de leiding had over de beoordeling, bepaalde door het IARC buiten beschouwing gelaten studies omschreef als "belangrijk" en "essentieel"; overwegende dat EFSA die studies tot dusver niet openbaar heeft willen maken, omdat aanvragers beweren dat dit hun commerciële belangen zou schaden; overwegende dat niet-openbaarmaking onafhankelijke wetenschappelijke toetsing onmogelijk maakt; overwegende dat EFSA niet conform zijn wettelijke verplichting ingevolge artikel 63 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 verifieerbaar heeft aangetoond dat openbaarmaking de bedrijfstak zou schaden;
V. overwegende dat volgens artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake het recht op toegang tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie[5], de instellingen de toegang tot een document moeten weigeren wanneer de openbaarmaking ervan zou leiden tot ondermijning van de bescherming van commerciële belangen, tenzij een hoger openbaar belang openbaarmaking gebiedt; overwegende dat gezien de lopende controverse tussen het IARC en EFSA over een kwestie van zulk algemeen belang als kanker, en de wereldwijde betekenis van een besluit tot verlengde of voorwaardelijke goedkeuring of afkeuring van glyfosaat hier duidelijk sprake is van een hoger openbaar belang bij openbaarmaking van bedoelde studies;
W. overwegende dat er niet alleen ernstige ongerustheid bestaat rond de kankerverwekkendheid van glyfosaat, maar ook twijfel omtrent een mogelijke hormonale werking in verband met de hormoonontregelende eigenschappen van deze stof; overwegende dat gebleken is dat glyfosaat-formuleringen als hormoonontregelaars kunnen werken in menselijke cellijnen en dat bij gebreke van deugdelijke wetenschappelijke horizontale criteria een hormonaal gemedieerde werking niet valt uit te sluiten;
X. overwegende dat de rapporteur-lidstaat in juli 2015 aankondigde een dossier met betrekking tot een geharmoniseerde indeling van glyfosaat uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1272/2008 te willen voorleggen aan het Europees Agentschap voor chemische stoffen, de aangewezen wetenschappelijke autoriteit voor geharmoniseerde indeling van chemische stoffen; overwegende dat de aanvraag tegen het einde van maart 2016 werd verwacht; overwegende dat de besluitvorming naar verwachting 18 maanden zal duren;
Y. overwegende dat de stemming in de vaste commissie fytofarmaceutica over de ontwerpuitvoeringsverordening tot verlenging van de goedkeuring van de werkzame stof glyfosaat in maart 2016 werd uitgesteld;
Z. overwegende dat het US Government Accountability Office (GAO) onlangs een aanbeveling heeft uitgebracht aan de United States Food and Drug Administration om het risico te beoordelen en informatie bekend te maken inzake glyfosaat-residuen met het oog op de volksgezondheid;
1. is van mening dat het uitvoeringsbesluit van de Commissie geen waarborg biedt voor een hoog beschermingsniveau voor de gezondheid van mens en dier en voor het milieu, het voorzorgsbeginsel niet hanteert, en de uitvoeringsbevoegdheden uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1107/2009 te buiten gaat;
2. verzoekt de Commissie haar ontwerp van uitvoeringsverordening in te trekken en een nieuw ontwerp aan de commissie voor te leggen;
3. dringt er bij de Commissie op aan de goedkeuring van glyfosaat niet te verlengen en een duidelijk tijdschema te bepalen voor de opstelling van een lijst van co-formulanten die niet in gewasbeschermingsmiddelen worden toegelaten;
4. dringt er bij de Commissie op aan om snel te zorgen voor een onafhankelijke herziening van de indeling van glyfosaat aan de hand van alle beschikbare wetenschappelijke materiaal omtrent de kankerverwekkende eigenschappen van glyfosaat, alsmede mogelijke hormoonontregelende eigenschappen volgens de af te wachten wetenschappelijke horizontale criteria voor hormoonontregelaars;
5. dringt er bij de Commissie en EFSA op aan onverwijld alle wetenschappelijke materiaal openbaar te maken waarop de positieve indeling van glyfosaat en de voorgestelde verlenging van de goedkeuring waren gebaseerd, gezien het hoger openbaar belang dat hiermee is gemoeid;
6. dringt er bij de Commissie op aan om in de Unie geproduceerde en van elders ingevoerde voedingswaren en dranken door het voedsel- en veterinair bureau te laten testen en controleren op glyfosaat-residuen;
7. is van mening dat er een passend gevolg aan deze resolutie moet worden gegeven en daarom zal voorlegging door de Commissie van een nieuw en grondig gewijzigd ontwerp essentieel zijn voor het vertrouwen in en tussen de instellingen van de Europese Unie;
8. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, alsmede de regeringen en de parlementen van de lidstaten.