ONTWERPRESOLUTIE over de follow-up van de resolutie van 11 februari 2015 over het verslag van de senaat van de VS over het gebruik van foltering door de CIA
9.5.2016 - (2016/2573(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 128, lid 5, van het Reglement
Monika Hohlmeier, Jeroen Lenaers namens de PPE-Fractie
B8-0584/2016
Resolutie van het Europees Parlement over de follow-up van de resolutie van 11 februari 2015 over het verslag van de senaat van de VS over het gebruik van foltering door de CIA
Het Europees Parlement,
– gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), en met name de artikelen 2, 3, 4, 6, en 21,
– gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,
– gezien het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de protocollen daarbij,
– gezien de relevante VN-mensenrechtenverdragen, met name het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 16 december 1966, het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing van 10 december 1984 en de relevante protocollen daarbij, en het Internationaal Verdrag inzake de bescherming van alle personen tegen gedwongen verdwijning van 20 december 2006,
– gezien de richtsnoeren voor een EU-beleid ten aanzien van derde landen inzake foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing en de EU-richtsnoeren inzake de doodstraf,
– gezien het door de speciale rapporteur voor foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing opgestelde verslag van de VN-Raad voor de mensenrechten, dat ingaat op onderzoekscommissies als reactie op systematische of sporadische gevallen van foltering of andere vormen van mishandeling[1],
– gezien de gezamenlijke verklaring van de VS en de EU van 15 juni 2009 over sluiting van Guantánamo Bay en toekomstige samenwerking op het gebied van terrorismebestrijding,
– gezien de arresten van het Europees Hof voor de rechten van de mens in de zaken Nasr en Ghali vs. Italië (Abu Omar) van februari 2016, Al Nashiri vs. Polen en Husayn (Abu Zubaydah) vs. Polen van juli 2014, en El-Masri vs. de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië van december 2012,
– gezien Resolutie 2178(2014) van de VN-Veiligheidsraad van 24 september 2014 over terroristische daden die een bedreiging vormen voor de internationale vrede en veiligheid,
– gezien zijn resoluties van 14 februari 2007[2] en 19 februari 2009[3] over het verondersteld gebruik door de CIA van Europese landen voor het vervoer en illegaal vasthouden van gevangenen,
– gezien zijn resolutie van 11 september 2012 over het veronderstelde vervoer en illegaal vasthouden van gevangenen in Europese landen door de CIA: follow-up bij het verslag van de Commissie TDIP van het Europees Parlement[4],
– gezien Uitvoeringsbevel (Executive Order) 13491 van president Obama van 22 januari 2009 betreffende wettelijke grenzen die bij het verhoor van personen in acht moeten worden genomen,
– gezien de State of the Union-toespraak van president Obama van 20 januari 2015,
– gezien zijn plenaire debat van 17 december 2014 over het verslag van de senaat van de VS over het gebruik van foltering door de CIA,
– gezien zijn resolutie van 11 februari 2015 over het verslag van de senaat van de VS over het gebruik van foltering door de CIA[5],
– gezien de parlementaire onderzoeksmissie van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken naar Boekarest, Roemenië, van 24 en 25 september 2015, en het verslag hierover,
– gezien de hoorzitting van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken van 13 oktober 2015 over onderzoek naar het veronderstelde vervoer en illegaal vasthouden van gevangenen in Europese landen door de CIA,
– gezien de publicatie van de studie van 2015 van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken getiteld "A quest for accountability? EU and Member State inquiries into the CIA Rendition and Secret Detention Programme",
– gezien het inmiddels afgesloten onderzoek uit hoofde van artikel 52 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens met betrekking tot het illegaal vasthouden en vervoer door de CIA van gevangenen die van terroristische daden worden beschuldigd, en het verzoek van de secretaris-generaal van de Raad van Europa aan alle landen die partij zijn bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens om hem informatie te verschaffen over voorbije of lopende onderzoeken, over relevante zaken in nationale rechtbanken en over andere maatregelen die voor 30 september 2015 in verband met dit onderzoek werden genomen[6],
– gezien de vragen aan de Raad en de Commissie over de follow-up van de resolutie van het Europees Parlement van 11 februari 2015 over het verslag van de senaat van de VS over het gebruik van foltering door de CIA (O-000038/2016 – B8-0367/2016 en O‑000039/2016 – B8-0368/2016),
– gezien de ontwerpresolutie van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken,
– gezien artikel 128, lid 5, en artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de EU is gegrondvest op de beginselen van democratie en de rechtsstaat en op de eerbiediging van de mensenrechten, de grondrechten, de menselijke waardigheid en het internationaal recht, niet alleen in haar interne beleid, maar ook naar buiten toe; overwegende dat de gehechtheid van de EU aan de mensenrechten, ondersteund door de inwerkingtreding van het Handvest van de grondrechten van de EU en het proces van toetreding tot het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, in alle beleidsterreinen weerspiegeld moet worden om het mensenrechtenbeleid van de EU doeltreffend en geloofwaardig te maken;
B. overwegende dat het Parlement er herhaaldelijk op heeft aangedrongen dat bij terrorismebestrijding de menselijke waardigheid, de mensenrechten en de fundamentele vrijheden worden geëerbiedigd, ook in het kader van internationale samenwerking op dit gebied, op basis van EU-Verdragen, het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, nationale grondwetten en wetgeving inzake grondrechten;
C. overwegende dat het Parlement, naar aanleiding van de bevindingen van de tijdelijke commissie "verondersteld gebruik door de CIA van Europese landen voor het vervoer en illegaal vasthouden van gevangenen", de door de VS geleide uitleverings- en geheime ondervragingsprogramma's van de CIA, waarbij sprake was van onrechtmatige en willekeurige detentie, foltering en andere vormen van mishandeling, krachtig heeft veroordeeld;
D. overwegende dat een degelijk verantwoordingsproces van essentieel belang is om het vertrouwen van de burgers in de democratische instellingen van de EU te behouden, de mensenrechten doeltreffend te beschermen en te bevorderen binnen het interne en externe beleid van de EU, en een legitiem en doeltreffend rechtsstatelijk veiligheidsbeleid te waarborgen;
E. overwegende dat de Verenigde Staten op 11 september 2001 op nooit eerder vertoonde wijze door terroristen van Al Qaida werden aangevallen, waarbij meer dan 3 000 mensen om het leven kwamen toen vliegtuigen zich in de Twin Towers van het World Trade Centre en in het Pentagon boorden en een ander vliegtuig neerstortte in een veld in Pennsylvania;
F. overwegende dat de betrekkingen tussen de EU en de VS gebaseerd zijn op een sterk partnerschap en op samenwerking op velerlei gebied, op basis van gemeenschappelijke waarden als democratie, de rechtsstaat en de grondrechten; overwegende dat de EU en de VS hun inspanningen op het gebied van terrorismebestrijding sinds de terroristische aanslagen van 11 september 2001 hebben opgevoerd;
G. overwegende dat de Europese Unie, de EU-lidstaten en de Verenigde Staten op 15 juni 2009 een gezamenlijke verklaring hebben ondertekend betreffende de sluiting van het detentiecentrum van Guantánamo Bay en toekomstige samenwerking op het gebied van terrorismebestrijding gebaseerd op gemeenschappelijke waarden, het internationaal recht en de eerbiediging van de rechtsstaat en de rechten van de mens;
H. overwegende dat de hulp van de EU-lidstaten bij de hervestiging van enkele van de gedetineerden traag en beperkt is geweest;
I. overwegende dat president Obama het Congres op 23 februari 2016 een plan heeft voorgelegd om de Amerikaanse militaire gevangenis in Guantánamo Bay, Cuba, voorgoed te sluiten;
J. overwegende dat de "Select Committee on Intelligence" (SSCI) van de senaat van de VS op 3 december 2014 na 6 jaar van onderzoek een samenvatting openbaar heeft gemaakt van haar onderzoek naar het detentie- en ondervragingsprogramma van de CIA (Central Intelligence Agency);
K. overwegende dat het Parlement naar aanleiding van deze samenvatting de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, de Commissie buitenlandse zaken en de Subcommissie mensenrechten heeft opgedragen het onderzoek naar het veronderstelde vervoer en illegaal vasthouden van gevangenen in Europese landen door de CIA, te hervatten en binnen een jaar verslag uit te brengen aan de plenaire vergadering;
L. overwegende dat in het kader van dit hervatte onderzoek een parlementaire onderzoeksmissie naar Roemenië werd georganiseerd, waar zich geheime CIA-detentiecentra zouden bevinden, en dat er relevante gegevens en bewijsstukken werden verzameld betreffende mogelijke omkoping of andere vormen van corruptie in verband met het CIA-programma en een hoorzitting werd gehouden in aanwezigheid van nationale parlementen en deskundigen, met als doel om alle afgeronde en lopende parlementaire en gerechtelijke onderzoeken te inventariseren;
1. herhaalt zijn krachtige veroordeling van "verbeterde ondervragingstechnieken", die door het internationaal recht worden verboden en onder meer een inbreuk vormen op het recht op vrijheid, veiligheid, een humane behandeling, vrijwaring van foltering, het vermoeden van onschuld, een eerlijk proces, rechtsbijstand en gelijke rechtsbescherming;
2. neemt in overweging dat de lidstaten zich bereid hebben verklaard het internationaal recht te zullen eerbiedigen; benadrukt bijgevolg dat lidstaten die onafhankelijke en doeltreffende onderzoeken uitvoeren naar mensenrechtenschendingen in verband met het CIA-programma, hun onderzoeken moeten baseren op sluitend juridisch bewijsmateriaal en op eerbiediging van de nationale rechtsstelsels en het EU-recht, en niet slechts op speculaties in de media en de publieke opinie;
3. benadrukt het buitengewone belang en de strategische aard van de trans-Atlantische betrekkingen wanneer de mondiale instabiliteit toeneemt; is van mening dat deze betrekkingen, die zowel op gemeenschappelijke belangen als gedeelde waarden zijn gebaseerd, verder moeten worden versterkt op basis van de eerbiediging van het multilateralisme, de internationale rechtsstaat en onderhandelde conflictoplossing;
4. benadrukt andermaal dat in de strijd tegen terrorisme, ook binnen de EU, een cruciale rol is weggelegd voor de VS; is van mening dat de trans-Atlantische samenwerking op het gebied van terrorismebestrijding moet worden gehandhaafd, tot wederzijds voordeel van de burgers aan weerszijden van de Atlantische Oceaan en met volledige inachtneming van de fundamentele mensenrechten en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer zoals gewaarborgd door de wetgeving van de Unie; wenst dat de politieke dialoog tussen de trans-Atlantische partners op het vlak van veiligheid en terrorismebestrijding, met inbegrip van de bescherming van de burger- en mensenrechten, wordt voortgezet om terrorisme doeltreffend te bestrijden;
5. onderstreept dat trans-Atlantische samenwerking op basis van gemeenschappelijke waarden zoals de bevordering van vrijheid en veiligheid, democratie en fundamentele mensenrechten een belangrijke prioriteit van de buitenlandse betrekkingen van de EU is en moet zijn; herhaalt het heldere standpunt dat in de verklaring van de VS en EU van 2009 werd ingenomen, namelijk dat bij gezamenlijke inspanningen om terrorisme te bestrijden de uit het internationaal recht voortvloeiende verplichtingen moeten worden nageleefd, in het bijzonder de internationale mensenrechtenwetgeving en het humanitair recht, en dat dit onze landen sterker en veiliger zal maken;
6. onderstreept nogmaals zijn vastberadenheid om met de VS samen te werken in de mondiale strijd tegen het terrorisme, waarbij volledige en strikte naleving van de grondrechten en de uit de rechtsstaat voortvloeiende verplichtingen moet worden gewaarborgd; benadrukt voorts dat eerbiediging van de mensenrechten en doeltreffende maatregelen ter bestrijding van terrorisme niet met elkaar in tegenspraak zijn, doch elkaar aanvullende en versterkende doelstellingen vormen; wijst erop dat de eerbiediging van de grondrechten van essentieel belang is voor het welslagen van het terrorismebestrijdingsbeleid; herinnert eraan dat terrorismebestrijding een multilaterale benadering vereist en pleit daarom actief voor een mondiale alliantie tegen terrorisme binnen de Verenigde Naties, waarbij alle internationale actoren betrokken worden;
7. is verheugd dat de voortdurende inspanningen van president Obama om het detentiecentrum op de Amerikaanse militaire basis in Guantánamo Bay, Cuba, te sluiten en om te zorgen voor de vrijlating van de gedetineerden die niet in staat van beschuldiging zijn gesteld, onlangs tot positieve ontwikkelingen hebben geleid; benadrukt dat president Obama in zijn State of the Union-toespraak van 20 januari 2015 opnieuw heeft verklaard vastbesloten te zijn om zijn verkiezingsbelofte uit 2008 om de gevangenis van Guantánamo Bay te sluiten, na te komen, en is voorts ingenomen met het plan dat de president op 23 februari 2016 heeft voorgelegd aan het Congres; dringt er verder op aan dat de overgebleven gevangenen worden overgebracht naar reguliere detentiecentra op het vasteland, worden vastgehouden onder detentieomstandigheden die in overeenstemming zijn met de internationale normen en op legitieme wijze worden aangeklaagd voor en worden vervolgd door normale rechtbanken;
8. dringt aan op intensivering van de regelmatige, gestructureerde interparlementaire dialoog tussen de EU en de VS, in het bijzonder tussen de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken van het Europees Parlement en haar relevante tegenhangers in het Amerikaanse Congres en de Amerikaanse senaat, en wel door alle mogelijkheden voor samenwerking en dialoog te benutten waarin de trans-Atlantische wetgeversdialoog voorziet; is ingenomen met de 78e bijeenkomst in het kader van de trans-Atlantische wetgeversdialoog tussen het Europees Parlement en het Amerikaanse Congres, die van 26 t/m 28 juni 2016 zal plaatsvinden in Den Haag, en ziet deze bijeenkomst als een kans om deze samenwerking te versterken, aangezien de samenwerking op het gebied van terrorismebestrijding een wezenlijk onderdeel van de discussie zal vormen;
9. wenst dat de lidstaten in het licht van de nauwere samenwerking en informatie-uitwisseling tussen hun inlichtingen- en veiligheidsdiensten ervoor zorgen dat door middel van passend intern, uitvoerend, gerechtelijk en onafhankelijk parlementair toezicht volwaardige democratische controle wordt uitgeoefend op deze diensten en hun activiteiten;
10. herinnert eraan dat de nationale parlementen in het kader van hun functie als toezichthouder op de uitvoerende macht, en de nationale en Europese rechterlijke instanties in het kader van hun functie als hoedster van de rechtsstaat en de grondrechten van burgers, het Europees Hof voor de rechten van de mens in het bijzonder, de aangewezen instanties zijn om onderzoeken in te stellen naar en over te gaan tot strafrechtelijke vervolging in verband met het veronderstelde vervoer en illegaal vasthouden van gevangenen in Europese landen door de CIA, en om slachtoffers te verzekeren van doeltreffende voorzieningen in rechte;
11. merkt op dat Thorbjørn Jagland, secretaris-generaal van de Raad van Europa, op 11 februari 2016 de beslissing heeft genomen tot sluiting van het tien jaar durende onderzoek naar het illegaal vasthouden en vervoer door de CIA van gevangenen die van terroristische daden worden beschuldigd, een onderzoek dat destijds door zijn voorganger was gestart uit hoofde van artikel 52 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens; merkt op dat niet alle nationale antwoorden substantieel waren, maar dat de procedure niettemin informatie heeft opgeleverd die vervolgens door de Raad van Europa is gebruikt om de schendingen in kwestie in kaart te brengen en aan te pakken;
12. wijst erop dat het onderzoek van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken naar het veronderstelde vervoer en illegaal vasthouden van gevangenen in Europese landen door de CIA geen belangrijke aanvullende conclusies heeft opgeleverd en draagt deze commissie daarom op, zoals de Raad van Europa op 11 februari 2016 heeft gedaan, het onderzoek, dat een jaar zou duren, te sluiten;
13. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie en de Raad alsmede aan de nationale parlementen.
- [1] A/HRC/19/61, 18.1.2012.
- [2] PB C 287 E van 29.11.2007, blz. 309.
- [3] PB C 76 E van 25.3.2010, blz. 51.
- [4] PB C 353 E van 3.12.2013, blz. 1.
- [5] Aangenomen teksten, P8_TA(2015)0031.
- [6] http://website-pace.net/documents/19838/2008330/AS-JUR-INF-2016-06-EN.pdf/f9280767-bf73-44a1-8541-03204e2dfae3