ONTWERPRESOLUTIE over de situatie in Venezuela
1.6.2016 - (2016/2699(RSP))
ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement
Ernest Urtasun, Molly Scott Cato, Bronis Ropė, Igor Šoltes, Ernest Maragall, Barbara Lochbihler namens de Verts/ALE-Fractie
Het Europees Parlement,
– gezien zijn eerdere resoluties over Venezuela,
– gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de situatie in Venezuela om een aantal heel uiteenlopende redenen bijzonder gespannen is;
B. overwegende dat inkomsten in de vorm van buitenlandse valuta in Venezuela over het algemeen vooral afkomstig zijn uit de oliesector en dat de instorting van de olieprijs tot een sterke inkrimping van de Venezolaanse economie heeft geleid;
C. overwegende dat de inflatie is opgelopen tot 700 %, een wereldwijd recordniveau;
D. overwegende dat de toevoer van basisconsumptiegoederen zoals voedsel en geneesmiddelen het volstrekt laat afweten, en dat tot 40 % van alle in Venezuela geproduceerde of ingevoerde basisgoederen - die uit sociale overwegingen opzettelijk goedkoop worden gehouden - opgaat in de zwarte handel met buurlanden;
E. overwegende dat de lang gevraagde verhoging van de extreem lage brandstofprijs en de liberalisering van de wisselkoersen ook een negatieve impact hebben gehad op de inkomens en de toegang tot goederen;
F. overwegende dat de ongeziene droogte ten gevolge van het El Niño-fenomeen het land extra onder druk zet; overwegende dat de beslissing die is genomen om in 70 % van de energiebehoefte van het land te voorzien met behulp van waterkracht, ten koste van andere bronnen van hernieuwbare energie, tot de huidige extreme energieschaarste heeft geleid en tot de sluiting van zowel privébedrijven als overheidsinstanties;
G. overwegende dat de Venezolaanse president, Nicolás Maduro, de noodtoestand met nog eens 60 dagen heeft verlengd;
H. overwegende dat de oppositie bij de parlementsverkiezingen van december 2015 als winnaar uit de bus is gekomen, hetgeen voor een niet onaanzienlijk deel te wijten is aan de grootschalige onthouding van voormalige PSUV-kiezers en tot een tot dan ongeziene cohabitatie van de uitvoerende, gerechtelijke en wetgevende macht heeft geleid;
I. overwegende dat de oppositie een procedure voor een referendum heeft ingeleid met als doel het mandaat van de Venezolaanse president in te trekken, conform de Venezolaanse grondwet van 1999, die in de mogelijkheid voorziet om alle ambtsbekleders op welk niveau dan ook uit hun ambt te ontzetten zodra de helft van hun mandaat verstreken is;
J. overwegende dat dit mechanisme nergens anders ter wereld bestaat en verscheidene voorwaarden vooropstelt, onder meer dat ten minste 1 % van de kiesgerechtigden in elke federale staat om het opstarten van de procedure moet verzoeken, 20 % van de kiesgerechtigden om het referendum moet verzoeken, ten minste 25 % van de kiesgerechtigden daadwerkelijk hun stem moet uitbrengen, en tot slot dat er meer mensen tegen dan voor de ambtsbekleder in kwestie moeten stemmen;
K. overwegende dat in de 20e eeuw conflicten in de hele regio steevast met geweld werden opgelost; overwegende dat de sterke aanwezigheid van geweld in alle lagen van het dagelijks leven voortduurt en Venezuela, dat in tegenstelling tot de meeste andere landen in de regio geen burgeroorlogen heeft doorgemaakt, hierdoor dreigt te worden geruïneerd;
L. overwegende dat straffeloosheid een diepgeworteld fenomeen is in Venezuela, en dat er nog altijd niet is vastgesteld wie verantwoordelijk is voor moorden en bloedbaden zoals in de gevangenis van Catia in 1992;
M. overwegende dat de gewelddadige gebeurtenissen van 2014, waarbij ten minste 43 mensen vermoord werden, ongestraft blijven, hoewel een waarheidscommissie belast is met de taak duidelijkheid te scheppen over misdaden die de voorbije decennia zijn begaan en de weg te effenen voor gewone rechtszaken en straffen;
N. overwegende dat UNASAR en de OAS momenteel een bemiddelingsinitiatief leiden met als doel de politieke dialoog binnen het kader van de grondwet te herstellen; overwegende dat de voormalige Spaanse president, José Luis Rodríguez Zapatero, de diplomatieke inspanningen leidt, met de steun van Amerikaans minister John Kerry;
1. vraagt alle betrokken partijen met klem om de instabiliteit in het land niet verder aan te wakkeren, elke vorm van geweld en een herhaling van het bloedvergieten naar aanleiding van de gewelddadige demonstraties begin 2015 te vermijden, de wet te eerbiedigen en binnen het kader van de rechtsstaat en de nationale grondwet een constructieve dialoog aan te gaan;
2. onderstreept dat het de Venezolaanse bevolking is die op democratische wijze moet beslissen over het sociale en economische model van het land;
3. dringt erop aan dat andere landen de huidige situatie in Venezuela niet mogen misbruiken voor binnenlandse doeleinden, binnen hun eigen grenzen;
4. veroordeelt ten zeerste alle oproepen voor het omverwerpen van de regering, met name via een militair optreden, zoals gedaan door de voormalige president van Colombia, Alvaro Uribe, tijdens een toespraak in Miami op 12 mei 2016; dringt erop aan dat politieke verandering uitsluitend op wettelijke wijze en via verkiezingen mag worden bewerkstelligd;
5. verzoekt alle betrokken partijen een plan voor humanitaire hulpverlening uit te werken en een eind te maken aan zwarte handel, smokkelarij en andere activiteiten die het met name de armere lagen van de Venezolaanse bevolking moeilijk maken om basisgoederen te verkrijgen;
6. is ingenomen met de inspanningen van UNASUR en de secretaris-generaal van UNASUR, Ernesto Samper, de voormalige president van Spanje, José Luis Rodríguez Zapatero, de voormalige president van de Dominicaanse Republiek, Leonel Fernández, en de voormalige president van Panama, Martín Torrijos, om een nationale dialoog op gang te brengen tussen vertegenwoordigers van de Venezolaanse regering en de door de MUD vertegenwoordigde oppositie;
7. verzoekt de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid, Federica Mogherini, deze inspanningen te steunen zodat er opnieuw vreedzaam kan worden onderhandeld en het conflict niet verder ontspoort;
8. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de parlementen en regeringen van de lidstaten, de regering en autoriteiten van Venezuela en de EuroLat-vergadering.