Ontwerpresolutie - B8-0490/2016Ontwerpresolutie
B8-0490/2016

ONTWERPRESOLUTIE over aanvallen op ziekenhuizen en scholen als schendingen van het internationaal humanitair recht

20.4.2016 - (2016/2662(RSP))

naar aanleiding van vraag met verzoek om mondeling antwoord B8-0361/2016
ingediend overeenkomstig artikel 128, lid 5, van het Reglement

Mark Demesmaeker, Nirj Deva, Eleni Theocharous namens de ECR-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B8-0488/2016

Procedure : 2016/2662(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B8-0490/2016
Ingediende teksten :
B8-0490/2016
Aangenomen teksten :

B8-0490/2016

Resolutie van het Europees Parlement over aanvallen op ziekenhuizen en scholen als schendingen van het internationaal humanitair recht

(2016/2662(RSP))

Het Europees Parlement,

–  gezien de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en andere mensenrechteninstrumenten van de VN,

–  gelet op de Verdragen van Genève en rechtsinstrumenten inzake het internationaal humanitair recht (IHR),

–  gezien de conclusies van de Raad Buitenlandse Zaken van 8 december 2009 inzake de bevordering van de naleving van het internationaal humanitair recht,

–  gezien de geactualiseerde richtsnoeren van de Europese Unie inzake de bevordering van de naleving van het internationaal humanitair recht[1],

–  gezien het verslag van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties van 2 februari 2016 voor de wereldtop over humanitaire hulp getiteld "One humanity, shared responsibility",

–  gezien de resoluties van de VN-Veiligheidsraad 1998(2011) van 12 juli 2011 en 2143(2014) van 7 maart 2014 over de bescherming van door gewapende conflicten getroffen kinderen,

–  gezien resolutie A/RES/64/290 van de Algemene Vergadering van de VN van 9 juli 2010 over het recht op onderwijs in noodsituaties,

–  gezien de Verklaring inzake veilige scholen van mei 2015 en de daarmee verband houdende richtsnoeren voor de bescherming van scholen en universiteiten tegen militair gebruik tijdens gewapende conflicten,

–  gezien de resolutie van de 32e Internationale Conferentie van het Rode Kruis en de Rode Halve Maan van 10 december 2015 over versterking van de naleving van het internationaal humanitair recht,

–  gezien zijn resolutie van 25 februari 2016 over de humanitaire situatie in Jemen[2],

–  gezien zijn resolutie van 12 februari 2015 over de humanitaire crisis in Irak en Syrië, met name in de context van IS[3],

–  gezien de vraag aan de Raad over aanvallen op ziekenhuizen en scholen als schendingen van het internationaal humanitair recht (O-000063/2016 – B8-0361/2016),

–  gezien artikel 128, lid 5, en artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat de internationale gemeenschap de afgelopen jaren getuige is geweest van een groot aantal aanvallen op ziekenhuizen en scholen bij gewapende conflicten overal ter wereld; overwegende dat scholen en ziekenhuizen plaatsen van vrede moeten blijven waar burgers bescherming vinden in tijden van conflict;

B.  overwegende dat scholen en ziekenhuizen het doelwit hebben gevormd van aanvallen waarbij krachtige wapens werden gebruikt; overwegende dat de veiligheid van humanitaire hulpverleners en de gewonden die zij verzorgen vaak bedreigd wordt, en dat deze aanvallen een schending vormen van het internationaal humanitair recht en de toekomst van humanitaire hulpverlening ernstig in gevaar brengen; overwegende dat humanitaire hulpverleners zich in sommige gevallen na aanvallen op hun faciliteiten gedwongen hebben gezien conflictgebieden te verlaten;

C.  overwegende dat de eerste wereldtop over humanitaire hulp, die op 23 en 24 mei 2016 zal worden gehouden te Istanbul, moet leiden tot een hervorming van de humanitaire architectuur om deze doeltreffender en mondialer te maken teneinde in te spelen op de verwachte toename van de humanitaire noden als gevolg van bestaande en toekomstige uitdagingen, zoals gewapende conflicten, natuurrampen, vluchtelingencrises en voedselzekerheidsproblemen;

D.  overwegende dat de secretaris-generaal van de Verenigde Naties in zijn verslag getiteld "One humanity, shared responsibility" de aandacht vestigt op wat hij noemt de schaamteloze en brute uitholling van de eerbiediging van de mensenrechten en het humanitair recht bij gewapende conflicten, wat dreigt te leiden tot een terugval naar een tijdperk waarin oorlog geen grenzen kende; overwegende dat in het verslag wordt geconstateerd dat het nalaten respect voor onze gedeelde waarden te eisen en te bevorderen en de bestaande mechanismen voor handhaving, toezicht en verantwoordingsplicht te ondersteunen, bijdraagt tot deze uitholling;

E.  overwegende dat het internationaal humanitair recht (IHR) - ook bekend als recht bij gewapende conflicten - is bedoeld om de gevolgen van een gewapend conflict te verlichten door diegenen die niet aan het conflict deelnemen te beschermen, en door de middelen en methoden van oorlogvoering te reguleren;

F.  overwegende dat dat ziekenhuizen en medisch personeel expliciet beschermd zijn krachtens het internationaal humanitair recht en dat het doelbewust tot doelwit maken van burgers en civiele infrastructuur als een ernstige inbreuk op het internationaal humanitair recht wordt beschouwd;

G.  overwegende dat per 14 maart 2016 52 landen, waaronder diverse maar niet alle EU-lidstaten, de Verklaring inzake veilige scholen hadden onderschreven na de Conferentie van Oslo over veilige scholen in mei 2015;

H.  overwegende dat de Raad Buitenlandse Zaken, toen hij de EU-richtsnoeren inzake de bevordering van de naleving van het internationaal humanitair recht goedkeurde, het belang benadrukte van het effectief afhandelen van de nasleep van ernstige schendingen van de internationale humanitaire en mensenrechtenwetgeving door het steunen van passende verantwoordingsmechanismen en wees op de belangrijke rol van die het Internationaal Strafhof (ICC) kan spelen in situaties waarin de staat of de staten in kwestie niet in staat of niet bereid zijn hun rechtsmacht uit te oefenen; overwegende dat in de EU-richtsnoeren de relevante werkgroepen van de Raad wordt opgedragen toezicht uit te oefenen op situaties die voor toepassing van het IHR in aanmerking kunnen komen en in dergelijke gevallen maatregelen op te stellen en aan te bevelen die de naleving van het IHR ten goede kunnen komen (paragraaf 15a);

I.  overwegende dat het Internationaal Comité van het Rode Kruis (ICRC) tussen 2012 en 2015 een breed raadplegingsproces heeft gehouden over hoe de rechtsbescherming van slachtoffers van gewapende conflicten kan worden verbeterd en hoe de mechanismen voor de naleving van het IHR doeltreffender kunnen worden gemaakt;

J.  overwegende dat de landen die deelnamen aan de 32e Internationale Conferentie van het Rode Kruis en de Rode Halve Maan in december 2015 uiteindelijk geen overeenstemming konden bereiken over een door het ICRC en de regering van Zwitserland voorgesteld nieuw mechanisme om de naleving van het IHR te verbeteren; overwegende dat het voorgestelde nieuwe mechanisme de organisatie van een jaarlijkse bijeenkomst van de landen die partij zijn bij de Verdragen van Genève met zich mee zou hebben gebracht; overwegende dat de deelnemende landen zijn overeengekomen een nieuw intergouvernementeel proces op te starten om mogelijkheden te onderzoeken voor de verbetering van de naleving van het IHR, met als doel de resultaten te presenteren op het volgende Internationale Congres in 2019;

1.  geeft uiting aan zijn geschoktheid en diepe bezorgdheid over de dodelijke aanvallen op ziekenhuizen en scholen, die in alarmerend vaak voorkomen bij gewapende conflicten overal in de wereld, waarbij patiënten, studenten, medisch en onderwijzend personeel, verleners van humanitaire hulp, vrijwilligers en gezinnen doelwitten en slachtoffers worden, terwijl internationale veroordelingen zelden leiden tot onafhankelijke onderzoeken en het werkelijk afleggen van verantwoording; verzoekt de lidstaten, de EU-instellingen en de vicevoorzitter/hoge vertegenwoordiger de ware omvang van deze noodsituatie onder ogen te zien en zo snel mogelijk een concreet tijdgebonden actieplan op te stellen om de invloed van de EU en de lidstaten volledig aan te wenden teneinde dergelijke schendingen en misdrijven een halt toe te roepen;

2.  veroordeelt aanvallen op ziekenhuizen en scholen, die verboden zijn krachtens het internationaal recht, en onderkent dat dergelijke daden ernstige schendingen van het Verdrag van Genève uit 1949 kunnen vormen en als oorlogsmisdaden kunnen worden bestempeld krachtens het Statuut van Rome van het ICC; is ervan overtuigd dat het behoud van gezondheidszorg- en onderwijsvoorzieningen als neutrale, beschermde ruimtes tijdens gewapende conflicten afhangt van de resultaten van transparant, onafhankelijk en onpartijdig onderzoek naar de wrede aanvallen die zich hebben voorgedaan en van het bereiken van een situatie waarin daadwerkelijk verantwoording moet worden afgelegd voor begane misdrijven;

3.  is van mening dat humanitaire hulpverleners die levensreddend werk verrichten in uiterst moeilijke omstandigheden altijd beschermd moeten worden;

4.  veroordeelt het feit dat partijen bij gewapende conflicten ziekenhuizen en scholen gebruiken, waardoor deze het doelwit worden van aanvallen; herinnert eraan dat degenen die beschermde mensen of eigendommen als menselijk schild of dekmantel gebruiken zich ook schuldig maken aan schendingen van het IHR;

5.  benadrukt dat de aanvallen niet alleen fysieke schade berokkenen aan scholen en ziekenhuizen, maar ook tot gedwongen sluitingen en de verstoring van de werking van deze instellingen leiden en ernstige schade toebrengen aan het zorg- en onderwijsstelsel in zijn geheel;

6.  spoort de EU en haar lidstaten aan zich volledig te scharen achter de oproep van de secretaris-generaal van de VN aan alle lidstaten van de VN om de gelegenheid van de wereldtop over humanitaire hulp aan te grijpen om zich opnieuw te verbinden tot het beschermen van burgers en humanitaire hulpverleners door de regels na te leven waarmee ze eerder akkoord waren gegaan; benadrukt het belang dat de secretaris-generaal van de VN hecht aan de versterking van de internationale onderzoeks- en gerechtelijke stelsels, met inbegrip van het ICC, ter aanvulling van de nationale kaders, om een einde te maken aan de straffeloosheid voor IHR-schendingen;

7.  verzoekt de EU en haar lidstaten op de wereldtop over humanitaire hulp een alomvattende overeenkomst te bepleiten over praktische wijzen om de eerbiediging van het IHR te versterken, zoals verbreiding van de IHL-regels onder regionale en nationale regeringen, veiligheidstroepen, plaatselijke autoriteiten en leiders van gemeenschappen en de rol van het ICC bij het beëindiging van de straffeloosheid voor schendingen van het IHR te ondersteunen;

8.  onderkent het belang en het unieke karakter van de EU-richtsnoeren inzake de bevordering van de naleving van het internationaal humanitair recht, aangezien geen enkele andere staat of organisatie een gelijkwaardig document heeft aangenomen; verzoekt de EU en haar lidstaten de EU-richtsnoeren toe te passen;

9.  verzoekt de Raad Buitenlandse Zaken en de vicevoorzitter/hoge vertegenwoordiger om een herziening van de huidige toewijzing van verantwoordelijkheden, op grond waarvan de tenuitvoerlegging van de IHR-richtsnoeren in eerste instantie een bevoegdheid is van de door het voorzitterschap van de Raad voorgezeten Werkgroep internationaal publiekrecht van de Raad, zodat EU-beleid en -maatregelen op het vlak van het IHR op samenhangende en doeltreffende wijze worden ontwikkeld; benadrukt in dit verband dat in de EU-richtsnoeren "de bevoegde Raadsgroepen" de taak wordt toevertrouwd situaties te volgen waarin het IHR wellicht van toepassing is en desgevallend maatregelen aan te bevelen die de naleving van het IHR ten goede kunnen komen (paragraaf 15, onder a)); verzoekt de desbetreffende Raadsgroepen dit mandaat aan te wenden om de huidige spoedeisende crisis van niet-naleving aan te pakken;

10.  herinnert aan het in de EU-richtsnoeren ingenomen standpunt op grond waarvan, waar nodig, overwogen zal worden een beroep te doen op de diensten van de Internationale Commissie voor feitenonderzoek (IHFFC), ingesteld bij het aanvullend protocol I bij de Verdragen van Genève van 1949, die met haar capaciteit op het gebied van feitenonderzoek en "goede diensten" de inachtneming van het IHR kan helpen verbeteren; constateert dat er geen gebruik is gemaakt van de diensten van de IHFFC, en dringt er bij de Raad, de lidstaten en de EDEO op aan serieus te overwegen deze commissie te activeren, voor de eerste keer sinds de oprichting ervan, om de aanvallen op ziekenhuizen en scholen aan de orde te stellen als een spoedeisende crisissituatie wat betreft de naleving van IHR-normen;

11.  wijst met bezorgdheid op de momenteel beperkte institutionele armslag waarover de internationale gemeenschap beschikt om gemeenschappelijke zorgenpunten met betrekking tot de tenuitvoerlegging van het IHR aan te pakken; neemt in dit verband ter kennis dat de landen die in december 2015 deelnamen aan de 32e Internationale Conferentie van het Rode Kruis en de Rode Halve Maan er niet in zijn geslaagd om het eens te worden over een nieuw mechanisme waarmee het governancesysteem van het IHR verstevigd zou worden door het instellen van een jaarlijkse bijeenkomst van landen om de dialoog te bevorderen en door periodieke verslaglegging over nationale naleving van het IHR in te voeren; verzoekt de EU en haar lidstaten te streven naar betere resultaten bij het volgende intergouvernementele proces;

12.  benadrukt dat er meer moet worden gedaan om de veiligheid van humanitaire organisaties en hun personeel te waarborgen; is er voorstander van dat in het internationaal recht stelselmatig clausules worden opgenomen ter versterking van de verantwoordingsplicht met betrekking tot de bescherming van humanitaire hulpverleners en dat er strikte en stelselmatige monitoring plaatsvindt van aanvallen op hulpverleners;

13.  verzoekt zijn voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Raad, de Commissie, de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de secretaris-generaal van de VN, de voorzitter van de Algemene Vergadering van de VN en de regeringen van de lidstaten van de VN.